‘Mijn brein, mijn hele leven is tot een voorraadkamer geworden voor iets wat op een dag geschreven moet worden’

De ondertitel van de biografie over Hans Fallada van Anne Folkertsma luidt Alles in mijn leven komt terecht in een boek. Echte literatoren leven hun verhalen en dat gold zeker voor deze waarschijnlijk meest maniakale schrijver aller tijden. Hans Fallada, pseudoniem van Rudolf Ditzen (1893–1947), was geboren om aan de zijlijn te staan, een hypergevoelige observator pur sang. En dan is het tijdsgewricht waarin hij leefde ook nog eens allesbepalend voor een continent, zo niet de hele wereld. Het Duitse Keizerrijk, de Eerste Wereldoorlog, de Republiek van Weimar, de opkomst van de nationaalsocialisten, boekverbrandingen, censuur, de Tweede Wereldoorlog, de ondergang van het Derde Rijk, de Sovjetbezetting, de aanvang met de Gruppe Ulbricht van een nieuw socialistisch bewind.

hans fallada biografieAlsof dat nog niet genoeg is, kende Fallada ook in zijn persoonlijke leven veel moeilijkheden, uiteraard ook gerelateerd aan de diverse regimes. Hij was niet bepaald handig met geld, viel vaak voor de verleidingen des levens. Twijfel rond vrouwen, de vlucht van de een naar de ander, maniakaal gebruik van roesmiddelen, vooral de onderdompeling in morfine en alcohol. Tweemaal gevangenisstraf (hetgeen geweldig intense dagboeken opleverde) en meermaals (niet-afgeronde) opname in een zenuwinrichting. De droevige goudmijn van een groots verteller. Iemand die niets anders kon dan zijn stem laten horen, die er niet voor terugschrok om zichzelf te kastijden met een onmenselijk schema van tientallen pagina’s per dag – let wel, toetsenbordgebruikers, met de pen en de vaak verkrampte hand. Alles moest voor zijn werk wijken.

Het boek is een must voor de Fallada-liefhebber c.q. -kenner, maar daarnaast een dermate grondige biografie dat je je niet kunt voorstellen dat iemand die nog niets van deze schrijver heeft gelezen, niet terstond naar de boekhandel rent en grootschalig inslaat. Zijn belangrijkste werken zijn in de afgelopen jaren heruitgegeven, in herziene versie naar het ongecensureerde origineel, wat het ook literair-historisch interessant maakt. Daarnaast kan, getuige de uitgebreide bibliografie, de Nederlandse uitgever nog jaren voort. Een fijne gedachte.

De biografie opent met drie (promotie)stukken die Fallada ooit schreef op verzoek van de illustere uitgever Ernst Rowohlt. Allereerst kwam hij op de proppen met een typische, humoristische bio. Treffend, alleszeggend. Wat dient een lezer eigenlijk meer te weten? Zeker in het geval van Fallada, wiens boeken zo doordesemd zijn van de tijd, van het leven van de schrijver zelf?

… juristenzoon, […]. Een matige tot slechte scholier die nooit eindexamen heeft gedaan, een schuchter tot bangelijk man, die nooit ‘het nodige zelfvertrouwen’ heeft gekregen. Boer, boekhouder, administrateur, wetenschappelijk medewerker (op het gebied van de aardappelteelt), nachtwaker, rentmeester, advertentiecolporteur, journalist en momenteel boekenschrijver. Maar van plan ook dat niet voor altijd te doen, maar zich terug te trekken op het platteland en daar zijn eigen boontjes te doppen.

Fallada was altijd nauw betrokken bij de promotie van zijn werk en profileerde zich bewust richting zijn lezers. Hij heeft meermaals de kans gehad om te emigreren gedurende de nazitijd, maar hij wilde in zijn geliefde Duitsland blijven. Daartoe heeft hij weleens wat ongelukkige compromissen gesloten, werd daartoe door de omstandigheden gedwongen omdat hij nu eenmaal móest schrijven, moest publiceren. Passages die voor problemen konden zorgen werden uit voorzorg door redacteuren geschrapt of ingrijpend aangepast.

Je hebt meermaals met Fallada te doen, die merkbaar ernstig onder de druk leed, die om aan geld te komen zijn geliefde teksten dan maar zelf verhaspelde tot lucratieve feuilletons voor kranten en tijdschriften. De doorsneemens, of beter: de niet-schrijvende mens ontwikkelt zich, de schrijver herbegint steeds opnieuw, moet zich steeds weer heruitvinden. Een tijdrovende, lichamelijk en geestelijk slopende bezigheid.

Fallada kon als geen ander broodschrijven, was ongekend veelzijdig. Sprookjes, kluchten, draaiboeken (na allereerst een pil van zeshonderd pagina’s in enkele weken te hebben geschreven over het onderwerp), avonturenromans, maar het ware, indringende werk – het werk waarmee de literator écht bezig wil zijn, waar hij helaas vaak vanaf werd gehouden, mede ook door zijn spilziekte, zijn toch de maatschappijkritische grote romans die juist op literair magistrale wijze het leven van de kleine man schetsen, en daarmee de wereldpolitiek, de problematiek van crisis en oorlog direct tastbaar maken.

Folkertsma maakt met een heldere stijl duidelijk – je zou haast zeggen Falladaresk, aangezien je door de drie stukken ‘Hoe ik schrijver ben geworden’, ‘Stilte, hier wordt gewerkt!’ en ‘Mijn voorvaderen’ helemaal in de sfeer bent gekomen en Folkertsma, vaste vertaalster van het werk van Fallada, moeiteloos de lichte maar veelzeggende toon voortzet – dat Ditzen enerzijds een burgerlijk bestaan nastreefde, maar dat dit steeds weer botste met zijn eruditie, met zijn belezenheid, met zijn schrijverschap. Een grillige man die een huistiran kon zijn, maar toch vooral zichzelf in de weg zat. Die dol was op zijn muze en zijn kinderen, op zijn minnaressen, maar veel van hen vroeg.

Het geldt voor alle uiterst gedreven schrijvers. Anderen moeten je de tijd gunnen. Hetgeen een hele opgave kan zijn, zoals ook weer uit deze biografie blijkt. Er waren genoeg weldoeners, uitgevers, zenuwartsen en redacteuren die zich voor de ware Fallada in hebben gezet, maar op een of andere manier kon deze einzelgänger dat niet slechts omarmen. Hij wilde het liefst met rust gelaten worden op zijn boerderij. Een beetje handarbeid op het land en lezen en schrijven.

(In ‘Hoe ik schrijver ben geworden’ komen op zich geen nieuwe zaken aan het licht, ‘je kunt pas later beseffen dat je een schrijver, een beschouwer bent’, ‘je moet lezen’, ‘je moet onder de mensen zijn geweest om over ze te kunnen schrijven’, ‘romans geven stof tot nadenken en het hart gevoelens’ etc. Allemaal waar, niets nieuws nogmaals, maar het wordt met zoveel elan verteld dat je aan de pagina’s gekluisterd blijft. Ja, dat is het belangrijkste: er spreekt uit het werk van Fallada een vreugde in het schrijven. De roes als iets lukt, de roes die alle andere roezen overtreft.)

Uit het uitgebreide notenapparaat wordt duidelijk hoe doorwrocht Folkertsma te werk is gegaan. Ze heeft onder meer geput uit zijn uitgebreide correspondentie (tussen hem en zijn vrouw en muze Anna, de briefwisseling met uitgever Rowohlt, al met al duizenden brieven), zijn dagboeken, recensies en getuigenissen van tijdgenoten. Ze is veelvuldig ondergedoken in het archief in het Fallada-museum, gevestigd in zijn oude boerderij in Carwitz. Het zorgt al met al voor een zeer genuanceerd beeld van een groot chroniqueur, van de immense druk die van alle kanten op een (creatief) mens gelegd kan worden.

Hans Fallada is een weloverwogen biografie, geschiedkundig minutieus, informatief, consequent, ja, liefdevol zonder te adoreren. Folkertsma plaatst tot slot het werk van Fallada in het perspectief van deze tijd. De geest van Ditzen/Fallada waart op een inspirerende manier door dit boek, geeft het extra leven. Het past haarfijn in de reeks van zijn eigen werk: Wat nu, kleine man?, Alleen in Berlijn, De drinker, In mijn vreemde land, Een waanzinnig begin.

Guus Bauer

Anne Folkertsma – Hans Fallada, Alles in mijn leven komt terecht in een boek. Cossee, Amsterdam. 416 blz. € 29,95.