Emigranten worden niet oud

Het is 1936 en het rommelt op het Europese continent. En dan met name in Duitsland en wat over is van de Dubbelmonarchie. Vele andersdenkenden hebben de wijk genomen. Zo ook de in Wenen geboren Stefan Zweig (1881–1942) en de uit het stadje Brody, in het uiterste oosten van het voormalige Oostenrijk – Hongaarse keizerrijk, afkomstige Joseph Roth (1894–1939). Beiden zijn Joods, maar komen uit volstrekt tegengestelde milieus. Zweig is de zoon van een rijke textielmagnaat, Roth groeit op bij zijn moeder en haar familieleden, zijn vader heeft hij niet gekend.

zomer van de vriendschapEen verschil in achtergrond dat een intense (schrijvers)vriendschap niet in de weg staat, zo blijkt ook maar weer eens uit Zomer van de vriendschap van de Duitse schrijver en literatuurcriticus – en beoogd opvolger van de Duitse literatuurpaus Marcel Reich-Ranicki – Volker Weidermann (1969).

Uit alle windstreken komen, uit een zekere nostalgie naar vervlogen onbezorgde tijden, in de zomer van 1936 schrijvers, dichters en communistische activisten naar de parel van de Belgische kust: Oostende. België is neutraal, een voorbeeld van een verlichte Europese staat. Maar ergens weet deze groep wat de neutraliteit waard is, wat er wederom staat te gebeuren, wat onvermijdelijk lijkt te zijn. Een herhaling van zetten van tweeëntwintig jaar eerder.

Het geeft hun samenzijn, hoe ongedwongen ook aan de oppervlakte, iets defaitistisch. Men probeert de moedeloosheid te verdrijven met causerieën, meestal gedrenkt in ruime hoeveelheden alcohol. Vooral Joseph Roth is een grootverbruiker. Hij maakt zichzelf wijs dat hij geen beheersing kan vinden in zijn schrijven als hij lichamelijk niet mateloos kan zijn. Roth, met zijn boeken Job en Radetzkymars internationaal doorgebroken, dreigt rond deze tijd zichzelf volledig te verliezen in zijn drankgebruik.

Het beïnvloedt de kwaliteit van zijn werk. Iets wat Zweig aan hun gemeenschappelijke Amerikaanse uitgever heeft laten weten, als een verzuchting, maar met verstrekkende gevolgen. (Na het wegvallen van de Duitse markt, kan men overzee nog wat verdienen. De exil-uitgeverijen in Amsterdam rekenen bovendien op de opbrengst van de vertaalrechten.) Roth woont al bijna zijn hele leven in hotels, leeft op grote voet en is vrijwel constant platzak. Zweig is op dat moment zo’n beetje de best verkopende Duitstalige auteur.

De brieven met smeekbedes van Roth aan zijn vriend om hem te komen opzoeken, getuigen van een groot literair meesterschap. Roth, op dat moment nog in Hotel Eden in Amsterdam, zou zijn vriend nog graag eenmaal zien, alvorens hij sterft. Fijntjes Jiddisch gechargeerd, maar niet erg ver bezijden de waarheid. ‘Als u wilt komen, kom dan snel, wat van mij overblijft zal zich nog verheugen.’

Zweig, de man van het compromis, de pacifist tegen beter weten in, heeft lang getwijfeld. Maar zijn boeken zijn in Duitsland uiteindelijk net als die van Roth op de brandstapel terechtgekomen – hetgeen hem een hartelijke felicitatie van Roth opleverde – en een doorzoeking van zijn kasteelachtige onderkomen in Salzburg door de Gestapo is hem zwaar gevallen. Hij kiest voor een zomer in Oostende, waar hij als jongeman voor het uitbreken van de Groote Oorlog een gelukkige tijd meemaakte.

Hij zoekt die onbezorgdheid, los van de politieke perikelen, om zich met literatuur bezig te kunnen houden. Niet voor niets heeft hij zijn secretaresse/vriendin en zijn vaste redacteur/schaakpartner ook ontboden. Kantoor Zweig werkt, zoals later blijkt uit zijn memoires, aldaar op volle toeren. Het is de opmaat voor zijn vertrek naar de laatste ballingsplaats: Brazilië. De nieuwe wereld waarin hij iets van de oude wil zien te herkennen. Een neveneffect van zijn verblijf in Oostende is de mogelijkheid om zijn vriend Roth weer in het gareel te krijgen, om hem in ieder geval een beetje in de gaten te houden, een nieuw pak voor hem te kopen, hem af en toe mee te nemen naar een restaurant, hem nogmaals op het hart te drukken om een geregelder, eenvoudiger leven te gaan leiden omdat de literatuur zijn talent niet kan missen. Uit stil protest drinkt Roth melk wanneer hij met Zweig in het café zit.

Weidermann gebruikt heel adequaat brieffragmenten en stukken tekst van de diverse schrijvers om een goed beeld van de groep, van de dreigende atmosfeer te schetsen. Er staat ‘roman’ op het omslag, maar dit boek is dermate goed dichtgetimmerd – en is op alle punten historisch ook correct – dat je soms het idee hebt dat je een non-fictieachtig verslag aan het lezen bent, terwijl sommige dialogen, gemoedstoestanden natuurlijk door de schrijver zijn ingevuld. Zweig is, ook in die dagen al, een zeldzaamheid in schrijversland – een onbaatzuchtig mens. Een groot bewonderaar ook van andermans kunst. En in het geval van de meesterlijke schrijver Joseph Roth is dat terecht. Maar Zweig ziet ergens ook in dat Roth niet te redden is, dat hij moet oppassen niet mee te worden gesleurd in de zelfdestructieve draaikolk.

Er gloort evenwel hoop voor Roth. Hij kan het uitstekend vinden met de mooie schrijfster Irmgard Keun, die zelf de fles ook goed kan raken. (Detail: Christoph Buchwald van uitgeverij Cossee, de uitgever van Zomer van de vriendschap, heeft als redacteur van Claassen Verlag in Düsseldorf in 1979 de schrijfster Keun herontdekt en voor een kortstondige revival van haar werk gezorgd.) Daarnaast heeft Zweig een groot geldbedrag voor hem achtergelaten en heeft een Nederlandse uitgeverij hem een vorstelijk voorschot gegeven. Maar, het lijkt alsof het leven van Roth zelf een metafoor is voor de crisis in de wereld, hij wordt op schlemielige wijze beroofd van het geld. Een personeelslid gaat er met de inhoud van de kluis vandoor.

De brieven van Roth aan Zweig worden steeds wanhopiger, maar boeten niet in aan fijnzinnige humor. Maar Zweig laat zich niet verleiden tot nog een zomer, waar dan ook. Pas in februari 1938 treft hij Roth in deplorabele toestand, in een Parijs hotel ditmaal. Alleen, Keun is, uit angst samen met hem te sterven, op de vlucht geslagen. Voordat Roth sterft schrijft hij nog De legende van de heilige drinker. Een in memoriam van de vriendschap van Andreas, een onbekommerde man die er graag eentje lust, een vaderlandloze zwerver, en een rijke heer.

De rijke schenker benadrukt wat een geluk het voor hem is geld te mogen geven aan de arme man. En er is nog iets wat dit broederpaar bindt: niet alleen Andreas is dak- en vaderlandloos, ook de schijnbaar rijke heer is een zwerver die onder bruggen slaapt.

Zomer van de vriendschap is een sterk achtergrondverhaal.

Guus Bauer

Volker Weidermann – Zomer van de vriendschap. Vertaald door Els Snick. Cossee, Amsterdam. 192 blz. € 19,90.