Het beste boek van 2015

Peter Verhelst was er bijna niet meer geweest. Ruim twee jaar geleden was hij betrokken bij een verkeersongeval: ‘Vlak voor de brug van Wetteren haal ik op de middenstrook een vrachtwagen in en zie ik uit mijn ooghoek een grote autoband.’ In die seconden dat het ongeval gebeurt, splitst de tijd zich op en ziet Verhelst

de plekken en de tijden waar ik tijdens het ongeval een glimp van opving, de waarheden, maar niet noodzakelijk in filosofische, en zeker niet in religieuze zin.

Deze ervaring is gevangen in De kunst van het crashen, een ode aan die plekken en tijden die Verhelst zag.

In driehonderd bladzijden zijn die luttele seconden gevangen. Wanneer de vertelde tijd (de temporele duur – de handvol seconden) kleiner is dan de verteltijd (de duur in bladzijden – driehonderd in dit geval), dan is er sprake van tijdsvertraging: er wordt relatief lang (in woorden/bladzijden) verhaald over een gebeurtenis. Mijn eerste associatie bij zo’n vertraging is dat er veel aandacht besteed wordt aan irrelevante details, maar die vooronderstelling klopt niet wanneer we naar De kunst van het crashen kijken. Daar is namelijk geen enkel detail irrelevant. Elk beeld, elke zin draagt bij aan die prismatische ervaring.

Verhelst voert de vertraging tot in het extreme door. Dat doet hij door in verschillende delen verschillende verhalen te vertellen die met elkaar verbonden zijn door motieven, terugkerende personages, repetitieve zinnen en constructies, wat zo’n beetje Verhelsts brand is. Ook wel bekend als de verhalen-in-verhalen. Toch is die benaming hier minder op zijn plaats, want De kunst van het crashen is een synthese van allerlei verhalen die van gelijk niveau zijn, in elkaar overvloeien en elkaar versterken: het ene element komt in een ander deel weer terug, dan maakt die persoon weer een cameo in een ander gedeelte, of nog implicieter: de ideeën van Francis Bacon die Verhelst bespreekt en onderzoekt zijn op heel andere niveaus overal in de roman aan te wijzen. Er is geen sprake van autonome lagen van inbedding, maar op talloze niveaus lopen de nevengeschikte verhaallijnen in elkaar over, naar analogie van de opgesplitste tijden die Verhelst voorbij ziet flitsen.

Dat subtiele spel met tijd en ruimte resulteert in prachtig proza, en niet alleen in de afdeling met dezelfde titel. Vooral het laatste deel Thuis (wat zowel slaat op het thuiskomen als het weer terugkomen in de wereld der levenden) is fantastisch: zuiver beeldend, enthousiasmerend erudiet en doordacht. Het begint al in het eerste hoofdstuk van dat deel met:

Een witte wolk.
De wolk bestaat uit ragfijne nevelvlaggen die klapperen, wapperen, zich verstrengelen, weer uiteenwaaien, tientallen vlaggen, alsof de wind uit allerlei richtingen komt. Waardoor die wolk zich constant, in alle tinten tussen wit en zilver in, binnenstebuiten keert.
Aan de rand rafelend en verdampend.
En zich weer samentrekt, zichzelf weer naar binnen zuigt.
En zich weer uitstulpt.
Dat grote,
witte,
zuchtende
pulseren.

Verhelst maakt van een wolk een onmogelijke wolk die vele bewegingen maakt, naar buiten en naar binnen, zonder dat we dat ooit duidelijk zien kunnen. De poëtische beelden neigen door de korte alinea’s, vaak van maar één zin, gebroken zinnen, poëtische vormen naar poëzie. Deze stukken vormen het betere deel van De kunst van het crashen. Daartegenover staan mindere passages zoals in het tweede deel dat grotendeels vanuit het jij-perspectief verteld wordt. Misschien moet de afstand tussen verhaal, auteur en lezer zo verkleind worden, maar bij mij zorgde dat ervoor dat ik me juist afzette tegen het verhaal, omdat de jij-vorm te dwingend is voor de lezer: jij doet zus, jij doet zo.

Peter Verhelst De kunst van het crashen

De facetogen van Verhelst merken op en registreren, en het allerbelangrijkste: Verhelst vindt elke keer opnieuw de juiste woorden om zo precies mogelijk te zijn. Hoe vaak Verhelst ook bepaalde locaties, emoties of stiltes beschrijft, het is elke keer weer een variatie, waardoor dit proza zowel zeer dynamisch is (gecombineerd met die temporele en ruimtelijke transgressies) als vroom is door zijn eigen ingekeerdheid. Het is enorm flexibel (als het synthetische weefsel van een airbag), maar ook breekbaar, net zoals Verhelst zelf, alhoewel in beide gevallen de herstelkracht waarachtig groot is, als salamanderstaarten.

Verreweg het meest imponerende is de verkenning van het gedachtegoed van Francis Bacon en de daarbij horende poëticale verkenningen van Verhelst met een glansrol voor eiland Sandy die we onder andere kennen uit Wij totale vlam, Verhelsts laatste poëziebundel. Bacons ideeën over schilderkunst, zijn procedés onderzoekt Verhelst in een essayistisch-poëtische vorm, wederom in dat laatste deel Thuis:

In een interview over het schilderij Paint vertelt de Ierse schilder Francis Bacon dat hij eerst een chimpansee in lang gras had willen schilderen, maar op de een of andere wijze brachten de lijnen hem bij een roofvogel die in een veld neerstreek. Bacon noemde de roofvogel: a bird alighting on a field. To alight betekent landen of neerstrijken, maar ook: uit een voertuig komen en ten slotte ook: opvlammen, oplichten.

Op 23 april 2013, rond halfeen werd ik op de E40 nabij Wetteren een man, alighting on a road.

Verhelst laat zichzelf haast met Bacons kunst samenvallen, wanneer hij zich abandoned, verlaten noemt, één van de drie soorten schilderijen die Bacon erkende. Deze schilderijen zijn achtergelaten, aan hun lot overgelaten, vernield. Die verlating wordt mythisch geladen wanneer het ultieme doel, dé utopie, Sandy Island, door de nevelvlaggen contour krijgt zonder ooit bereikt te worden, omdat het niet bestaat, maar tegelijkertijd wél:

We moeten de wereld blijven afzoeken, alle hoeken en kanten, onder elke steen, in elke holle ruimte. (…) Zolang we dat doen, blijft het eiland Sandy onbestaand, maar is het er en kunnen (…) de abandoned (…) onze voetstappen op het eiland Sandy achterlaten.

Gevangen in een Baconiaanse kubus, of met het auratische eiland Sandy in het vooruitzicht, of in elke nostalgische herinnering, of binnen elke opgesplitste en bezochte tijdseenheid: al deze plaatsen zijn er niet, maar tegelijkertijd zijn ze er wel. Verhelst spreekt over waarheid, over de waarheid van die plaatsen, niet dogmatisch, maar voor hemzelf. In het ziekenhuis:

Mijn vriendin wordt in de kooi toegelaten.

De kooi als getraliede, gelimiteerde wereld. Al deze plaatsen markeren de belangrijke momenten en ideeën in zijn leven die bewaard moeten worden, nu hij er nog is. De kunst van het crashen is daarom bovenal een grenservaring: de crash zorgt in die seconden voor een haast mystieke ervaring die zo overweldigend is, en zo geestverruimend dat Verhelst de Waarheid ziet, zodat al die momenten en plaatsen tezamen betekenis aan het leven geven en hoop genereren. De kunst van het crashen is daar de tekstuele weerslag van waarin Verhelst op grandioze wijze die indrukken in taal en beeld vangt zodat het voor de lezer, helemaal in dat laatste deel, zelf haast ook een grenservaring wordt die hoop geeft voor diens eigen leven.

De kracht en vitaliteit die het boek in zich draagt, maakt het voor mij (nu al) tot het beste boek van 2015. De kunst van het crashen is van wat ik tot nog toe van Verhelst gelezen heb het werk waarin zijn virtuositeit het meest pregnant en verstrekkend naar voren komt. Is dat omdat de spiegel die Verhelst heet en vele beelden en woorden laat weerkaatsen en zo krachtig laat samengaan met elkaar gebarsten is na de crash? Ja, maar dan helpen die barsten ook nog mee in een specialere uitwerking. Zoals Lady Gaga en Beyoncé zeggen in de videoclip van Telephone:

Trust is like a mirror. You can fix it if it’s broken, but you can still see the crack in that motherfucking reflection.

Die gebrokenheid is bij Verhelst ook zichtbaar, en tegelijkertijd het herstel en de revitalisering: die fusie maakt dit boek tot nog mooier proza dan het al was.

Obe Alkema

Peter Verhelst – De kunst van het crashen. Prometheus, Amsterdam. 304 blz. € 19,95.