Einde van een strijd

Voor een schrijver die het niet meer als zijn taak ziet om fictie te maken, verwijst Knausgård in Vrouw nog opmerkelijk vaak naar klassiekers uit de wereldliteratuur; Ulysses, De Idioot, Zwervers, Op zoek naar de verloren tijd, hij heeft ze nodig om te kunnen verduidelijken wat hij zeggen wil. En wat hij wilde zeggen, leek toch zo simpel:

En het ging niet om de boeken die ik had geschreven, want die waren heel gewoon, twee zoons die hun dode vader begraven en een gefrustreerde vader met kleine kinderen die zich uitkleedt voor de lezer […]

De eerste vijf delen van Mijn strijd lazen inderdaad als een soap over het leven van een vader van drie kleine kinderen die een meesterwerk wil schrijven dat jammerlijk mislukt en dan maar begint aan een boek precies daarover. Het las lekker weg en je raakte er aan verslaafd – Zadie Smith vergeleek het niet voor niets met een verlangen naar crack – maar in deel zes bijt Knausgård zich vast in teveel analyses waardoor de lust om door te lezen geleidelijk aan verdwijnt.
Omslag Vrouw

De charme van de tot nu toe verschenen delen was nu juist gelegen in het feit dat Knausgård literatuur probeert te maken uit de schaarse en treurige bestanddelen van zijn leven. Door in extenso uit te wijden over de wissewasjes van zijn leven als vader met een manisch depressieve vrouw, wist Knausgård uit die eentonigheid literatuur te maken.

Vooral de eerste delen hadden een rauwheid en een spontaniteit die in dit bedachtzame slot niet geheel ontbreekt maar wel te lang wordt onderbroken. Voor de eerste delen gold: de vorm was er niet en het was goed dat de vorm er niet was. Door essayistische teksten over Dostojevski, Peter Handke, Faulkner en Gombrowicz in te vlechten – om een paar collega’s te noemen – maakt Knausgård van zijn roman in deel zes toch weer een verhaal waarin hij ‘slim’ kan doen.

Vrouw begint op het moment dat het eerste deel, Vader op het punt van verschijnen staat. Knausgård is misselijk van de spanning. Niet alleen vanwege de mogelijke reacties van lezers en recensies vanuit de literaire wereld maar vooral door de boze reacties van zijn oom die een rechtszaak tegen hem wil aanspannen omdat hij vindt dat Knausgård liegt over de laatste maanden van zijn vader. Een groot deel van het verhaal zien we de schrijver in bange afwachting van weer een mail van een ziedende oom. De roem en de haat en de woede die vervolgens in de media ontstaat na het verschijnen van zijn boek komen totaal onverwacht. Te midden van die storm probeert hij te schrijven aan deel zes. Maar dan stort zijn vrouw in en wordt ze opgenomen. Het verhaal wordt echter ruw onderbroken door een essay over Hitlers Mein Kampf.

Ik begrijp dat Knausgård die transgressie nodig vond om ‘het leven’ in de roman te brengen. Het is immers zo, zegt Knausgård (in een interview meen ik), dat je tijdens de afwas na kan denken over de jongensjaren van Hitler. Door de afwas en Hitler ook in een tekst naast elkaar te laten bestaan, geef je een eerlijker beeld van de werkelijkheid; zo begrijp ik hem. In de eerdere delen werkte dit wel, maar in Vrouw niet, daar is een simpele verklaring voor. De onderbreking is niet alleen te lang (400 pagina’s) maar ook is het verband niet dwingend genoeg. Het essay over Hitler groeit uit een tekst over de rechtszaak van de oom van Knausgård, de broer van de vader. Deze oom wil voorkomen dat deel een verschijnt omdat hij vindt dat Knausgård zoals gezegd niet de waarheid heeft geschreven over zijn broer door hem als alcoholist neer te zetten. Knausgård verwijdert de naam van zijn vader (maar geeft hem aan het eind van de roman toch weer zijn eigen naam terug). Gedachten over de functie van een naam gaan over in gedachten over taal, de poëzie van Celan, de Holocaust en zo komen we bij Hitler. Aan de hand van enkele biografieën beschrijft Knausgård de jeugd van Hitler – agressieve vader, hield van zijn moeder, verlegen, gaat zolang mogelijk de confrontatie met de werkelijkheid uit de weg – omdat hij meent dat we Hitler juist als mens moeten beschouwen omdat op die manier in de volle breedte duidelijk kan worden hoe gruwelijk zijn daden waren.

De fascinatie voor het Derde Rijk, Hitler en het nazisme lijkt ingegeven door zijn preoccupatie met de vraag of hij wel echt deugt, met andere woorden, of hij een goed mens is. Knausgård heeft meermalen in interviews laten blijken dat hij het gevoel heeft dat hij een grens over is gegaan door zo openhartig over zichzelf en zijn familie te schrijven. Ook in Vrouw komt die gedachte voor:

Als je de werkelijkheid wilt vatten zoals ze is, voor het individu – en een andere werkelijkheid bestaat niet – als je dat werkelijk wilt, kun je nergens rekening mee houden. En dat doet pijn. Het doet pijn als er geen rekening met je wordt gehouden en het doet pijn geen rekening te houden met. Deze roman heeft al mijn naasten pijn gedaan, hij heeft mij pijn gedaan en over een paar jaar, als ze groot genoeg zijn om hem te lezen, zal hij mijn kinderen pijn doen. Had ik nog meer pijn gedaan, was het waarheidsgehalte nog groter geweest. Het was een experiment, en het is mislukt, want ik heb niet eens bij benadering gezegd wat ik eigenlijk vind en beschreven wat ik eigenlijk heb gezien, maar het is niet waardeloos, in elk geval niet helemaal, want als de beschrijving van de werkelijkheid van een enkel mens, in een poging zo oprecht mogelijk te zijn [….]

Die vrees is natuurlijk terecht, maar na een paar duizend pagina’s kan je je steeds minder voorstellen bij de ‘echte’ Knausgård en zijn reële vrees. De schrijver van dit verhaal wordt meer en meer een personage, fictie dus. Of je dan van een geslaagd experiment kan spreken of niet hangt ervan af of je de cyclus als een autobiografie opvat of niet.

Wel beschouwd viel het slot van Mijn strijd dus enigszins tegen.Tegen het eind komt er toch nog wat licht in de duisternis in de vorm van hilarische passages over de miskoop van een volkstuin en de poging die weer op te knappen en te verkopen. Natuurlijk de schaamte, de genadeloze eerlijkheid en het tot in details en oeverloos doorgaan over kleinigheden wat bij Knausgård vaker wel dan niet uitmondt in prachtige passages zijn ook hier te vinden, maar dat was nu te mager. Voor de eerdere delen gold ook dat de stijl beroerd bleef, de tekst sentimenteel, langdradig en vlak was. Weinig redenen waarom je duizend pagina’s van Knausgård zou willen lezen zou je zeggen. En toch; het is wachten op deel zeven.

Rieuwert Krol

Karl Ove Knausgård – Vrouw. Vertaald door Marianne Molenaar. De Geus, Breda. 1080 blz. € 49,95.