Russische kwaliteit voor elke leeftijd

Soms zijn er van die boeken die direct je aandacht opeisen: de omslag, de uitvoering en de titel zijn genoeg om Bij mij op de maan ter hand te nemen. De bundeling Russische kindergedichten heeft zowel in de luxe uitgave van de Russische bibliotheek als in de paperbackuitgave een bijzondere uitstraling. De constructivistisch aandoende illustratie – typerend voor de kunst van de Russische Revolutie – met het mannetje en de beer belooft samen met de titel een speelse vorm van poëzie in een mooi jasje.

Robbert-Jan Henkes maakt die belofte waar: hij schroomt niet om hele simpele versjes zo eenvoudig mogelijk te houden: ‘Dáár kreeg iemand ondertussen/ Haar nieuwsgierig neusje tussen.’ Een pesterijtje noemt hij dat: ‘Huilebalkje, jammeraar,/ Pannekoeken in je haar!’ Dat soort rijmelarijmpjes, sommige geslaagder dan andere, toveren een glimlach op ieders gezicht.

Bij mij op de maanNa de slaapliedjes, aftelversjes, plaagrijmpjes en andere folklore is er echter ook ruimte voor iets meer verhaal met moraal, zoals in de dierdichten van Ivan Krylov. De dieren in Krylovs verzen leren ons à la Toon Tellegens personages op vermakelijke wijze meer over het mensen- dan over het dierenrijk. Een nachtegaal doet zijn best om mooi te zingen, maar de ezel vindt dat hij maar eens in de les moet bij de haan, want ‘die heeft een stem! Crème-de-la-crème!’ Maar dat wil de nachtegaal niet horen en de vogel is gevlogen. Een aap die een bril moet is van mening dat brillen maar ondingen zijn:

En hij sloeg – godsakkermenten! –

Alle brillen aan gruzelementen,

Dat de scherven in de rondte vlogen.

Ook mensen, op zekere momenten

Vernielen liever iets wat ze niet kennen

Dan te leren of eraan te wennen

En dat wat we niet zo goed kennen, zoals de Russische bibliotheek wellicht, kan vele schatten bevatten. In een sprookje van Sergej Jesenin maken we kennis met Petja. ‘Met een dunne roede/ Moet hij de kudde hoeden.’ Maar de veehoeder droomt van een mooier leven als volkscommissaris: ‘Was je hem dan was je/ Danig in je sasje!’ Dergelijke zinnen zijn geestig en de vertaling is goed gevonden. Als Petja zich later bedenkt dat het bestaan van een volkscommissaris niet zo rooskleurig is als het lijkt – de Russen zijn immers arm en koppig – waardeert hij zijn eigen leven toch nog het meest.

De dag is als betoverd,

De zon komt schuin van boven,

Een lichte kou ligt over

Het tinkelende lover.

Blij van moede spreekt hij

Tot zijn koeienbeesten:

‘Nooit van m’n lieve leven

Wil ik commissaris wezen!’

Zo verzorgt Jesenin in een paar pagina’s moraal, humor, woordspel én een Russisch tijdsbeeld: ‘Ons volk is, moet je weten/ Nog armer dan de neten.’ Die historische context dringt zich niet op, maar biedt voor de oplettende lezer een extra dimensie.

Jonge lezertjes of luisteraars zullen geen oren hebben naar Ruslands sociaaleconomisch milieu, maar er blijven genoeg grappige verhaaltjes over die goed te volgen zijn. Dat komt onder andere doordat veel versjes ritmisch perfect in orde zijn. Als ware Annie M.G. Schmidt dicht de vakkundige Henkes in naam van Samoeïl Marsjak:

Dan maakt ze een rondje

Na het ontbijt

Komt ze thuis, is haar hondje,

Haar poedeltje kwijt!

Ze zoekt hem al uren

Achter elkaar

Maar hij loopt voortdurend

Eén stap achter haar.

Dat loopt als een tiet, niet? Daarnaast spreekt het werk vaak tot de verbeelding. Bij Vladimir Majakovski mishandelt een andere Petja een puppy en daar moet hij voor boeten: ‘En de krokodil/ hij mikt en mikt/ en heeft toen Petja/ met een knal/ zo’n metertje of honderd/ de wolken in gefreekickt/ als een leren bal!’ Gewaagd is Henkes keuze voor modern taalgebruik, maar daardoor is de poëzie speels en toegankelijk en onmogelijk ouderwets te noemen. Ook typografisch heeft de vertaler de vrijheid genomen om de teksten in het oog te laten springen:

En wat voelde Petja?

                                                     Pijn.

En hoe vond hij het?

                                                      Niet fijn.

Want hij vloog, het hoofd naar voren,

Pal

tegen de Soecharjovka-toren!

Dat het decor voor alle kindergedichten Rusland is – compleet met Soecharjovka-toren – maakt de lezer er subtiel maar consequent bewust van dat we te maken hebben met kwaliteit van Russische makelij.

Aan de hooggespannen verwachtingen wordt ruimschoots voldaan. Achter het mooie omslag gaat een verscheidenheid aan auteurs, lengtes, rijmschema’s en thematiek schuil die zorgt dat de bundel verassend blijft vermaken. Petja af voor Henkes, die de coherentie ondanks al die diversiteit wist te behouden en in 25 jaar een prachtige bundeling voor jong en oud schreef.

Ivanka de Ruijter.

Robbert-Jan Henkes – Bij mij op de maan. Van Oorschot, Amsterdam, 575 blz. € 29,99.