Het uitstellen van het leven

Het zonder meer optekenen van (jeugd)herinneringen leidt doorgaans tot boekwerken vol met vals sentiment, overbekende nostalgie waarin vooral de schrijver zich fijntjes kan wentelen. Kind van de verzorgingsstaat van romancier en bekroonde verhalenschrijver Rob van Essen (1963) is juist veel meer dan een verzameling dagboeknotities, dan een memoir. Het is eerder een genuanceerde terugkijk op een zeer bepalende tijd: de naoorlogse welhaast utopische verzorgingsstaat, die zijn hoogtepunt kende in de jaren zeventig en tachtig. Die heeft afgedaan en – geef het beestje een mooi verbloemend naampje – is overgegaan in de participatiemaatschappij. Met andere woorden: u mag het nu grotendeels zelf uitzoeken.

Kind van de verzorgingsstaat is een feest van herkenning voor generatiegenoten, maar is daarnaast een tijdsdocument over naar alle waarschijnlijkheid de meest progressieve periode in de Europese samenleving. De Nederlandse staat voorzag in alles en je accepteerde dat klakkeloos, nam wat je toekwam met een zeker dedain. Van Essen onttrok zich ook met een vanzelfsprekendheid aan het arbeidsproces, leefde op de pof. In die zin dat er nog genoeg tijd was voor de toekomst. Een (schijn)leven zonder consequenties. Boerenbedrog. De tijd is ongenadig. Van Essen gebruikt zijn herinneringen om ironie, gêne, angst, vervreemding, hemeltergende verveling, weltschmerz en bewondering én verwondering te benoemen. Het is het herschikken van een leven, van opgeroepen gevoelens, met gebruik van muziek, architectuur, cultuur en de gangbare politieke opvatting in die tijd. Ja, je zag ook weleens iemand De Telegraaf kopen, maar dat was iemand van een wezensvreemde groep. Mensen waarmee je niets van doen had. Het wereldbeeld blijkt achterafgezien behoorlijk nauw. Begrijpelijk, maar toch.

Tegelijkertijd is het een verslag van de wording van een schrijver, van de start van het leven in verhalen. Iets dat waarschijnlijk rond je vijftigste ineens te duiden is. Kind van de verzorgingsstaat is een essayistische roman die getuigt van zoiets als een ‘voortschrijdend inzicht’. Maar Van Essen zou geen fictieschrijver zijn als hij ook nu geen vraagtekens zou zetten bij zijn bevindingen. Het geheugen is tenslotte onbetrouwbaar. Elk mens parodieert toch zijn eigen verleden.

De herinnering is een ui die door de jaren heen steeds weer van nieuwe rokken wordt voorzien, terwijl het binnenste wegrot en verdwijnt. […] Herinneringen zijn honden die wild door elkaar rennen, blaffend en hijgend. Onderweg verliezen ze een poot, of een oor. Ze veranderen van kleur en ras. Ze veranderen in katten, of in glanzend gelakte trapauto’s. Ze schieten weg en komen terug als je er het minst op verdacht bent. Terwijl je ze weer begroet ben je er heilig van overtuigd dat ze niet veranderd zijn.

Helder. Het zorgt voor subtiliteit, voor de dragelijkheid van de geschetste gebeurtenissen. Het boek gaat daardoor de anekdotiek voorbij. Het persoonlijke kan publiek bezit worden, krijgt een universele glans. Van Essen brengt het geheel origineel, staaft zijn visies met voorbeelden uit de essayistiek, uit de literatuur. Hij ontziet zichzelf daarbij gelukkig niet. Een iel gebouwde man met angsten en depressies, die voortijdig van school ging, in een supermarkt ging werken. Die tijdenlang een uitkering genoot. Nu ja, echt genieten was er zo achteraf gezien eigenlijk niet bij. Het was de anonimiteit die de jonge mens in die dagen trok, het buiten de sleur geplaatste leven. Jij had de keuze om je leven op die manier in te richten. Naadloos van de bijstand in de AOW – nog zo’n verworvenheid die nu afbrokkelt – leek een ideale protestactie tegen de betuttelende overheid. Een aangenaam vacuüm dat voor de eeuwigheid leek te zijn geschapen. Helaas. Een schijnvrijheid. Behoorlijk zelfingenomen, als je het nu bekijkt. Koketterie met de armoede. Al zit er natuurlijk ook veel angst in verscholen.

Solliciteren was bijna iets abstracts; geen handeling die erop gericht was daadwerkelijk een baan te vinden, maar een terugkerende voorwaarde om je uitkering weer voor enige tijd veilig te stellen.

In zijn vroege jeugd heeft Van Essen vaak mee moeten verhuizen met zijn ouders. Na een jaar of drie werd er al weer naar een nieuwe plaats gezocht, of werd een hernieuwde poging gedaan in een eerder reeds bewoonde gemeente in het oosten van het land. Vader was leraar in het christelijke onderwijs. Van een progressieve levensstijl verhuisden ze ook in de richting van het christelijke geloof van de voorouders. De zondag werd een rustdag. Een tv kwam er aanvankelijk niet in huis. De meeste boeken werden geruimd. Van Essen laat mooi de onderhuidse twijfel zien. Het strakke luchtige meubilair werd behouden. Geen zware eiken tafels en stoelen, geen duistere kasten, het harmonium was ook van een modernere snit dan bij de andere geloofsgetrouwen. Wederzijds wantrouwen regeerde het dagelijks leven. De ene helft van de groep die de andere helft bespioneert en vice versa.

Rob van Essen Kind van der

Voer voor de eenling, voer voor de ontheemde, voer voor de twijfel, voer voor de protestgeneratie. En toch is er de heimwee naar een zekere ouderlijke geborgenheid, naar een zorgeloos bestaan. Wat voor een farce het dan ook misschien was.

Vooral mensen die zich thuis ontheemd voelen, krijgen last van heimwee wanneer ze dat huis eenmaal hebben verlaten.

Het is met zekerheid te stellen dat ondergetekende meermaals het pad van de schrijver heeft gekruist. Bij de massale krakersrellen in Amsterdam, bij de betoging tegen de kruisraketten in november 1981 of bij ettelijke andere protestmarsen. (Of in Birmingham, daarover later meer.) Het kreeg iets routinematigs. Ergens voelde je dat ook wel aan in die dagen, maar wist het nog niet te benoemen, of liet die gedachten eenvoudigweg niet toe. Je was samen met ‘geloofsgenoten’ bezig voor het goede doel en dat volstond. Dat het allemaal niets uithaalde voor welke besluitvorming dan ook, wilde je niet waar hebben. Van Essen, wanneer hij in het voorjaar van 2004 in de tram langs een demonstratie rijdt:

Ik voelde een lichte gêne, omdat ik daar vroeger ook bij had gehoord; in die gêne zal eerder vervreemding vermengd hebben gezeten dan ironie.

Gezien het tijdsgewricht en de achtergrond van Van Essen is het niet verwonderlijk dat hij een tijdje actief was bij de socialistische partij. (Denk ook even aan de annexatie van de taal in die dagen. Men schreef socialisties en kapitalisties.) In Ede, waar hij toen woonde, werden ze rode jehova’s genoemd. Een echte voet kreeg ook deze gezindte niet bij de jonge Van Essen tussen de deur. Enige wereldwijsheid, de individualiteit van de schrijver, zat al in hem opgesloten. De tevergeefsheid die hij ook herkent in de Kronkels van Simon Carmiggelt en de stukken van Godfried Bomans. De slenterende buitenstaander, het mededogen, de melancholie. Geen wonder dat een exponent van de generatie met no future zich daar lekker mee kan vereenzelvigen. Nu, en dat is een voorbeeld van het forte van dit boek, nuanceert hij de melancholie zoals bij Carmiggelt. Weet dat hij in die Kronkels een gemakkelijke uitweg vond. Dat het valsspelen is.

Een comfortabele flirt met een stoïcijnse berusting die we nog helemaal niet hadden verdiend. Het was geleende melancholie. Je ging je er superieur door voelen, alsof je het leven doorhad.

Het waren de jaren waarin je lang, voor sommigen veel te lang, het idee had dat je nog alle kanten op kon. En in zekere zin was dat ook zo. Er waren meer mogelijkheden, minder regelgeving en meer financieringsmogelijkheden. (Lees: subsidies.) Voor een grote groep is het achteraf gezien een verloren tijd. Voor een schrijver in spe kan het een waardevolle leerperiode zijn. Zoals in het geval van Van Essen. Iemand die altijd meer een waarnemer dan een deelnemer geweest blijkt te zijn.

Met een aanstekelijke toon zet Van Essen – eigenlijk met dit boek in zijn totaliteit – zichzelf en zijn generatie en de verzorgingsstaat in een fijn vilein zonnetje. De schrijver als toeschouwer bij een ontruiming:

Het is dan ook vreemd dat de ontruiming van het pand [ Lucky Luijk ] op de agenda was gezet op een moment dat er door wegwerkzaamheden een situatie was geschapen die uitnodigde tot een mooie straatoorlog: bouwketen voor de barricades, klinkers om mee te gooien. Alsof de overheid zo gehecht was geraakt aan haar geradicaliseerde linkse kinderen dat ze hun de mogelijkheid tot zelfexpressie niet wilde ontnemen en daarvoor de munitie alvast had klaargelegd. Tenslotte had ze die kinderen zelf met behulp van maatschappijleer en openbare bibliotheken tot kritische burgers proberen op te voeden. Niemand kon zeggen dat dat niet was gelukt.

Kind van de verzorgingsstaat is een zielvolle echo uit de jaren zeventig, tachtig, negentig van de vorige eeuw. En passant trekt de schrijver zijn verleden min of meer glad. Een boek dat geeft te denken, met een groot ja-zo-is-het-eigenlijk-welgehalte. Een heel eerlijk, menselijk relaas. Hoera voor de tijdsgeest, uit te spreken met een duidelijke ironische ondertoon. Denk maar eens aan de reünies van jaren tachtig bands. De muziek – zoals Van Essen het heel treffend noemt – die onze schuilkelder was. Daar moet je niet naar terug willen verlangen. De nummers zijn niet speciaal voor ons gemaakt! Dit is een bevrijdend boek, uiteraard ook voor de schrijver. Het bevat verhaaltechnisch veel fijne lijnen.

Groots is het wanneer Van Essen weer eens een emotie samenbalt. Wanneer hij teleurgesteld van een liefdesavontuur uit Birmingham terugkomt en The Smiths met melancholische liedjes, de schrijver Jonathan Coe met de naam van een personage in de roman What a CarveUp! – toevallig ook nog een doodziek buurmeisje van de hoofdpersoon – zijn liefdesverdriet tot een succesnummer weten te maken. En dan is er ook nog een slaapbank en bestek van de Hema die beiden de naam van de verloren geliefde dragen. Ja, we kunnen er nu om lachen. Maar Van Essen verpakt in dat stukje toch een beetje oud zeer van ons allen.

… bijna had ik die bank gekocht, om haar elke avond voorzichtig te kunnen uitvouwen. De Hema verkocht bestek met haar naam; als ik wilde, kon ik elke avond met haar eten.

Guus Bauer

Rob van Essen – Kind van de verzorgingsstaat. Atlas Contact, Amsterdam. 192 blz. € 19,98.