De complexiteit van een getormenteerde ziel

Ook al in de jaren tachtig van de vorige eeuw verlekkerden literaire journalisten zich bij ‘maatschappelijk interessante boeken’, iets waar ze de klauwen van de actualiteit in konden slaan. Een debutant die fijn onopgesmukt over zijn junkieverdriet vertelde, kon op uitgebreide aandacht rekenen. Niet altijd even evenwichtig en doordacht gebracht, zeg maar sensatiebelust. En dat terwijl de nieuwe stem René Stoute (1950 – 2000) liever uitsluitend op zijn literair kwaliteiten had worden beoordeeld. Terecht, want de straattaal in zijn debuutbundel Op de rug van vuile zwanen (1982), herbergde een rauwe, verfrissende poëtica. Hier was een schrijver aan het werk die direct uit het hart zong, met een noodzaak van binnenuit. Het ‘fysieke schrijven’. Daarbij beslist niet doelend op therapeutisch getik. Iemand die het schrijven niet kan laten, die het ook niet wíl laten.

Mijn lichaam en geest weer afgebeuld terwijl ik schreef. Veel sigaretten, joints en snelle hartslag. Ik kan (heb het nog nooit anders geprobeerd, dat niet) alleen maar zo schrijven. Er moet spanning zijn, in het verhaal tot ontlading komen. Het is een ritme, een junglebeat, het ritme van de grote stad. Ik schrijf met mijn hele lichaam, het is heerlijk en afschuwelijk om zo te schrijven.

stoute bullshitSchrijver en biograaf David de Poel heeft uit het uitgebreide nagelaten archief het dagboek ontsloten dat Stoute bijhield voorafgaand aan de publicatie. Daarnaast bevat Wars van bullshit een aantal brieven van Stoute aan door hem bewonderde schrijvers, namelijk Reve, Carmiggelt en Brouwers. Tot aan zijn zevenentwintigste was Stoute voornamelijk bezig met bietsen op de baan. Hij kampte met een hardnekkige heroïneverslaving. Het zorgde ervoor dat hij de bajes in en uit ging. Op het moment dat er sprake is van zijn prozadebuut bij de Arbeiderspers is hij al zes jaar coldturkey afgekickt en woont hij op een lekkende eenmansverdrietkamer in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam. Hij werkt bij boekhandel Scheltema, aanvankelijk verdekt opgesteld op de afdeling die boeken bestelt, later in de winkel zelf. Alwaar hij tot zijn verwondering meemaakt hoe je van iemand die met een ketting uit een portiek wordt geramd ineens een gevierde vraagbaak wordt, over de meest uiteenlopende zaken.

De dagboekstukken zijn zonder literaire aspiraties geschreven, maar hebben juist door deze terloopse instelling een kernachtige impact. Het geeft de worsteling aan met de stijl, de angst die wedijvert met de trots. De tijd na het inleveren van het gecorrigeerde manuscript en de daadwerkelijke publicatie hoort voor een schrijver de mooiste te zijn. Je kunt er niets meer aan veranderen en er is nog geen kritiek te duchten. Toch is een schrijver die beweert dat hij niet enigszins gespannen is, waarschijnlijk ook over andere zaken niet helemaal eerlijk. Stoute huivert, is bang voor publieke optredens, bang dat het boek niet goed zal worden ontvangen door de stofjassen van de literatuur.

Tegelijkertijd is hij trots dat hij zich binnenkort daadwerkelijk schrijver mag noemen. Het heen en weer zwenken tussen die gemoedstoestanden maakt dit dagboek bijzonder interessant. Je krijgt een goed inzicht in de werkwijze van een ‘noodzaakschrijver’. Het is het dagboek als de perfecte schrijfoefening, het vastleggen van de moeizame processen die voorafgaan aan het inleveren van een tekst waarover je zelf tevreden bent. Alhoewel de twijfel, de basis van de creativiteit, regelmatig toeslaat. Wars van bullshit geeft een goed tijdsbeeld en tegelijkertijd inzicht in de Nederlandse, zeg maar hoofdstedelijke literaire scène.

Niets nieuws onder de zon. Ook toen al dreven de schrijvers elk voor zich een winkeltje. De schrijver als manager. Tja, er waren toen een aantal – en nu een hoop – die wel managers lijken van een supermarktketen. Stoute vormde – en dat siert hem – daarop toch een uitzondering. De buitenstaander pur sang. Iemand die tegen heug en meug meewerkt aan interviews in de bladen, op tv en de radio. Optredens waren geen feest voor hem, alhoewel hij het er toch altijd goed van afbracht. Voor de betrachter van toen, ondergetekende was als uitgever van een verzamelaar waarin drie gedichten stonden van Stoute aanwezig bij de presentatie van Op de rug van vuile zwanen, maakt dit een herschikking noodzakelijk. Stoute wist zich op en buiten het podium met een zekere reserve te presenteren, maar je voelde altijd wel ergens het schisma in zijn borstkas.

In deze dagboekfragmenten lijkt hij zich daadwerkelijk bloot te geven. Omdat ze waarschijnlijk niet voor publicatie bedoeld waren, krijg je hier een eerlijke kijk op de complexiteit van een getormenteerde ziel. In juni 1982 spreekt hij in deze teksten voor het eerst over zijn geheim. De koffer die hij af en toe van zolder haalt om zich te vermaken met satijnen jurken. Naar verluidt de basis van zijn verslaving. De mens die in een verkeerd lichaam is geboren. Die daar hoe dan ook uit wil ontsnappen. Heel indringend beschreven zijn de zware dromen die zelfs zes jaar na dato Stoute nog kwellen. Nachtmerries waarin hij steevast het slachtoffer is, waarin hij ook er op los moordt en uiteraard altijd in de kraag wordt gevat. Stoute heeft last van het aloude weglopen van problemen, maar hij is sterker dan hij zelf wil toegeven. Alleen in zijn dromen valt hij terug in naaldgebruik.

In de jaren negentig begon Stoute aan een hormoonkuur en onderging hij een transgenderoperatie, waarvoor Renate, uiteraard in klare taal, een indringend boek schreef: Uit een oude jas vol stenen (1999). Het is intriest dat wanneer je eindelijk alles op orde hebt, het verleden toch ineens terugslaat. Een jaar na deze laatste publicatie overleed Stoute aan een leverkwaal, een erfenis van de junkietijd. Zeg Arbeiderspersmensen, kan er niet weer eens wat worden herdrukt, om te beginnen Op de rug van vuile zwanen?

Guus Bauer

(P.S. Je komt dankzij dagboeken nog eens ergens achter: als bijlage bij een brief aan Jeroen Brouwers heeft Stoute de bundel Notities van een messenwerper bijgesloten. ‘In een roekeloze bui ben ik gezwicht voor de aandrang van de uitgever. Persoonlijk heb ik geen verstand van poëzie, af en toe ontstaat er iets op papier dat niet in proza gevat kan worden. De messenwerper is wel een centraal thema in mijn werk, vermoed ik.’ Deze uitgever weet van zijn (toenmalige?) drammerige aard. Dagboeknotities mijnerzijds dienaangaande staan ter beschikking van biograaf De Poel. Wars van bullshit is de opmaat die halsreikend doet uitzien naar een volwaardige bio.)

René Stoute – Wars van bullshit. Reservaat, Heiloo. € 18,95.