Hand- en spandiensten van lichamelijke aard

Wij mensen leven op verhalen, meer dan we ons soms realiseren. Een verhaal, in de zin van een interpretatie van een gebeurtenis, een enscenering, kan je hele leven bij je blijven, een bepalende factor worden. De Engelse wereldschrijver Graham Swift (1949) schetst in zijn tiende roman Mothering Sunday: A Romance met zijn typische, taaltechnisch net gekantelde schrijfstijl – onderkoeld en barstensvol emotie tegelijk – wat een enkele dag, wat een paar, eerder toevallige dan geplande, uren teweeg kunnen brengen.

swift moeders zondagHet is 30 maart 1924. Mothering day is de voorloper van Moederdag, eerder een religieuze aangelegenheid waarbij de hele familie samenkomt in de dichtstbijzijnde kerk, of liever nog kathedraal, om de moederkerk te eren. Maar allengs is deze traditie uitgegroeid tot een feestdag van het moederschap, eerder seculier, commercieel. Tijdens het begin van de vorige eeuw een beetje in het slop geraakt, maar, als herdenkingsdag aan de vele zonen die in ’14 – ’18 op het continent zijn gesneuveld weer in ere hersteld.

Hoofdpersonage in wiens hoofd de lezer verkeert, is de in 1901 – of daaromtrent, ze is een wees – geboren Jane Fairchild. Iemand die, let wel, dus eigenlijk geen duidelijk omlijnde identiteit heeft. Haar naam is immers door de leiding van het weeshuis gegeven, als een soort eerste positieve wending in het leven. Daarnaast heeft ze er leren lezen en schrijven. In tegenstelling tot veel van dat soort instellingen, waar in andere romans uitgebreid over wordt verhaald, was het weeshuis waar Jane te vondeling was gelegd, een positiever oord.

Als veertienjarige is ze ‘uitgezet’ als dienstertje bij rijke families. Ze verdient een centje bij met hand- en spandiensten van lichamelijke aard. Zeven jaar later is zij de enige dienstmeid in het wat personeel betreft sterk uitgedunde landhuis Beechwood. Samen met een kokkin bestiert ze het hele huishouden.

En daarnaast heeft ze een geheime verhouding met de jonge zoon Paul Sheringham van de naburige ‘mansion’ Upleigh, waar de familie nog slechts bestaat uit Paul en zijn vader en moeder. Van Pauls twee oudere broers rest nog slechts een foto in een zilveren lijst. Gevallen in de Grote Oorlog.

De roman opent in deze slaapkamer. Jane ligt op bed, Paul staat voor het raam dat uitkijkt op de oprijlaan. Ze zijn beiden naakt, na de daad. Direct een typische Swift-twist. Paul praat over een paard dat de familie tot aan 1915 in bezit had, genaamd Fandango (sic! Een dans in drie-vierde maat.) Vader en moeder bezaten het hoofd en het lijf, de zoons elk een been. Maar van wie was dan het vierde been – gelijk de suggestie van een persoon op de achtergrond? Een geheime liaison, een traditie in de upper class. Prompt legt Paul zijn hand op het been van Jane.

Swift weet het momentum in de slaapkamer van de jongeman lang vast te houden. Het is ook een bijzondere gebeurtenis, voor zowel de jonge lord als voor de dienstmeid van de buren. Eerder troffen ze elkaar in het tuinhuis, achter bosschages of in de stallen. Op deze dag ligt ze voor het eerst in zijn bed. Voor even als zijn gelijke, misschien zelfs zijn meerdere. Jane kon dankzij het feit dat haar meneer en mevrouw en de Sheringhams al vroeg naar een feestje waren afgereisd zomaar over de oprijlaan komen aanfietsen, zonder bang te zijn voor het knerpen van het grint. Oók een heroïsche daad van Paul. De lords en ladies van de regio komen samen om de plannen aan te horen met betrekking tot het aanstaande huwelijk van Paul met een meisje uit hun eigen kringen.

De monoloog interieur van Jane is adembenemend. Het ‘rollenspel’ van Swift is haarscherp, ongemeen roerend, uiteraard zonder ook maar een milliseconde sentimenteel te zijn. Zo noemt Jane Paul in zijn slaapkamer ‘madam’. Hij was het immers die gebeld heeft naar Beechwood om met haar af te spreken, terwijl zij de hoop om hem op deze vrije dag te zien al had opgegeven en haar middag aan het lezen van een boek van Joseph Conrad wilde schenken. Zij stond hem eerder telefonisch te woord en deed voorkomen alsof een mevrouw een verkeerd nummer had gekozen.

Je waant je direct terug in de belle epoque, de tijd die eerder vergeet-feestelijk was dan werkelijk vreugdevol. Voor even weet Swift op geloofwaardige wijze de verschillen tussen de klassen, ja, tussen de seksen op te heffen. Door niets anders dan naaktheid, mens-zijn, door niets anders dan liefde. Het elkaar uitkleden, op zinderend rustige wijze, is bijzonder sensueel. Voor even zijn ze echte minnaars.

Pauls aarzeling achteraf om zich voor zijn elders wachtende verloofde weer aan te kleden – met in de ogen van Jane verstrekkende gevolgen – doet deze tekst in je borstkas groeien. Je zou haast willen dat de Franse schrijver/regisseur Philippe Claudel – in dezelfde league als Swift opererend – de verfilming van dit feeërieke boek op zich nam.

De lezer krijgt het gevoel dat dit verhaal aan hem of haar persoonlijk wordt verteld. Een intimiteit die versterkt wordt door het plot – nu ja, de inkapseling van deze gedenkwaardige zondag in het leven van Jane. Was het een afscheid, zouden er ook als Paul getrouwd is nog mogelijkheden open blijven om elkaar te zien? Zoals gezegd een bekend arrangement in zijn kringen. Na zich langzaam aangekleed te hebben verdwijnt Paul naar zijn sportwagen, zonder een kus of een groet, slechts met een indrinkende blik. Voor het laatst?

Jane is niet in de positie om te vragen bij haar te blijven – dergelijk drama is voorbehouden aan dames van stand – en zij blijft liggen. Paul zegt alleen dat ze de kamer zo mag achterlaten en dat de sleutel beneden op het dressoir ligt. Toe maar. Het geheel is natuurlijk ingegeven door een opvoeding met duidelijk standsverschil. De vlek in het laken kan hem niets schelen. Hij hoeft aan niemand verantwoording af te leggen. De eigen meid is natuurlijk ook gewend om een oog dicht te knijpen en haar mond te houden. Het eufemistische denken en handelen laat Swift ook doorschemeren in de taal. Paul en Jane noemen sperma bij de naam, downstairs spreekt men van ‘nachtelijke emissies’ of van ‘de Britse eilanden’.

Swift schakelt na Pauls vertrek een tandje hoger en laat Jane voor even lady of the manor zijn. Ze dwaalt door de kamers en laat daardoor op een zekere manier haar wezen achter. Ze is namelijk naakt, alleen ‘getooid’ met een pessarium, in het Engels een ‘Dutch cap’. Soms draagt ze dus, ahum, twee kapjes. Op haar dienstmeidenkamertje heeft ze alleen een spiegeltje van pakweg vijftien bij vijftien. Hier kan ze de schaduw van haar lichaam via manshoge spiegels op de muren werpen. En in de keuken een stuk van een hartige taart eten. Niet op de hoogte van wat er zich tegelijkertijd elders afspeelt.

De lezer wordt door Swift via terloopse zinnen op het gebeurde voorbereid, over welke op deze plek geen uitsluitsel wordt gegeven. Jane vindt in elk geval redding in de bibliotheek van Beechwood en later in een boekhandel. Dit valt wel te verklappen: Jane wordt een schrijfster. De basis daarvoor is ideaal. Een ‘pseudoniem’ heeft ze als het ware al. En als dienstmeid is ze gewend om te zwijgen, om te observeren. Maar haar echte drijfveer is die ene Mothering Sunday. Het geheime verhaal dat ze aan niemand ooit zal vertellen, behalve aan de gelukkige lezer van deze roman. Langzaam wordt duidelijk dat Jane wordt geïnterviewd over haar schrijverschap. Maar voor de (redelijk beperkte) interviewer houdt ze haar ware (schrijvers-)ik angstvallig verborgen.

Dit is de eerste keer dat Graham Swift, behalve in de autobio Het maken van een olifant, over het schrijfproces verhaalt, nee over een schrijver. Over de ware beweegredenen van een échte schrijver, een mens die verhalen leeft. Maar wel op zulk een welhaast onnavolgbare wijze dat hij tegelijkertijd meer over zichzelf laat voelen, terwijl hij eigenlijk niet in de tekst aanwezig is, zoals het een échte schrijver betaamt, zich helemaal heeft weggecijferd. Zo ver dat alles binnenstebuiten draait. Een innerlijk testament. Dit is Swifts meest persoonlijke boek. Zijn allerbeste? Vergelijkingen binnen een oeuvre – en trouwens ook daarbuiten – zijn eigenlijk onzinnig, aangezien boeken hoogstens verre neven van elkaar zijn, maar Mothering Sunday: A Romance is een magnum opus op zich. Een boek over grootschalig verlies – de zonen die geslachtofferd zijn – maar ook van triomf, waarachtige liefde en de vreugde van de creativiteit, het scheppen, het tot leven brengen.

Laat u zich niet door de omvang misleiden. Uitgelezen wijn behoeft geen krans, een meesterwerk geen dik pak papier. Mothering Sunday is een romance met de taal. Een boek met weinig woorden, maar barstensvol gevoel, met een bedwelmende zeggingskracht. Schrijven als het vasthouden van het hier en nu, het uitvinden van een ‘nieuw’ idioom.

It was about finding a language. And it was about being true to the fact, the one thing only followed from the other, that many things in life – oh so many more than we think – can never be explained at all.

Nog een paar van de onnoemlijk veel met lichtheid geladen zinnen, vanwege de schoonheid in het Engels:

When she was asked, in the interviews, to describe the atmosphere of those wartime years (meaning of course, the First War), she would say that it was so long ago now and so like another world that trying to remember it was a bit like – writing a novel.

Words were like an invisible skin, enwrapping the world and giving it reality. Yet you could not say the world would not be there, would not be real if you took away the words. At best it seemed that things might bless the words that distinguished them, and that words might bless everything. We are fuel. We are born, and we burn, some of us more quickly than others.

Guus Bauer

Graham Swift – Moeders Zondag. Vertaald door Irving Pardoen. Hollands Diep, Amsterdam. 176 blz. € 19,99.