‘This world is white no longer, and it will never be white again.’*

Amerika is het land van de vrijheid en onbegrensde mogelijkheden, maar ook het land waarin elke Afro-Amerikaan bewust is van zijn huidskleur. Met de verkiezing van president Barack Obama was er de hoop dat het verleden niet meer zo zwaar zou drukken op het heden.Helaas. Rellen in Ferguson, in Baltimore. ‘The past is never dead,’ schreef William Faulkner. ‘It’s not even past.’

De slavernij was dan wel afgeschaft, de Afro-Amerikaan bleef een tweederangsburger; tot midden jaren zestig van de twingtigste eeuw waren Afro-Amerikanen en blanken gelijk, onder het hemeltergende adagium ‘separate but equal’. Door de scheiding was de Afro-Amerikaan een machteloze toeschouwer in de wereld waarin hij leefde. Vijfenzeventig jaar geleden publiceerde Richard Wright de roman Native Son. In deze roman, één van de belangrijkste romans uit de Amerikaanse literatuurgeschiedenis van de 20e eeuw, zegt hoofdpersoon Bigger Thomas:

Goddammit, look! We live here and they live there. We black and they white. They got things and we ain’t. They do things and we can’t. It’s just like living in jail. Half the time I feel like I’m on the outside of the world peeping in through a knot-hole in the fence…

En vijfenzeventig jaar later heb ik, vanuit mijn luie stoel in Nederland, het idee dat maar al te veel Afro-Amerikanen in het hedendaagse Amerika vinden dat de woorden die Richard Wright zijn hoofdpersoon driekwart eeuw liet zeggen nog steeds op hen van toepassing zijn.

De segregatie is afgelopen, dat dan weer wel, maar de Afro-Amerikaan is nog altijd verdacht, schuldig tot zijn onschuld is bewezen. In Citizen. An American Lyric beschrijft Claudia Rankine wat het betekent om zwart te zijn in het Amerika van de 21e eeuw. In dit uiterst belangrijke boek combineert Rankine poëzie met essayisme. Het boek werd genomineerd voor de National Book Award en tweemaal voor de National Book Critics Circle Award in de categorie poëzie (gewonnen) en kritiek.

Waar Afro-Amerikaanse schrijvers als Richard Wright, James Baldwin en Ralph Ellison voor streden, was dat de Afro-Amerikaan zou worden beschouwd en behandeld als een volwaardig mens. Dat de Afro-Amerikaan net zo complex en ambigu is als een blanke Amerikaan, want het onmenselijke beeld wat de blanke Amerikaan had van Afro-Amerikanen kwam tot stand door het complexe te vereenvoudigen, door meerduidigheid te reduceren tot het ondubbelzinnige. En die reductie leidt tot vooroordelen, dat samen met haat het vehikel is van racisme.

De Afro-Amerikaan James Craig Anderson was het slachtoffer van een hate-crime, vermoord vanwege zijn huidskleur. In een tekst over deze moord schrijft Rankine:

It makes a dark subject. You mean a black subject. No, a black object.

En dit is de essentie van racisme. Het menselijke wordt veronachtzaamd, opzettelijk genegeerd. Anderson wordt overreden met een truck, want hij is in de ogen van zijn dader niets anders dan een ding.

De Afro-Amerikaan, de tweederangsburger, altijd verdacht. Rankine gaat naar het huis van haar nieuwe therapeut. Ze staat voor het huis en een vrouw opent de deur en schreeuwt:

Get away from my house! What are you doing in my yard?

Ze antwoordt dat ze en afspraak heeft.

Then she pauses. Everything pauses. Oh, she says, followed by, oh, yes, that’s right. I am sorry. I am so sorry, so, so sorry.

Natuurlijk is de moord op Anderson afschuwlijk, maar deze episode komt veel harder aan. De moordenaar van Anderson was een gek, een idioot, maar de vrouw heeft niet de geestelijke beperking van Andersons moordenaar, zij is een therapeut, een vrouw die heeft gestudeerd en het eerste wat ze denkt als een Afro-Amerikaanse vrouw in haar tuin staat is: problemen.

Citizen

Als Rankine in een drogisterij voor de kassa staat dringt er een man voor. De cassière zegt dat ze eerst was, de man draait zich om en is oprecht verbaasd.

Oh my God, I didn’t see you.

You must be in a hurry, you offer.

No, no, no, I really didn’t see you.

Blijkbaar is er nog steeds weinig veranderd sinds de publicatie van Ralph Ellison’s schitterende roman Invisible Man in 1952. De alinea waarmee de roman opent is te goed om niet in z’n geheel te citeren.

I am an invisible man. No, I am not a spook like those who haunted Allan Poe; nor I am one of your Hollywood-movie ectoplasms. I am a man of substance, of flesh and bone, fiber and liquids – and I might even be said to possess a mind. I am invisible, understand, simply because people refuse to see me. Like the bodiless heads you see sometimes in circus sideshows, it is as though I have been surrounded by mirrors of hard, distorting glass. When they approach me they see only my surroundings, themselves, or figments of their imagination – indeed, everything and anything except me.

De Afro-Amerikaan wordt beschouwd als anders, dat wil zeggen: niet blank. En dus wordt ze ook anders behandeld. Als ze met een blanke vriendin wil afrekenen, vraagt de man achter de kassa of haar pas wel werkt.

If this is his routine, he didn’t use it on the friend who went before you. As she picks up her bag, she looks to see what you will say. She says nothing. You want her to say something – both as witness and as a friend. She is not you; her silence says so.

Ze is niet anders, maar het zijn de anderen die haar beschouwen als niet hetzelfde en daarom moet ze zich constant verantwoorden, daarom moet ze continue aantonen dat ze net zo onschuldig is als haar blanke vriendin en de blanke patiënten van haar therapeut.

Het essay dat Rankine over Serena Williams schreef vond ik in eerste instantie niet zo sterk. En als een criticus of een lezer iets niet zo goed vindt, legt hij of zij de schuld automatisch bij de maker en niet bij zichzelf. Maar dat ik deze tekst niet direct kon waarderen lag niet aan Rankine, maar aan mijzelf en deze realisatie was pijnlijk confronterend. De tenniswereld is zo blank als elk doorsnee outfit op Wimbledon. Met argusogen bekijkt deze wereld de opkomst van de zusters Williams. Serena krijgt te maken met achterlijke scheidsrechterlijke dwalingen en wordt uitgefloten tijdens het toernooi van Indian Wells. In de halve finale van de US open staat ze tegenover Kim Clijsters. Williams serveert en heeft al een waarschuwing gehad als ze een voetfout maakt op haar eerste service. Tenminste dat denkt de lijnrechter. Het is matchpoint voor Clijsters en Williams gaat naar de lijnrechter toe en zegt: ‘

I swear to God I’m fucking going to take this fucking ball and shove it down your fucking throat, you hear that? I swear to God.

De lijnrechter vertelt de scheidsrechter wat Williams zei, als straf verliest ze het punt en dus de wedstrijd. Rankine neemt het voor Williams op en veroordeelt haar niet, maar ik vond het logisch dat ze het punt verloor, want fatsoen is belangrijk en zoiets zeg je niet. ‘Move on. Let it go. Come on,’ schrijft Rankine verderop en dat is wat ik dacht in 2009 toen ik het op tv zag en toen ik het essay las. Totdat ik me bewust werd dat mijn standpunt, het belang van fatsoen, het standpunt was van een blanke Nederlandse jongen, afkomstig uit een goed gezin, die in materiële en immateriële zin niks tekort kwam en altijd een sport heeft beoefend die in dit land door bijkans alleen blanken wordt beoefend. Het is dus makkelijk, veel te makkelijk gedacht dat fatsoen zo belangrijk is. Ik kan namelijk preken over fatsoen, omdat ik nooit ben gediscrimineerd, onderdrukt of getreiterd vanwege mijn uiterlijk. Mijn kansen en mogelijkheden zijn nooit beperkt vanwege mijn huiskleur, nooit heb ik me in een bepaalde wereld moeten vechten waarin iedereen mij constant bekijkt als die andere. Als je nooit in opstand hoeft te komen, als je nooit nee hoeft te zeggen, dan kan je makkelijk denken: ‘Move on. Let it go. Come on.’

In Citizen staan een aantal prachtige afbeeldingen, maar woorden zeggen meer dan beelden. Tenminste, als je zo goed schrijft als Rankine. Het cliché dat één foto meer zegt dan duizend woorden is onhoudbaar, want het beeld mist de nuance van de taal. En met betrekking tot racisme en segregatie is taal uiterst krachtig. ‘Perhaps the most insidious and least understood form of segregation is that of the word,’ citeert Rankine de beginzin uit een essay van Ralph Ellison. In deze alinea beschrijft Ellison de macht van taal, hetgeen – helemaal in onze huidige beeldcultuur – nog al te vaak wordt onderschat:

And by this I mean the word in all its complex formulations, from the proverb to the novel and stage play, the word with all its subtle power to suggest and foreshadow overt action while magically disguising the moral consequences of that action and providing it with symbolic and psychological justification. For if the word has the potency to revive and make us free, it has also the power to blind, imprison and destroy.

Literatuur zonder moraal is een lege huls. D.H. Lawrence schreef in zijn essaybundel Studies in Classic American Literature: ‘The essential function of art is moral.’ Poëzie combineren met essayisme, kan dat? Ja, Rankine kan dat, want ze gebruikt taal om misstanden uit te beelden, door alle vastgeroeste, simplistische ideeën en vooroordelen uit te dagen. Het is de subtiliteit van haar poëtische taal die leidt tot een confrontatie en dus tot bewustwording en het is daarom veel krachtiger en indrukwekkender dan wat opiniemakers op tv en in kranten schrijven en schreeuwen over racisme en over de behandeling van een bepaalde groep mensen als tweederangsburgers.

*James Baldwin, Notes of a Native Son.

Koen Schouwenburg

Claudia Rankine. Citizen. An American Lyric. Graywolf Press, 169 blz. € 19,99.