Voor de liefde. Een essay over racisme

The only reason you say that race was not an issue is because you wish it was not. We all wish it was not. But it’s a lie. (…) and when we come to nice liberal dinners like this, we say that race doesn’t matter because that’s what we supposed to say, to keep our nice liberal friends comfortable. It’s true. I speak from experience.

Chimamanda Ngozi Adichie – Americanah

I

Deze zomer las ik voor het eerst Between the World and Me van Ta-Nehisi Coates’ en het raakte me niet zoals ik had verwacht. Ik weet niet meer waarom. Misschien had ik die dag last van de ‘black dog’, misschien waren mijn verwachtingen zo hoog dat elke letter alleen maar kon tegenvallen, of misschien lag het wel aan James Baldwin. Coates’ boek is namelijk een brief aan zijn zoon, net als het openingstuk in The Fire Next Time van Baldwin begint met een brief aan zijn neefje. Ik wilde een artikel schrijven over Between the World and Me en dus herlas ik Baldwins meesterwerk. Want dat is precies wat het is: een Meesterwerk – met hoofdletter. Ik verwachtte dat Coates deze belangrijke leeservaring met 150 pagina’s zou verlengen en ik denk dat ik daarom niet zo was geraakt als ik verwachtte, als ik hoopte. Al snel had ik door dat het niet aan Coates lag, maar aan mij en dit werd bevestigd nadat ik zijn boek onlangs herlas.

Het is belangrijk om te onthouden wie dit schrijft: een blanke 29-jarige man uit de upper-middle-class. Wat is namelijk onlosmakelijk gekoppeld aan wie. In dit geval volgt de vraag ‘wie zegt het?’ direct op de vraag ‘wat wordt er gezegd?’. Ik vind dit en dat en zus en zo over racisme, maar wie is die ik? Een blanke corpulente man van 29 jaar. Maar wat weet hij over racisme? Ik kan heel stoer doen over alle boeken die ik heb gelezen over racisme, maar dat betekent nog niet dat ik weet wat het is, wat het echt is, om gediscrimineerd te worden vanwege mijn uiterlijk. Ik ben niet de ‘onzichtbare man’ waar Ralph Ellison zo prachtig over schreef.

Racistische ideeën en denkbeelden vind ik natuurlijk verwerpelijk, iemand anders behandelen of beschouwen als minder vanwege zijn of haar huidskleur, seksuele geaardheid of afkomst is dom, idioot, bekrompen en een reden om niet met zulke mensen om te gaan. Maar het pijnlijkste van racisme, de werkelijkheid en de ervaring van discriminatie, is voor mij onbekend. Ik kan er over lezen, zo veel als ik wil en de verbeelding helpt me het voor te stellen , maar ik kan het niet ervaren in het land waar ik woon.

In The Fire Next Time schrijft James Baldwin dat hij samen met twee vrienden wat ging drinken in een bar op het vliegveld van Chicago. Alle drie zijn ze ouder dan dertig en zo zien ze er ook uit en alle drie zijn ze Afro-Amerikaans. De barman weigert ze te serveren, omdat ze er te jong uit zien.

In de roman City on Fire van Garth Risk Hallberg wordt het Afro-Amerikaanse personage Mercer Goodman ondervraagd door de politie omdat hij een meisje heeft gevonden dat is neergeschoten in het park.

‘Something doesn’t add up. What’s your job, Mr. Goodman? Your source of income?’

Mercer could feel his cheeks burning. ‘I work at the Wenceslas-Mockingbird School. That’s a very prestigious school, down on Fourth Avenue.’

‘Well, do you like answer phones, or mop the floors, or what?’

De irrationaliteit van deze concrete situaties zorgt voor onbegrip, maar dit is ingegeven door de ratio, namelijk het idee dat racisme verwerpelijk is en dat je ondanks huidskleur, afkomst of sexuele geaardheid iedereen gelijk moet behandelen en dat het in strijd is met de rede om iemand niet te serveren omdat hij een donkere huidskleur heeft. Maar ik kan de kloof tussen het rationele en irrationele nooit helemaal overbruggen. De woede en het gevoel van James Baldwin op het vliegveld in Chicago kan ik niet ervaren. Door literatuur kan ik het wel gedeeltelijk ervaren, maar deze ervaring word nooit helemaal de mijne, want het kunstmatige kan nooit helemaal worden overstegen. Ten koste van alles wil ik voorkomen dat ik een soort Sartre wordt, de intellectueel par excellence, die opkomt voor de arbeider. Wat wist hij, die niks met z’n handen deed behalve schrijven, van het werken in de fabriek? Is het niet patroniserend als een intellectueel arbeiders gaat vertellen wat ze moeten willen? En is het niet patroniserend als een blanke gaat vertellen hoe erg racisme is en de suggestie wekt dat hij weet hoe het voelt, dat hij impliceert: ‘I feel your pain’?

Dit betekent niet dat de blanke moet zwijgen over dit heikele onderwerp, want dit is bij uitstek een onderwerp waarbij iedereen in opstand moet komen, een opstand waarbij het gaat om wat David Foster Wallace noemde ‘oprechtheid zonder motief’. In zijn essaybundel Consider the Lobster schreef Wallace:

Am I a good person? Deep down, do I even really want to be a good person, or do I only want to seem like a good person so that people (including myself) will approve of me? Is there a difference? How do I ever actually know whether I’m bullshitting myself, morally speaking?

Als ik op Facebook berichten plaats, zoals een blanke filmmaakster en blanke dichteres onlangs deden, over het racisme van zwarte piet is dat dan oprecht, of heeft mijn oprechtheid een motief, namelijk aan mensen (including myself) laten zien dat ik een goed mens ben ? En is een berichtje op Facebook plaatsen de opstand waar Camus het over heeft? Behelst de opstand niet meer? Moet het me niet meer kosten? Een berichtje op Facebook is zo getypt. Emmanuel Bove in Het voorgevoel:

Om het goede te bereiken moet je moeite doen. Niets is bedriegelijker dan goede bedoelingen, want die wekken de illusie dat ze het goede zelf zijn.

Moet ik niet gewoon anderen laten spreken, anderen die er echt verstand van hebben en hun woorden onder de aandacht brengen? Moet dit niet gewoon een collage zijn van teksten over racisme van mensen die dit daadwerkelijk hebben ondervonden? Mijn ouders hebben immers nooit tegen me gezegd dat ik me gedeisd moest houden, me nederig moest gedragen en niet moest opvallen omdat ik vanwege mijn uiterlijk per definitie verdacht ben. Het was niet nodig.

In Toni Morrison’s laatste roman God Help the Child zegt een moeder over haar dochter:

Lula Ann needed to learn how to behave, how to keep her head down and not to make trouble. I don’t care how many times she changes her name. Her color is a cross she will always carry.

In Americanah van Adichie, een verschrikkelijk goede roman over racisme in Amerika, klaagt de tante tegen hoofdpersoon Ifemelu over haar zoon:

This is the same way I have been telling him to tone it down at school. The other day, they said he was talking in class and he said he was talking because he had finished his work. He has to tone it down, because his own will always been seen as different, but the boy doesn’t understand.

In zijn debuut The Beautiful Struggle zegt Coates’ vader tegen zijn zoon:

You need to be conscious especially around white people. You are big, and you are a young black man. You need to be careful about what you do and what you say.

In Between the World and Me geeft Coates zijn zoon het advies dat hijzelf van zijn vader kreeg:

You have been cast into a race in which the wind is always at you face and the hounds are always at your heels. And to varying degrees this is true of all life. The difference is that you do not have the privilege of living in ignorance of this essential fact.

Want, zo houdt Coates zijn zoon voor, ‘the price of error is higher for you than it is for your countrymen’.

Generaties Afro-Amerikaanse ouders vertellen hun kinderen dat ze voorzichtig moeten zijn. Voorzichtigheid leidt tot middelmatigheid en dat laatste is precies het doel van het geschapen klimaat waarin de fout van de één harder wordt afgestraft dan een fout van de ander. In dit klimaat is middelmatigheid je lot, houdt James Baldwin zijn neefje voor:

The limits of your ambition were, thus, expected to be set forever. You were born into a society which spelled out with brutal clarity, and in as many ways as possible, that you were a worthless human being. You were not expected to aspire to excellence: you were expected to make peace with mediocrity.

Geboren zijn is ongemak, maar voor de Afro-Amerikaan ongemakkelijker dan voor zijn blanke landgenoot. Maar de kruisiging is niet geboren worden met een donkere huidskleur, aldus Coates:

In America, the injury is not in being born with darker skin, with fuller lips, with a broader nose, but in everything that happens after.

Deze realisatie leidt tot de vraag: ‘how do I live free in this black body?’ Amerika is het land van God, de Amerikaan woont – in de woorden van Moby Dick’s verteller Ismaël – ‘in het gezegende licht van het evangelische land’, maar schrijft Coates, ‘the black body is the clearest evidence that America is the work of men.’ Naast Amerika als handwerk van God is er nog een mythe die problematisch is: The American Dream. De ‘Dreamers’ krijgen er van Coates veelvuldig van langs, want:

The Dream thrives on generalization, on limiting the number of possible questions, on privileging immediate answers. The Dream is the enemy of all art, courageous thinking, and honest writing.

The pursuit of happiness en het idee dat in Amerika iedereen kan worden wat hij wil, de transformatie van niets tot iets, heeft niets te maken met het immateriële en alles met het materiële, vandaar dat Coates de Droom verklaart tot vijand van de kunst, het denken en het schrijven. Het gaat om het doel en dus denken de Dreamers slechts in winst en verlies en voor- en tegenstanders. Het doel van de Dreamers houdt de gemakzucht, de clichés en de vooroordelen in stand, omdat het tegenovergestelde een obstakel is. Een omwenteling in het denken (het immateriële) kan dus slechts plaatsvinden als de mythe ongeldig wordt verklaard en het belang van het materiële haar dominatie verliest en naar de achtergrond wordt gedrukt.

II

Dit alles speelt zich af aan de andere kant van de oceaan. Niet hier. Wij zijn een tolerant land, een tolerant volk. Vroeger dachten vele blanken in Amerika dat Afro-Amerikanen hun dochters gingen verkrachten. Er is niet veel veranderd: in 2015 uitten sommige Nederlanders openlijk dat vluchtelingen de dochters van blanke Nederlanders gaan verkrachten. Nederland tolerant? Moshin Hamid schreef in zijn vorig jaar verschenen essaybundel Discontent and Its Civilizations: ‘A country should be judged by how it treats its minorities.’ En die minderheid, zij (we weten allemaal wie hiermee wordt bedoeld) heeft volgens ons de Verlichting nog niet meegemaakt. Wij wel?

Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap; het idee is goed, maar nu de uitvoering nog. De ene waarde (vrijheid van meningsuiting) wordt misbruikt om de twee andere waarden (die van gelijkheid en broerderschap) te ondergraven. Er zijn mensen die zich verlicht noemen, maar zij verkiezen vrijheid boven gelijkheid en broederschap en veronachtzamen de waarden gelijkheid en broederschap. Maar zo werkt het natuurlijk niet.

Dit jaar verscheen ook After the Tall Timber. Collected Nonfiction van Renata Adler. In haar essay ‘The March for Non-violence from Selma’ uit 1965 citeert Adler een vrouw die de optocht niet meer kan aanzien. ‘Them niggers and them girls!’ schreeuwt ze, I

’ve watched the whole thing three times, and there isn’t an intelligent-looking one in the bunch. I feel sorry for the black folks. If they want to vote, why don’t they just go out and register? Oh, honey look! There goes a big one. Go home, scum! Go home, scum!

Iets soortgelijks schreeuwen Nederlanders nu ook tegen vluchtingen: Go home, scum! Go home, scum! En dat bedoelt Theodor Holman ook wanneer hij ‘dicht’ ‘maar liever hier geen islamieten’.

Racisme wordt gevoed door haat en angst. Haat verschaft identiteit, schrijft Coates:

The nigger, the fag, the bitch illuminate the border, illuminate what we ostensibly are not, illuminate the Dream of being white, of being a Man. We name the hated strangers and are thus confirmed in the tribe.

James Baldwin schrijft aan zijn neefje dat hij zijn blanke landgenoten moet accepteren, want de blanke Amerikanen gedragen zich zo omdat ze bang zijn.

The really terrible thing, old buddy, is that you must accept them. And I mean that very seriously. You must accept them and accept them with love. For these innocent people have no other hope. They are, in effect, still trapped in a history which they do not understand; and until they understand it, they cannot be released from it. They have had to believe for many years, and for innumerable reasons, that black men are inferior to white men. Many of them, indeed, know better, but, as you will discover, people find it very difficult to act on what they know. To act is to be committed, and to be committed is to be in danger. In this case, the danger, in the minds of most white Americans, is the loss of their identity.

Terwijl ik bezig was met dit essay werd het raadshuis in Geldermalsen bestormd en publiceerde Theodor Holman zijn ‘gedicht’. Ik schrijf dit expres tussen aanhalingstekens omdat zijn tekst net zo veel te maken heeft met poëzie als de uitgeademde woorden van Nico Dijkshoorn op woendsdagavond in De wereld draait door. Holman kreeg veel kritiek, maar ook veel bijval – dat was tenminste mijn indruk na wat surfen op internet – want hij was godzijdank niet politiek correct. In De Volkskrant van 21-12-15 schreef Haro Kraak een lange beschamende beschouwing over politieke correctheid, hij gebruikte veel woorden, maar zei niks, gaf de tip dat we naar seizoen zoveel van South Park moeten kijken en hoopte dat we in Nederland niet zo politiek correct worden als in Amerika.

Politiek correctheid is een ‘kwaal’ volgens Holman, een ‘ziekte’. Maar is het tegendeel niet een slap excuus om te schelden? Een excuus om moslims ‘geitenneukers’ te noemen? Of ‘kamelenstrontmenners’ zoals de verteller uit Ilja Leonard Pfeijffers hilarische Het grote baggerboek. Is het niet een excuus voor de homofoob om een homo een ‘flikker’ te noemen ? Iemand met een donkere huidskleur een ‘n—-r’? Enzovoorts. David Foster Wallace beschrijft in een essay uit bovengenoemde bundel een bezoek bij de radiopresentator John Ziegler, een bestrijder van politieke correctheid. Het verschil tussen Ziegler en Wallace is het verschil tussen vastgeroeste antwoorden gebaseerd op vooronderstellingen en vragen en twijfel. Is politieke incorrectheid niet het synomien voor de houding dat je het al weet en dat je niet van plan bent van inzicht en mening te veranderen? ‘Leaving aside whether John Ziegler’s assertions are true or coherent,’ schrijft Wallace, ‘is it even remotely helpful or productive to make huge sweeping claims about some other region’s/culture’s inferiority to us? What possible effect can such remarks have except to incite hatred? Aren’t they sort of irresponsible?’

‘Voor de liefde,’ eindigt Holman. Humaniteit kan niet zonder liefde, het is een noodzakelijk ingrediënt. Maar als je vier keer schrijft ‘maar liever geen islamieten’ is de liefde ver te zoeken. Typisch van die politiek correcte zinnen, zal Holman zeggen en daarom citeer ik nog maar eens stukje van Wallace over Ziegler.

(…) John Ziegler seems unable to differentiate between (1) cowardly, hypocritical acquiescence to the tyranny of Political Correctness and (2) judicious, compassionate caution about using words that cause pain to large groups of human beings, especially when there are all sorts of less upsetting words that can be used. Even though there is plenty of stuff for reasonable people to dislike about Political Correctness as a dogma, there is also something creepy about the brutal, self-righteous glee with which Mr. Z. and other conservative hosts defy all PC conventions. If it causes you real pain to hear or see something, and I make it a point to inflict that thing on you merely because I object to your reasons for finding it painful, then there’s something wrong with my sense of proportion, or my recognition of your basic humanity, or both.

Let wel: er is een vorm van politieke correctheid die ‘laf’ en ‘hypocriet’ is. In Americanah is Infemelu samen met haar vriendin Ginika aan het winkelen. Ze worden geholpen door een meisje en als ze bij de kassa komen wordt hun gevraagd door wie ze precies zijn geholpen zodat diegene haar commissie kan krijgen. Die met het lange haar? Beiden verkoopsters hebben lang haar. Die met het donkere haar? Beiden hebben donker haar. Als ze de winkel uitlopen zegt Ifemelu: ‘Why didn’t she just ask “Was it the black girl of the white girl?”’ Waarop Ginika antwoordt: ‘Because this is America. You’re supposed to pretend that you don’t notice certain things.’ Politieke correctheid is laf en onvruchtbaar wanneer men denkt dat gelijkheid een synoniem is voor hetzelfde. Gelijkheid betekent dat de ene die er zo uitziet niet minder/beter is dan degene die er zus uitziet.

Met de vrijheid van meningsuiting als excuus, met de poëzie als excuus, steekt Holman een enorme middelvinger op naar broederschap als waarde. En ook, ik laat me niet onder het mom van politieke incorrectheid met een kluitje in het riet sturen, naar de waarde van gelijkheid. Alles en iedereen, ‘maar liever geen islamieten.’ Dat schrijft hij uit angst, misschien uit haat, maar met liefde heeft het niks te maken.

Als ik de passages herlees in Between the World and Me waarin Coates schrijft over zijn kennismaking met poëzie dan wordt het helemaal duidelijk waarom de tekst van Holman geen poëzie is. Coates schrijft dat woorden, de literaire taal, hem confronteerde met wat hij dacht te weten, dat literatuur voorbij ging aan slogans en zijn zwarte lichaam inhoud verschafte. Literatuur heeft verschillende functies, maar de belangrijkste is het in stand houden van het bewustzijn, omdat het volgens Frans Kellendonk een confrontatie is tussen het zelf en het ik. Het maakt je bewust van wat je nog niet wist of het brengt naar boven wat je eigenlijk al wist maar dat ver weg gestopt was, het scherpt aan, het corrigeert en het schaaft bij. Bewustzijn is beweging, onverbiddelijk. Het stopt pas bij de dood. Het lezen van literatuur voelt, door de confrontatie tussen het zelf en het ik, dus aan als falen. En dat is niet erg, want dat betekent dat je geen genoegen neemt met gemakzuchtige antwoorden, clichés, racistische denkbeelden, goedkope vooroordelen en meningen over zaken waar je niets van weet. Dus lees en blijf falen, steeds weer en steeds beter. Of zoals Samuel Beckett schreef: ‘Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.’

Koen Schouwenburg

Bibliografie van geciteerde werken

Adichie, Chimamanda Ngozi – Americanah. 13e dr. New York: Alfred A. Knopf, 2014.

Adler, Renata – After the Tall Timber. Collected Nonfiction. New York: New York Review Books, 2015.

Baldwin, James – The Fire Next Time. 7e dr. New York: The Dial Press, 1963.

Beckett, Samuel – Nohow On. New York: Grove Press, 1996.

Bove, Emmanuel – Het voorgevoel. Vertaald door Mirjam de Veth. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2015.

Coates, Ta-Nehisi – The Beautiful Struggle. A Memoir. New York: Spiegel & Grau, 2009.

Coates, Ta-Nehisi – Between the World and Me. New York: Spiegel & Grau, 2015.

Hallberg, Garth Risk – City on Fire. New York: Alfred A. Knopf, 2015.

Hamid, Mohsin – Discontent and its Civilizations. Londen: Hamish Hamilton, 2014.

Morrison, Toni – God Help the Child. New York: Alfred A. Knopf, 2015.

Wallace, David Foster – Consider the Lobster. Boston: Little, Brown, 2005.