De behoefte van de mens aan illusies

Anja Sicking (1965) is een geboren verteller maar heeft daarnaast een bijzonder oog voor compositie. In een heldere stijl voegt ze in Ferrari’s in de hemel de verschillende verhaallijnen langzaam samen, resulterend in een ragfijn, gedetailleerd maar solide bouwwerk. Dat past wel bij dit als familieverhaal geafficheerde boek. Een kwalificatie zoals ‘een roman in verhalen’ zou de tekst te kort doen, zou het overduidelijke staketsel onnodig onderuit halen. Wanneer je een familie portretteert, zorgen de afwijkende gezichtspunten, de verschillen in beleving van situaties juist voor de interne spanning. Laten we het boek gewoonweg ‘roman’ noemen. Het voldoet aan alle normen.

sicking ferrariDe kinderen Daphne, Lizzy en Ravi zijn nog jong in het eerste van vijf delen waaruit de roman bestaat. Het is 1971 en op een pretpark is een enorm achtbaan een van de attracties waar vader Emile de kinderen probeert langs te loodsen. Daphne, de oudste, en Ravi de middelste voldoen wel aan de minimumlengte van 1.40 meter, maar Lizzy en een meegekomen vriendinnetje niet. De autoriteit van Emile is mager, net als de relatie met zijn vrouw Dores. Maar hij wil dit niet waar hebben.

Hij wreef met zijn vingers over de dunne huid van de rug van haar hand. Zie je wel, dacht hij. Het gaat goed tussen ons. […] Zo’n 120 gulden had hij vandaag al uitgegeven, maar Dores keek welwillend naar hem, ze had niet die dromerige, afwezige blik, dat was al heel wat waard.

Emile is namelijk haar tweede keus. Ze was verloofd met een flamboyante piloot, maar die is omgekomen. Naarmate de tijd verstrijkt idealiseert ze hem, voelt (zogenaamd) het gemis van een mondainer leven. Graag had ze met hem in de Ferrari’s in de lucht rondgevlogen. Emile benadert het leven eerder theoretisch. De kinderen zijn bij het pretparkbezoek even aan zijn aandacht ontsnapt wanneer hij de plattegrond bestudeert. Prompt hebben ze zich in de verboden attractie gewurmd. Het loopt goed af, maar het is een soort vooraankondiging van het noodlot. Alle personages in Ferrari’s in de hemel houden elkaar, maar vooral zichzelf voor de gek. Doen alsof ontsnappen aan de realiteit van alle dag mogelijk is. Er is natuurlijk geen ontkomen aan.

Op rustige, maar doortastende wijze schetst Sicking de afzonderlijke levens. Dores is podotherapeut, maar eigenlijk zou ze liever gaan wandelen, dan elke dertig minuten een nieuwe klant in haar stoel te krijgen. Ze is blij met haar werk, eindelijk even weg van de stille man thuis, maar ze blijft zich onwennig voelen met haar actieve zelf. Sicking is een uiterst empathisch schrijfster, maar ze laat bij elk van haar personages de tekortkomingen zonder voorbehoud voelen. Dores heeft een groeiende hekel aan wat ze is geworden. Een vrouw met de eerste duidelijke tekenen van verval waaromheen nog een enorme wolk van romantisch verlangen hangt.

Emile begrijpt haar frustraties wel (neen, dus). Hij heeft een aantal van zijn artikelen over kunst geweigerd gezien. Hij ergert zich onzichtbaar aan haar, maar denkt tegelijkertijd aan ‘de eerste keer in een berging’. Niet bewust nog, die pijniging, die herinnering, dat gemis, komt pas later. Een verblijf in een vakantiehuisje zal haar goed doen. Opnieuw een aankondiging. De jongste dochter Lizzy, bijna zestien, vindt het buurmeisje in minirok en met een brommer meer dan leuk. De tekenende oplossing van Emile: hij zorgt voor een tv. Zijn credo: uiteindelijk vinden we elkaar wel weer. Het boerenbedrog dat voor je het weet een leven lang kan duren. Er lekt constant energie weg bij de personages.

De opgekropte ergernissen leiden tot kleine confrontaties. Maar, zo zegt Sicking terecht, het zijn wellicht futiliteiten, maar niettemin kerven ze zich in eenieders gedachten. En in het collectieve geheugen. Dat onbetrouwbare samenraapsel.

Het tweede gedeelte sluit naadloos aan. Het opent met een reeks brieven, geschreven begin jaren tachtig door Lizzy die na haar eindexamen naar New York is vertrokken. Het nu bekende reis-sabbatical na ‘de zware middelbareschooltijd’. Ze richt de brieven niet aan haar oudste zus maar aan haar broer Ravi die literatuurwetenschappen studeert. Ze heeft aldaar een would-be actrice ontmoet en deelt inmiddels een kamer met haar. Iemand waarvoor ze als een blok is gevallen, maar dat gevoel houdt ze ergens toch nog tegen. Lizzy is eerlijk tegenover Ravi, maar brengt het nieuws toch voorzichtig. Heel subtiel ook naar de lezer toe. Tegelijk spreekt ze haar broer toe, becommentarieert ze de thuissituatie in Nederland waar Ravi als enige met de twee ‘kemphanen’ te stellen heeft.

Gingen Emile en Dores maar eens echt tegen elkaar te keer. Het is de verstikkende mantel der (valselijk gekoesterde) liefde waarmee de status quo wordt bedekt. Wanneer Ravi eenmaal het huis uitgaat, heeft hij het gevoel dat het leven echt gaat beginnen. Kortstondig. Er wordt hem niets in de weg gelegd. Hij zal het wel gaan maken. Maar die verwachting is lastig in te lossen, zorgt juist voor een barrière. Het gevoel dat je het nog wel even uitstellen kan. En – je ziet het nu vrij vaak – na een sabbatical of een vluchtstudie, komt er eigenlijk niet veel meer van.

Helaas is het zo dat de maatschappij verlangt, nee, eist dat je er vanaf het begin bovenop zit. De jeugdige overmoed van Ravi verflauwt al snel. Kleine gebeurtenissen kunnen immense gevolgen hebben. Ravi, de dichter, de (grootste) dromer van de familie komt in een draaikolk terecht. Eentje die eerst nog iets kokketerends heeft – ach, die gokschuld los ik wel af met een baantje aan de lopende band – maar die al snel heel benauwend, vrijwel levensbedreigend wordt. Je voelt in de stukken van de kinderen dat de thuissituatie hen geblinddrukt heeft, dat ze dat ook wel onderhuids weten, maar nog niet expliciet kunnen of eerder willen benoemen.

Dores heeft een verplichte rustperiode achter de rug. Ze is weer gaan werken en Emile heeft het idee dat ze het uiteindelijk toch gaan rooien samen. Misschien dat er een reisje samen naar Amerika inzit. Dan vindt hij in de garderobekast van zijn vrouw de schoenen van haar neergestorte piloot. De dode liefde die het maar gemakkelijk heeft. Een ongelijke strijd. In deze scène stopt Sicking ongekend veel emotie. Wat te denken van deze eenvoudige, maar diep doordesemde woorden en de hemeltergende, mooie actie van Emile daarna.

Ze stonken niet. Helaas. […] Hij was een tikje bijgelovig, met zijn eeuwige blauwe overhemden die hem geluk moesten brengen, dat wist hij zelf ook wel. [ … ] Zonder verder na te denken, zich overgevend aan zijn volgende impuls, liep hij met de piloot zijn schoenen aan de deur uit. Vanaf nu kon hij iedereen zijn. Opgetild, met lichte tred, walste hij de straat uit.

Daphne, de oudste dochter, lijkt in haar liefdesbeleving erg op haar vader. Ze heeft ene Joshua aan de haak geslagen. Een bijzonder knappe fotograaf. Iemand die houdt van het goede leven, van designkleding en van reizen. Maar hij is wars van werken, van zoiets banaals als een kantoorbaan. Hij is bijna een karikatuur van een kunstenaar. Daphne wordt constant voor het blok gezet, offert zich met pijn in het hart dan maar weer op. Met veel moeite, een lening van Joshua’s vader, een schenking van haar grootouders – opvallend genoeg zonder de hulp van haar ouders, fijn verzwegen door Sicking – slaagt ze erin om een ‘passend’ huis te vinden in een dure buurt in Amsterdam. Maar Joshua is impulsief. Hij heeft zijn zinnen gezet op Maleisië. Hij gaat naar Kuala Lumpur, of ze nu meegaat of niet.

Ravi is in het boek en in het leven opzichtig, out in the open, mislukt. Hij heeft bijna letterlijk van de honger geen ontlasting. Hij komt langzaam tot stilstand. Hij heeft al dagen niet gegeten wanneer hij op tweede kerstdag in de metro zit en iedereen naar eten ruikt.

Vanaf het vijfde station reed de metro verder boven de grond door een buitenwijk. De laatste reizigers met een lichte huidskleur stapten uit, anderen, met een donkerder huidskleur, stapten in. De metro verkleurde als een glas warme melk waaraan je cacao toevoegt.

De dichter, de schrijfster als observator aan het woord. De roman is verder vrijwel metafoorloos. Heel fijn. Een heldere, directe taal met veel onderlagen. Daphne en Lizzy houden, net als hun ouders, de façade nog enigszins in stand. Daphne stort zich op haar werk, Lizzy krijgt een kind, min of meer tegen haar wens in. Weten de kinderen los te breken? Gaan ze in de latere delen alsnog hun dromen achterna, hun gewenste lotsbestemming. Ze wagen tenminste pogingen, zijn zo oud en wijs geworden – deel vijf beslaat de periode 2006 t/m 2014 – dat ze hun dromen in hun dagelijkse leven kunnen integreren. En dan komt de ‘profetie’ van de vroege jaren alsnog uit. Een knap staaltje hechting van de verhaallijnen tot slot in deze indringende roman. Ferrari’s in de hemel is een sterker bouwwerk dan menige familie uiteindelijk is.

Guus Bauer

Anja Sicking – Ferrari’s in de hemel. Lebowski, Amsterdam. € 19,99.