Bloed, slijm, sperma, oud marsepein

Peter Drehmanns schreef een vierde dichtbundel Grafleggingen. De verwijzing naar de graflegging van Jezus doet nogal geforceerd aan. Misschien dat de tekening op het voorplat van Robbie Cornelissen de gedichten meer recht doet: de executiekamer, waarbij de balk dwars op het bed doet denken aan een martelwerktuig. Het eerste gedicht spreekt van doorligwonden en ‘de volgende afgebroken nagel’. ‘Depositie (Immanuel)’ heet het gedicht, dat is neerslag van verontreinigende stoffen; God met ons.

Geen opgewekt beeld en het gedicht lijkt dan ook meer een Icarische val:

door de wolken uit de hemel

gesmeten een brok halfmens

gespeend van schouderscharnieren

en andere valapparatuur

gesaneerd en ontzenuwd

wordt-ie weggegeven

serafijn zonder uitzettingspapieren

de stuipen op het lijf

gejaagd dwarrelt hij

in handen van vetvrije makelij

en wordt geluierd

en wordt leeggeschonken, meegetrokken

tot de volgende doorligwond

tot de volgende afgebroken nagel

Het lijkt te gaan over een actueel probleem: een uitgebuite en wanhopige asielzoeker.

GrafleggingenMin of meer actueel is ook het volgende gedicht over Oscar Pistorius. Zijn slachtoffer-vriendin is daar aan het woord. Zij zegt dat het sporenonderzoek niets heeft opgeleverd en dat de tussendeur zich niks meer herinnert: ‘Niks // van alles wat hij op mij afvuurde, hij kende het / effect, de milimeters, de bloembladen / die zich in mijn vlees openden, hoelahoep’.

Daarna het gedicht voor een eenzame dode, die uiteindelijk toch nog een nabestaande bleek te hebben, maar toen had Drehmanns zijn gedicht al geschreven; een perfect empathisch gedicht voor een onbekende. Hij heette meneer A.A. de Bruijn. Francesco Nirta werd jaren lang gezocht wegens moord, drugshandel en wapenbezit. Het gedicht beschrijft zijn treurige verborgenheid en zijn af en toe naar buiten komen om een pond lendenbiefstuk te halen, zijn verborgen handel.

De vader die zijn twee zonen vermoordde en wegborg in rioolpijpen krijgt een gedicht dat ‘GRAFLEGGING MODERN’ heet. De Utrechtse serieverkrachter figureert in slijm afstaan. Ik vraag me af of een eenvoudig krantenbericht eenzelfde emotionele impact heeft. Dat gaat bijvoorbeeld zo: ‘Francis Garcia-Hofland, 22 jaar, ernstig verslaafd, soms tippelend om aan geld te komen. Ze sterft op 19 juni 1991. Haar lijk wordt badend in haar eigen bloed aangetroffen langs de Westzeedijk. De dader heeft haar bijna onthoofd. Haar onderlijf is ontbloot, haar groengrijze leren broek is weg.’

Elliot Smith, die misschien door eigen steekwonden om het leven kwam, wordt herdacht in ‘NO HESITATION WOUNDS’.

naai de dood

een stoplap op zijn kont

sla de tijd

stuk tussen je handen

tart het vierkant

boven de kloof van de klankkast

betast het zwart

wakker de wond aan

trap in het laatste uur

trap op z’n hardst

op het hart de parelkwal de kokhals

en steek door je kleren heen

In het gedicht ‘Transubstantiatie’ laat de priester het woord vlees worden, maar de dichter laat vlees woorden worden, die hij neerschrijft op papier.

Het laatste gedicht uit de bundel is een poëtica:

eerst maar eens mijn kwabben uitkammen

kijken of er nog woorden

verborgen zitten tussen de denkresten

in de gletsjerspleet tussen de hersenhelften

In de vierde (laatste) strofe van dat gedicht wordt uitgebreid stilgestaan

‘bij je tong die om dwingende redenen

een klapband heeft gekregen

en flarden stamelt over het nut

van verstaanbare poëzie’

Dit is verstaanbare poëzie, terwijl de dichter toch heel anders schrijft dan de verslaggever in een krant. De dichter weet dat de koffers van de maharadja’s ‘zijn gevuld met smart en andere / woorden van oude marsepein’.

Remco Ekkers

Peter Drehmanns – Grafleggingen, met tekeningen van Robbie Cornelissen. Marmer, Baarn. 87 blz.€ 15.