Zigzaggend door de kunst

De meeste kunsthistorici kunnen niet schrijven over hun vak. Echte schrijvers doen dat werk vaak beter: K. Schippers bijvoorbeeld, maar ook iemand als W.F. Hermans kon erg aanstekelijk schrijven over de kunstenaars die hij bewonderde. Pam Emmerik hoort ook in dat rijtje thuis. Door haar ‘verhalen’, ze mogen blijkbaar geen essays genoemd worden, krijg je zin om weer naar het museum te gaan.

emmerik het wonder werktIn het laatste verhaal van haar bundel Het wonder werkt, dat in 2004 voor de AKO Literatuurprijs genomineerd werd, verklaart ze haar manier van schrijven:

Maar al kan ik het niet ontraadselen, ik kan het spoor van het mysterie een stuk terug volgen.

En dat is wat ik de zigzagbenadering zou willen noemen, als van een speurhond, en waarbij alle middelen ingezet kunnen worden: kunstgeschiedenis, gedichten, spreektaal, psychologie, film, dromen, observaties, herinneringen, filosofie, persoonlijke verhalen, doctrines, latrines, stadservaringen, politiek en meer.

Die methode moet je als lezer wel liggen. Je krijgt geen mooi afgerond stuk met een snufje historie en een vleugje beschouwing. Emmerik kan een verhaal begin met de ochtend waarbij ze bij het ontwaken bemerkt dat ze de lettervermicellisoep van de vorige avond heeft uitgekotst, zien dat de naam FRNSHLS te vinden is, naar het Frans Hals-museum gaan, uitweiden over de erotiek van een kous in de kunst, vertellen over die keer dat ze aangesproken wordt door Marokkanen die een opmerking maken (‘Lekkere lichamen, hè schatje’) bij een schuttersstuk waarna het gaat over hun manier van kijken naar mensen die gekleed zijn om vervolgens over te springen naar andere kunstenaars. Het verhaal is dan nog niet eens afgelopen, maar je ziet dat Emmerik nogal wat overhoop haalt. Je moet als lezer wel volgen omdat al die overgangen zo natuurlijk lijken te zijn, aansluiten bij de wijze waarop je zelf met kunst omgaat.

Niets is erger dan in een museum rondlopen en bij een echtpaar staan waarbij de man (het is altijd de man) geduldig uitlegt hoe een werk kunsthistorisch te verklaren is. Dan is de wijze waarop Emmerik kijkt verreweg te prefereren. Wat ik knap vind, en wat tegelijk de achilleshiel is van het boek, is de persoonlijke invalshoek van Emmerik. Die zie je niet terug in het werk van Schippers of Hermans. De beginzinnen van haar verhalen zetten je meteen op scherp: ‘Ik droomde dat ik anaal verkracht werd door mijn vader’, ‘Ik haat leugens… en eierwekkers haat ik ook.’

Het wonder werkt is een recalcitrant boek over kunst. Emmerik heeft een voorkeur voor ontregelende kunst, kunst die haar aan het werk zet. Ze schroomt niet om het denkproces dat daarop volgt helemaal te delen. Ik zou het boek willen verplichten bij alle kunstgeschiedenisopleidingen.

Coen Peppelenbos

Pam Emmerik – Het wonder werkt. Verhalen over kunst. Querido, Amsterdam. 216 blz. € 21,95.

Verscheen eerder op Literair Nederland op 13 december 2004.