Liefde op leven en dood

Vorig jaar verscheen een heruitgave van de Nederlandse vertaling door Paul Beers van Malina (1971) de bekendste roman van Ingeborg Bachmann. Malina is het enige voltooide boek van wat een romantrilogie had moeten worden, onder de overkoepelende titel ‘Todesarten’, Doodsoorzaken of ‘manieren waarop mannen vrouwen doden’. Ingeborg Bachmann kwam om het leven bij een brand in haar flat in Rome, voor ze de romans had kunnen voltooien.

Een vrolijk boek is Malina niet bepaald. De nogal misleidende titel verwijst niet naar het vrouwelijke hoofdpersonage, maar naar haar schimmige levensgezel. De vertelster zelf heeft geen naam, wat opvallend is voor een boek waarin het benoemen van de werkelijkheid zo’n prominente rol speelt. De proloog begint zelfs met een identificatie van personages, plaats en vooral tijd, die al meteen geproblematiseerd wordt.

Het eerste deel draagt de (sarcastische? naïeve?) titel Gelukkig met Ivan. Deze Ivan is haar Hongaarse minnaar die eveneens bijzonder vaag blijft en allerminst zijn best doet het hoofdpersonage, een jonge schrijfster, gelukkig te maken. Hij heeft een onduidelijke baan bij een bank en twee kinderen, de enige wezens van wie hij kan houden. De Ik dweept en smacht en onderwerpt zich totaal aan hem maar het lijkt hem niet te raken. Hij wil dat ze harder to get speelt en laat niet mis verstaan dat hij nooit van haar zal houden. Ze heeft hem nodig om te overleven, hij dient haar wat ze noemt werkelijkheidsinjecties toe alsof wat ze zonder hem ervaart niet echt is. Ze hoopt dat hij een zin zal zeggen die haar ‘verankert in de wereld’. Malina met wie ze onder hetzelfde dak woont, bezorgt haar de nodige stabiliteit en routine. De gelijkmoedigheid van deze twee mannen staat in scherp contrast tot de ik-figuur, wiens grote gevoeligheid haar gaandeweg doet balanceren op de rand van de waanzin.

Malina

Ze is een onafhankelijke, intelligente vrouw die zich desondanks volledig in bochten wringt om de liefde van de mannen in haar leven enigszins te verdienen of te behouden. De kille afstandelijkheid van zowel Ivan als Malina is een vorm van wreedheid. Geen van beiden lijkt haar ooit als een volwassen vrouw, een gelijkwaardige te beschouwen. Die patriarchale houding van allebei blijkt uit hoe ze haar als een kind tot de orde roepen, haar willen leren schaken of uit hoe Malina haar een klap in het gezicht geeft waarvan ze de sporen prompt weg maquilleert… Beide mannen zijn veeleisend, soeverein en sterk op zichzelf gericht. Hun geduld is een vorm van onverschilligheid. Ze hebben geen werkelijke interesse in wie de ik-figuur is. Zij laat zich compleet door hen beïnvloeden, hoe vrijgevochten ze ook mag zijn. Elke communicatie met Ivan is onvolledig, elk telefoongesprek waarop ze smachtend wacht, wordt afgebroken en eindigt in misverstanden. Als Ivan haar schrijfstijl en zwaarmoedige boeken afkeurt en haar aanmaant iets moois, luchtigs te schrijven – “Exsultate jubilate!” – gaat ze hier niet tegenin maar neemt zich meteen voor een ‘echt mooi boek te schrijven, voor Ivan.’ Deze vrouw is getraumatiseerd door haar verleden en schijnbaar niet in staat een evenwichtige relatie op te bouwen met een man die echt om haar geeft. Telkens opnieuw onderwerpt ze zich, blijft ze inschikkelijk om anderen te ontzien: “Wie een waarom heeft, verdraagt elk hoe.” Ook wanneer ze inwendig kookt en briest en hunkert naar liefdevolle aandacht, houdt ze zich sterk en onderdanig of keert ze de situatie in het voordeel van de man die haar tekortdoet.

Maar misschien is het niet Ivan alleen, maar iets groters dat ons overwonnen heeft, het moet wel iets groters zijn, omdat alles ons naar een bestemming toe drijft.

Ivan wil niet dat ze haar leven geeft voor hem of voor zijn kinderen, ‘Hij heeft zo weinig tijd en geen behoeften.’

Aan het eind verdwijnt ze nogal surrealistisch in de muur als om uit de fictie in de werkelijkheid te kruipen en het boek zal nooit bestaan, net zoals ook zij zelf nooit echt bestaan heeft, voor Ivan noch voor Malina.

Het is verleidelijk om parallellen te zien met het leven van de auteur Bachmann zelf, die een relatie had met de dichter Paul Celan en schrijver Max Frisch. Maar zoals het nawoord van de vertaler meldt: dit zijn

geen navertelde herinneringen, laat staan anekdotes, maar transformaties van beslissende ervaringen die uiteraard wel teruggrijpen op de eigen levensfeiten.

Bachmann noemt het zelf ‘een geestelijke, denkbeeldige autobiografie.’

Compromisloos beschrijft Malina de nogal neurotische belevingswereld en grote gevoeligheid van een erudiete, intellectuele vrouw in het Wenen van de jaren 1960. Mascara opbrengen, tijd verliezen voor de spiegel, zich zorgen maken om koffiekopjes van Augartenporselein of om de gevoelens en oordelen van anderen, kledij verstellen, een maaltijd bereiden en hopen dat het haar man bevalt… het zijn geen overbodige details maar betekenisvolle elementen die een plaats innemen in het universum van een vrouw. Evengoed als literatuur, politiek, wereldproblemen en de intriges onder de Weense bourgeoisie en intelligentsia. Onuitgesproken maar zeer dwingend aanwezig is de traumatische last van een moeilijke jeugd en oorlogsverleden. Dit komt vooral aan bod in het deel met als titel De derde man, wat op haar vader slaat. Dit is een erg heftig, indringend en surrealistisch gedeelte waarin de ik-figuur nachtmerries of ijldromen beschrijft waarin haar gewelddadige en manipulatieve vader telkens opduikt. Deze vaderfiguur kan symbool staan voor de oorlog of alles wat haar beangstigt en de kans ontneemt zichzelf te ontplooien in vrijheid en liefde. De waanbeelden worden onderbroken door bizarre dialogen met Malina. Bij deze theatrale conversaties staan Italiaanse muziektermen als regie-aanwijzingen, om het volume en drama van de woordenwisselingen aan te vuren. Dat geeft een bijna komisch of ironisch effect, zeker wanneer er ‘senza pedale’ staat bij een hoogoplopende discussie. Haar woorden blijven dus zonder galm, zonder weerklank, of wordt bedoeld dat ze de pedalen kwijt is?

Het derde hoofdstuk onder de titel Over laatste dingen, heeft een vaart en spanningsopbouw waarin de dreiging en fatale ontknoping steeds tastbaarder worden. ‘Het was moord’ luidt de laatste zin, of is het zelfmoord? Daarmee sluit de fictie af. Of sluit de cirkel zich net en begint het verhaal nu pas, met een registratie van de werkelijkheid en de betrokkenen, zoals in een gerechtelijk onderzoek, zoals op de eerste bladzijden? En is daarmee het boek in de realiteit en tegelijk de werkelijkheid in het boek gebracht?

Meer dan veertig jaar na het eerste verschijnen blijft Malina een intrigerende, gecompliceerde roman die zijn schoonheid niet zomaar prijsgeeft. Droom, waan, passie, verlangen en pijn zijn op zo’n doorleefde en geraffineerde manier verweven dat je als lezer niet onverschillig kan blijven voor de sensaties en angsten waar het hoofdpersonage mee kampt. In zeer gevarieerde stijlen, op soms surrealistische maar waarachtige manier geeft het inzicht in het leven van een hartstochtelijke vrouw die probeert zich aan het leven en de liefde vast te klampen, maar deels vanwege de mannen in haar leven haar vat op de werkelijkheid verliest. Het is een intens, veelzijdig en beklijvend boek dat om herlezen vraagt. De bevreemdende passages, onsamenhangende conversaties en anderzijds puntige oneliners, het historische kader en de geleidelijke psychische desintegratie zorgen voor een erg rijke, gelaagde leeservaring.

Virginie Platteau

Ingeborg Bachmann – Malina. Vertaald door Paul Beers. Van Gennep, Amsterdam, 316 blz. € 22,50.