De opzegstilte van je mond

Het zal niemand ontgaan zijn: vlak na de aanslagen in Parijs van 13 november speelde straatmuzikant Martello voor theater La Bataclan Imagine van John Lennon op zijn mobiele piano. Het was een gebaar dat grote indruk maakte. Hier werd de weerloze kunst geplaatst tegenover de agressie van godsdienstfanaten. ‘De zachte krachten zullen zeker winnen / in ’t eind,’ schreef Henriëtte Roland Holst al. Het is die naïeve hoop, dat verzet tegen de waanzin van de wereld, waaraan Martello stem gaf. Hij gebruikte daarvoor een lied dat een appel doet op de vuurkracht van de verbeelding in plaats van die van een kalasjnikov. De tekst is eenvoudig en nogal clichématig: ‘Imagine there’s no countries, /
 It isn’t hard to do /
 Nothing to kill or die for /
 And no religion too /
 Imagine all the people /
 Living life in peace,’ maar voor het moment wel effectief: soms zitten we niet te wachten op de mitsen en maren van kritische plaaggeesten, maar willen we herinnerd worden aan een helder, kinderlijk verlangen. Wat stellen de ‘echte’ dichters hier tegenover? Hun zwijgzaamheid, omdat ze bang zijn voor sentiment? Hun vermogen om de taal net zolang te ontleden en te bevragen tot ze in kruimels voor ons op tafel ligt? Kunnen onze dichters nog wel stem geven aan wat ons werkelijk bezighoudt, of moeten we het doen met de oorlogstaal van politici?

Breyten-Breytenbach-In-de-loop-voorkantDeze gedachten komen bij me op, nu ik wil schrijven over In de loop van de woorden van Breyten Breytenbach, de vertaling van Laurens Vancrevel van twee cycli en enkele losse gedichten uit de bundel Oorblyfsel (2014). De Nederlandse titel heeft na Parijs voor mij een extra lading gekregen, want wat vermag de loop van de taal tegenover de loop van het geweer? Misschien, dacht ik, moeten we voor een antwoord op die vraag te rade gaan bij een dichter die het geweld aan den lijve heeft ondervonden, die jaren in de gevangenis heeft gezeten, een banneling is geweest (notabene in Parijs). ‘Want die masjiengeweer vertel die geheime / om alle geheime te openbaar,’ schrijft hij in al in Ysterkoei-blues. Breytenbach groeide op in een tijd en op een plaats, waar je je als dichter wel moest uitspreken. De wereld van de apartheid drong zich met geweld op aan de taal en eiste van de dichter dat hij leefde en schreef op het scherpst van de snede. Je zou er bijna jaloers op worden, groot geworden in een land waarin poëzie spel is geworden, juist omdat er zo weinig op het spel staat. Is het gek dat je als Nederlandse dichter met stomheid wordt geslagen, als jihadisten moordend door een concertzaal rennen in de stad van de liefde?

Toch moet ik het beeld hier laten kantelen. Het is te gemakkelijk om het engagement van Breytenbach te plaatsen tegenover de introversie van veel Nederlandse poëzie. Juist in In de loop van de woorden laat hij een andere kant van zijn dichterschap zien. Deze gedichten gaan op een opmerkelijk concrete wijze over taal, het geheugen en de poëzie zelf. Ze sluiten in veel opzichten aan bij de opvattingen over dichtkunst die te vinden zijn in Intieme vreemde, een ‘schrijfboek’ uit 2005. In dat boek citeert Breytenbach instemmend Seamus Heaney: ‘(Er wordt) druk uitgeoefend op de poëzie om een stem te verlenen aan veel van wat tot nu toe niet tot uitdrukking mocht komen in het etnische, sociale, seksuele en politieke leven (…) – als een middel om onrechtvaardigheden te openbaren en te corrigeren.’ Maar poëzie (nog steeds volgens Heaney) is ‘een druk die wordt uitgeoefend met uitgesproken talige middelen’. Zij is ‘een werkend model (…) van inclusief bewustzijn’. Breytenbach zelf definieert de schrijvende mens als ‘een tussenpersoon tussen het bekende en onbekende (…). Een intieme vreemde’. In het titelgedicht van de besproken bundel klinkt het zo:

in de loop van de woorden
wordt het gedicht ontbloot
in de tred van een nachtvers
wordt een dode maan uitgestoten

als een doodsbootje

opgehangen in de skeletten
tegen de heuvels van de hemel
worden vogelgrepen geregen
aan de beweging van ochtendgezang
gevangen in de diepte

als in een schoot van het zien

Nee, mijn aanvankelijke lezing van de titel klopt niet. De taal is geen machinegeweer. Zo direct werkt poëzie niet. Het gaat in deze bundel eerder over de loop van de tijd, de wandeling die het leven is van geboorte naar dood, en die de dichter in kaart wil brengen. Breytenbach heeft het zowel in Intieme vreemde als in In de loop van de woorden vaak over ‘afwezigheid’. Het woord betekent niet steeds hetzelfde, maar lijkt toch vaak te verwijzen naar de eeuwige stilte die onze verschijning in de wereld omringt. Het leven is een wandeling van niets naar niets, en de dichter brengt deze reis in kaart. De poëzie van Breytenbach is niet louter ‘geëngageerd’, maar bevat uitspraken die ruimte en tijd overstijgen. Hij vergelijkt de dichter met een sjamaan:

het domein van de sjamaan is de nacht
in haar laatste uren
voor het bleke opbloeien aan de horizon
voordat de wind door de bomen stoot

de rituele reiniging van oksels en ogen
en ook de uitstulping van het scrotum
van de sjamaan
gebeurt als het water nog koud is
in de kranen
en de woorden als nachtinsecten
hun scharrelende donkere beweging
verliezen in de stolling van papier

Met name die laatste regels vind ik prachtig. Het leven is ongrijpbaar, de woorden die haar moeten beschrijven komen niet gemakkelijk tot rust. Toch is er uiteindelijk het papier. De gestolde herinnering. Maar er blijft altijd de twijfel, want later staat er ook: ‘wat hebben we eigenlijk begraven in dit vel papier?’

Nee, makkelijk wordt het nooit. Soms hebben we behoefte aan een groots gebaar. Een pianist die Imagine speelt. Een tekst die ons uitzicht biedt op een wereld die eenvoudig is, en nooit zal bestaan. Maar we kunnen ook niet zonder het aarzelende optreden van de dichter, die misschien nooit op de televisie komt, die zijn woorden voor een grijpstuiver verkoopt, die onder een terrastafel ligt te schrijven terwijl anderen in naam van hun God elk spoortje twijfel dood proberen te schieten. Het zal ze niet lukken. Tegenover de waarheid stelt de dichter de onzekerheid. Tegenover het doden het tasten en het teder raken. Tegenover het iets vinden, het iets zoeken. En wie zoekt heeft veel meer tijd nodig dan wie al heeft gevonden. Of zoals Breytenbach het zegt:

want je weet dat je moet blijven bewegen om gedichten te maken
als je naakt als een steen wilt komen
bij de opzegstilte van je mond

Henry Sepers

Breyten Breytenbach – In de loop van de woorden. Vertaald door Laurens Vancrevel, Koppernik, Amsterdam 56 blz. € 15,-

(Foto: Breyten Breytenbach bij uitreiking Jan Campertprijzen in 1983. Rob Croes / Anefo, CC BY-SA 3.0 NL)