Naast de traditionele avond programmering op de zaterdag van Winternachten worden er de laatste jaren ook steeds meer programmaonderdelen in de middag geprogrammeerd. Dit jaar zijn het twee auteur interviews met Connie Palmen en Karl Ove Knausgård, en de daarop aansluitende leesclubs over hun boeken Lucifer en Vrouw, die de mensen naar het Theater aan het Spui lokken. Daarnaast vinden er in Den Haag op andere locaties nog een drietal programma’s plaats.

Het festival trapt al af om elf uur ’s ochtends als internet community CLEEFT de literaire brunch Help, ik debuteer! Onder leiding van Abdelkader Benali bespreken Lize Spit en Bregje Hofstede hoe hun beide debuten tot stand kwamen en vertelt Peter Nijssen van de Arbeiderspers wat er de afgelopen jaren in uitgeversland is veranderd. Dankzij Benali wordt het een onderhoudend gesprek. Zo blijkt dat Hofstede zo graag bij uitgeverij Cossee wilde debuteren dat ze haar boek gewoon instuurde in plaats van het gesprek aan te gaan met uitgevers die al interesse hadden getoond. Een kleine uitgeverij met persoonlijke aandacht was ook de reden dat Lize Spit koos voor Das Mag.

Met Nijssen bespreekt Benali de manieren om uitgegeven te worden en ook de rol van de redacteur komt ter sprake. Nijssen wijzigde ooit een zinnetje over een vogel bij Benali, hoewel het duidelijk om een fout ging (‘hij bedoelde een reiger’) zien Hofstede en Spit zo’n wijziging niet zitten. Alsof je een foto instuurt en gephotoshopt terugziet).

Enkele uren later begint Knausgård het interview dat Stine Jensen hem afneemt met een verwijzing naar David Bowie. Zoals Bowie zich als artiest vernieuwde hoopt Knausgård zich ook als auteur te vernieuwen. Hoe schaamte een rol speelt in Noorwegen komt ook aan de orde. De geslotenheid van de bevolking werd een discussiepunt doordat de zesdelige reeks (en vooral het eerste deel Vader) schaamteloos openheid verschafte. De relatie met zijn vrouw Linda speelt tijdens het interview en de daaropvolgende leesclub ook een rol. Dat hij open over haar depressie schrijft is duidelijk, maar Marcel Möring (die kort opduikt in Vrouw en Knausgård ’s ochtends interviewde in Rotterdam) wijst er ook op dat het ontbreken van intimiteit alleen opduikt als hij beschrijft hoe hij denkt dat hij al lang haar schouder niet heeft aangeraakt. Het is een wat aparte gewaarwording als ook Knausgård geestesgesteldheid bij de leesclub besproken wordt. Of kunst en literatuur als reddingsboei hebben gewerkt en of werkelijke kwesties als zijn onzekerheid zijn opgelost is volgens sommigen maar de vraag.

Knausgard

Stine Jensen Knausgard

Moring Jensen

De tweede avond van Winternachten verloopt geheel anders dan de voorgaande avond. Het is duidelijk drukker. Of dat is vanwege de komst van Susan Neiman kan ik niet zeggen want ik ging naar de boekpresentatie van Rodaan Al Galidi die ‘eindelijk’ de roman heeft geschreven over zijn tijd als asielzoeker. Adriaan van Dis beschrijft Hoe ik talent voor het leven kreeg als een spiegel met zoutzuur. Je kan er niet te lang naar kijken zonder je pijn te doen. Ook in het interview legt Al Galidi bloot hoe regeltjes verlammend werken en dat de eerste antwoorden op een A4tje met vragen je hele asielaanvraag bepalen. Het kan niet anders of dit indrukwekkende gesprek tussen Al Galidi, Van Dis en Paul van der Gaag zindert nog lang na onder de bezoekers.

In het volgende programma komt alles samen wat Winternachten tot een mooi festival maakt. Vier auteurs uit Angola, Zimbabwe, Polen en Roemenië komen samen om te vertellen hoe hun hoofdpersonen zich schuilhouden. Lex Bolhmeijer interviewt in een kleine anderhalf uur de schrijvers en weet feilloos overeenkomsten en verschillen bloot te leggen. Zo is de Angolees José Eduardo Agualusa optimistisch ingesteld, dat moet ook wel als je in Angola woont (‘de pessimisten zijn allemaal dood’). Hij somt zijn zegeningen op en vertelt hoe zijn kinderen een begrip als apartheid niet kunnen omvatten en hoe hoopvol dat is. De Poolse Joanna Bator is met de huidige regering in Polen niet optimistisch en ook in haar boek Dark, almost Night, dat handelt over een vrouw die haar familiegeschiedenis onderzoekt in een verlaten huis langs de Pools-Duitse grens, maakt ze duidelijk dat het spook van het nationalisme nog niet weg is. Kinderen spelen een rol in het werk van de Zimbabwaanse Petina Gappah die in Het boek van Memory een Albinomeisje aan het woord laat en in Vuurstapel van György Dragomán uit Roemenië waarin een oma haar kleindochter Emma uit een kindertehuis ophaalt tijdens de revolutie in Roemenië. De stuk voor stuk schitterende interviews en de goed uitgekozen fragmenten tonen aan hoe goed Winternachten verbanden kan leggen tussen auteurs en ze tot nieuwe inzichten brengt.

Winternachten

Een ander aspect van Winternachten dat benadrukt moet worden is de hoeveelheid talen die je er kan horen. In het programma Seven deadly sins wordt dit goed duidelijk. Zeven auteurs uit evenzovele landen hebben de opdracht gekregen om voor het festival een kort verhaal te schrijven over één van de zeven hoofdzondes. Anders dan bij het poëzieprogramma op de vrijdagavond is de begeleidende band nu een stuk beter op dreef en sluiten de intermezzo’s en de presentatie daarvan mooi aan op de verhalen. Van de auteurs springen José Eduardo Agualusa en Petina Gappah er weer uit evenals de Oekraïner Andrej Koerkov die luiheid mocht beschrijven: ‘Oblomov interesseerde me niet omdat ik niks van hem kan leren’.

Wederom heeft de poëzie in de grote zaal het laatste woord als Helmut Lotti de avond afsluit. Hij brengt een selectie aan favoriete gedichten tezamen met nummers van zijn nieuwe plaat en weet daarmee alle aandacht veertig minuten vast te houden. Bij buitenkomst blijkt het feestje in de foyer voortgezet te worden en anders dan op de vrijdagavond wordt er door een behoorlijk aantal mensen gedanst. Een terechte beloning voor de organisatie die een schitterende festivalavond heeft neergezet.

Maarten Praamstra