In december werd in Museum De Buitenplaats in Eelde de tentoonstelling ‘De Ordening. Lichamen en ondingen’ van Mario ter Braak geopend. Marjoleine de Vos hield bij die gelegenheid een lezing over het werk van de schilder.

Op een dag deed Mario ter Braak iets waar hij van schrok.

Hij keek naar de dingen op zijn tafel. Dingen die hij zou schilderen, zoals hij dat al vaker had gedaan.

Toen strekte hij zijn hand uit. Hij pakte een voorwerp en draaide het een klein beetje om.

Zo.

Oei.

Dat had hij nog nooit gedaan.

‘Atelierhoek met Torso’, 1994, 85x125cm, o/l, Mario ter Braak
‘Atelierhoek met Torso’, 1994, 85x125cm, o/l, Mario ter Braak

Ik lees u een gedicht voor van de dichter Chr. J van Geel. Het heet ‘ars poetica’, het gaat dus over zijn kunstopvatting. Het gedicht gaat zo:

Ars poetica

Waar puin ligt en een oude fiets

keerde mijn schoen een kistje om,

ik keerde op mijn schreden,

keerde het om, ik dacht misschien

ligt het toch liever andersom.

Nog een kunstenaar die schrikt van wat hij doet. Zomaar iets veranderen aan de werkelijkheid die toch het materiaal is waarvan hij of waarvan uit hij kunst maakt.

Van Geel laat zien hoe hij werkt: hij zet een paar woorden neer, keert terug op zijn schreden en zet ze weer andersom.

Het is een eenvoudig verhaaltje: iemand die schrikt van wat zijn voet doet, zo dat hij terugkeert en het kistje weer legt zoals het lag. Niets veranderen. De toevallige orde respecteren.

Ter Braak keerde niet om. Hij zette het kopje niet weer terug zoals het stond. Integendeel. Vanaf dat moment lag geen doosje er meer toevallig bij. Niet de werkelijkheid dicteerde meer wat hij ons te zien gaf, wat hij zichzelf te schilderen gaf, maar zijn eigen ordening.

Nu is de werkelijkheid natuurlijk nooit de baas als het om schilderen gaat.

Bij geen enkele kunst is de werkelijkheid de baas.

Alle kunstenaars gaan zelf naar de werkelijkheid kijken, ze gaan er woorden voor vinden, danspassen, klanken, verfstreken, ordeningen, abstraheringen, kleuren, gezichtspunten.

Ze zetten de werkelijkheid, en dat woord mag je ruim opvatten, het gaat ook over een innerlijke werkelijkheid en over de werkelijkheid van hun materiaal, altijd naar hun hand – zelfs als ze zogenaamd helemaal niets doen en alleen maar kijken, alleen maar weergeven.

Tegelijkertijd is de werkelijkheid altijd de baas. Want de werkelijkheid is nu eenmaal de werkelijkheid en alles wat je verder doet aan dans en muziek en toneel en poëzie en schilderkunst, dat is allemaal de werkelijkheid niet.

Of wel? Ook wel natuurlijk.

Maar laat ik even afzien van het problematiseren van het begrip werkelijkheid. Ik doe voor de aardigheid even alsof we net weten waarover we het hebben als we het woord werkelijkheid gebruiken.

Nu dan, als we dat weten, dan weten we toch ook meteen dat een schilderij van een komkommer geen komkommer is. Dat een geschilderde spruit, een vaasje, een mens, een hoekje van een atelier enzovoort dat die allemaal niet zijn wat de ongeschilderde bestaansvorm is.

Schilderen is behalve een schilderij maken dat ook weer zelf bestaat, óók weergeven.

En dus veranderen. Altijd. Zelfs als je overal vanaf blijft.

Toch schrok Mario ter Braak op die dag dat hij het kopje verzette. Omdat hij een grens was overgegaan. De grens van ‘alleen maar kijken’, of doen alsof je alleen maar kijkt, alsof je geen standpunt kiest, geen belichting, geen kleurenpalet, geen verftoets, van ‘alleen maar kijken’ dus naar ordening. Als je eenmaal toegeeft dat je zelf ordent en schikt staat niets meer vast. Geen kleur, geen licht, geen afmeting, geen waarschijnlijkheid.

Maar dat betekent niet meteen dat je alles los moet laten.

Ter Braak liet niet alles los. Integendeel. Hij schikte en keek.

Wat zie ik? vroeg hij zich af. Wat wil ik te zien geven op mijn doek? Wil ik doen alsof de toeschouwer altijd vanuit een soort vogelhut door een spleet op ooghoogte naar de wereld kijkt en daar staan dan toevallig wat door mij geschikte citroenen of vaasjes of zoete aardappels?

Nee, zei hij. Als ik hier sta, naast deze tafel, dan kijk ik van boven op die tafel. Loop ik naar een ander stukje van de tafel, dan zie ik de citroenen van een andere kant. Andere belichting. Andere vormen – geen citroen is geheel symmetrisch, al laat ie zich nog zo mooi doormidden snijden. En zo begon hij stil te staan bij waar wij, slordig kijkend, alles maar voor zoete werkelijkheid aannemend, nu juist meestal niet bij stilstaan. Dat het licht als we van rechts naar ons koffiekopje kijken heel anders op dat kopje valt dan als we eens even aan de linkerkant van dat kopje gaan zitten. Dat een aubergine wel een vorm heeft, een glanzende ovale paarse vorm, maar dat het nogal verschilt of je op ooghoogte bent met de aubergine – of de kweepeer, de vis, de kers, de aardbei – of dat je die van bovenaf bekijkt. Of het licht van rechts of van links komt. Of het voorwerp in zijn eentje is of met een aantal exemplaren naast elkaar. Of de exemplaren naast elkaar liggen of tegen elkaar aan, zodat ze een vierkant vormen.

Iedereen weet dat, dat dingen veranderen als je ze anders neerzet. Als ik me even tot de vrouwen mag richten, maar ook de mannen zullen dit wel kunnen volgen: denk bijvoorbeeld aan een paar schoenen. Ze staan in de etalage van de schoenenwinkel met hun neuzen naar je toe. Leuk! Je snelt naar binnen. Daar staan ze, je had ze bijna niet herkend, want ze laten zich nu van opzij zien op een plank op ooghoogte. Mooi! Je doet ze aan je voeten. Wat zijn ze anders! De lange punten die zo van bovenaf naar voren steken, de onzichtbaar geworden hak die je nu alleen nog maar voelt – je strekt je been uit naar de spiegel, draait het een beetje om de hak weer tevoorschijn te brengen. Daar is ie, nu schuin van boven gezien.

‘Ichtus III’, 2011, 100x90 cm, o/l, Mario ter Braak
‘Ichtus III’, 2011, 100×90 cm, o/l, Mario ter Braak

Zoiets is het begin.

Want Ter Braak laat het daar niet bij.

De vruchten die op een schaal lagen, gingen op een tafel liggen. De tafel werd bijna onzichtbaar. De vruchten verplaatsten zich naar roestvrij stalen aanrechten. Ze trokken zich terug en de lege spoelbakken staarden ons aan, alsof wij ons over ze heen bogen. De spoelbakken begonnen zich te gedragen als de zoete aardappelen en de citroenen: ze schikten zich. Het licht glansde merkwaardig op hun metalen oppervlakten. Een vis kwam in de spoelbak liggen. Of stond hij nu, of stond de spoelbak, of liggen wij – waar zijn we, met ons oog, onze waarneming onze zekerheden? Is de wereld niet eerder oppervlak, kleur, licht, ritme, in wonderlijke ordening?

Misschien.

‘Spruitje’, 2003, 184x184cm, o/l, Mario ter Braak
‘Spruitje’, 2003, 184x184cm, o/l, Mario ter Braak

Ter Braak schilderde een spruitje op groot formaat. Als hij voor het doek ging staan en zijn armen opzij strekte was het doek zo groot als hijzelf.

Lijkt Ter Braak op een spruit? Welnee.

Is het gewoner om Mario ter Braak te zijn dan een spruit?

Tja.

Is er iets gewoons aan een spruitje?

We vinden meestal van wel. Spruitjes hebben geen air van romantiek en geheim om zich heen. Kleine knoedelige kooltjes. Stinken als je ze klaar maakt. Culinair niet echt een betoverende groente. Spruitjesgeur.

Visueel nooit erg over nagedacht. Is een spruitje mooi?

Zou het niet weten. Het is.

Maar kijkend naar een spruit zo groot als een mens is dat heel gewone van de spruit nogal verdwenen. Dat groen! Die glans! Die nerven! Dat ene spruitje midden op dat doek, een spruitje omringd door roze. Roze! Van alle kleuren de minst spruitige!

Nee de werkelijkheid is niet zo vanzelfsprekend en de geschilderde werkelijkheid is dat al wel helemaal niet. Geen aardappel ligt toevallig op een tafel – als ie al op een tafel ligt.

‘Etz ha-da'at tov va-ra’, 2014-2015, 137,5x137,5 cm, o/l, Mario ter Braak
‘Etz ha-da’at tov va-ra’, 2014-2015, 137,5×137,5 cm, o/l, Mario ter Braak

Wie de citroenen en de kweeperen op de tafel vier maal opnieuw schildert, steeds vanuit een andere hoek, maar wel op één doek, heeft ineens een veelzeggende gele ordening waaruit het licht uit het midden lijkt op te wellen. Als een kruis van licht.

Ah! denkt de schilder. Dat is me wat! Waar doet mij dit aan denken?

Ja waar doet ons dit aan denken. Een lichtgevend kruis, mm, mm, misschien moeten we niet te veel denken en het daar maar bij laten.

Ter Braak gaf het wel een titel, maar dan eentje die wij niet meteen zouden begrijpen. Dan hoeven we niet te veel te denken. Hij noemde het schilderij Etz ha-da’at tov va-Ra. Dat is Hebreeuws. Het betekent: de boom van kennis van goed en kwaad.

Daar gaat de schilder ineens ook de wereld van de literatuur in – met woorden verandert hij wat we zien. Het fruitstilleven verwijst nu naar een Bijbelse voorstelling van hoe de mensen kennis verworven hebben. Kennis die ze uit het paradijs van de onwetendheid verdreef.

De vruchten aan de boom der kennis waren volgens bijbelgeleerden hoogstwaarschijnlijk geen appelen. Niemand weet wat dan wel.

Keiharde kweeperen en zure citroenen. Gerangschikt om een kruis van licht. – De boom der kennis van goed en kwaad.

Een lichtgevende spruit op een fond van roze. Zelfportret.

Een grijs vaasje op een blauw fond met als titel ‘Dit is geen duif’.

De geschilderde, geordende wereld in combinatie met woorden werkt wel heel bevreemdend ondanks de geruststellende volle kleuren, de ook bij het koelste oppervlak toch warme en intieme glans van de verf.

Misschien vond u dat gedicht dat ik in het begin citeerde, over dat kistje op een rommelige plek, waar puin ligt en een oude fiets, en dat omgedraaid werd door mijn schoen, misschien vond u dat wel een beetje een erg eenvoudig gedicht. Misschien dacht u wel: ja zeg, als dat alles is. We gooien altijd wel eens met een schoenpunt iets om, verzetten een kopje, knippen de lamp aan.

Dat klopt. Dat doen we allemaal wel eens. Maar niet allemaal keren we dan om, zoals de dichter Van Geel, en leggen het kistje weer terug. En evenmin schrikken we, zoals de schilder Mario ter Braak en besluiten we: de wereld is niet vanzelfsprekend, onze blik is niet vanzelfsprekend, alles kan een ordening krijgen.

Elk spruitje dat verlegd wordt, verandert een hele wereld.

Buitenplaats 'Ophelia; Glas, Water en Blauwe Lucht', 100x213cm, 2001, o-l, Mario ter Braak
Buitenplaats ‘Ophelia; Glas, Water en Blauwe Lucht’, 100x213cm, 2001, o-l, Mario ter Braak

Marjoleine de Vos

De tentoonstelling ‘Mario ter Braak – De Ordening. Lichamen en ondingen’ is nog te zien tot en met 20 maart in Museum De Buitenplaats.

Hier kun je de uitzending Een goedemorgen met… terugluisteren waarin Mario ter Braak te gast was.

(Afbeeldingen: © Mario ter Braak)