IJdel en onuitwisbaar

Wie hier binnentreedt is de titel van Hedwig Selles’ vierde bundel en de lezer zal benieuwd zijn wat hem te wachten staat.

Gelukkig is de titel van het eerste gedicht ‘Wie hier binnentreedt doet eerst een wens’. De lezer wil weten wat voor wens dat is en waarom hij die moet doen en wat het gevolg is. Laten we aannemen dat hij hier eerst over nadenkt.

selles binnentreedtHet is altijd goed om een dichtbundel nadenkend te benaderen. Wie doet een wens? De lezer zelf natuurlijk. Wat wil hij met het lezen van een bundel bereiken? Inzicht in de dichter of in zichzelf, omdat mensen nu eenmaal meer gelijk dan verschillend zijn. We hebben tenslotte allemaal een hart, longen, een maag, hormonen en vijf vingers aan elk van onze handen. We verlangen naar liefde en (meestal) niet naar de dood.

‘doe eerst een wens’: het lijkt een gebod. We mogen niet zomaar binnentreden. We moeten ons gaan verstaan met de gedichten. De lezer die uitsluitend uit is op vermaak, zal andere teksten prefereren of misschien helemaal geen tek-sten, maar beelden. Het aardige is natuurlijk dat de woorden van gedichten beelden oproepen, maar daar moet je wel oog voor hebben en misschien moet je een beetje je best doen.

Eerste regel: ‘Het is stil op de bodem van het meer.’ Uiteraard. Moet ik hier binnentreden? Onder water? Op de bodem van het meer?

Tweede regel: ‘een flinterdunne slaap’. Een slaap. Gaat het om onbewuste gedachten? Droomgedachten? De slaap is flinterdun. Juist in half slaap komen onverwachte gedachten, spreekt misschien je onderbewuste.

‘ik draai / mijn gezicht naar de muur’. De ik slaapt onrustig, zoekt houvast. ‘je wilt toch iets in de buurt hebben, niet zo-maar wegzinken’.

‘naast roodwier en troosteloze poëzie’. Roodwieren vind je vooral in poeltjes in iets dieper water.

Wat is troosteloze poëzie? Slechte poëzie, lollige poëzie?

‘maar ik zie mogelijkheden// voor vissen met luie onderlippen’ Roodwier is voedsel voor vissen.

‘sereen samengaan de diepe/ duisternis in ook al is/ een afscheid op den duur niet te vermijden’.

‘sereen samengaan’ lijkt vooral op mensen te slaan, op liefdesparen wellicht. Samen de duisternis in, al leidt dat op den duur tot afscheid. De duisternis is te groot of onbevredigend. Waarom? ‘gezien mijn verlangen naar schoonheid ijdel/ en onuitwisbaar is’.

De ik kan het ‘sereen samengaan’ niet langer aan. Hij of zij moet vluchten, al is het verlangen naar schoonheid ijdel, maar onuitwisbaar.

Zo is de situatie voor de ik. En de lezer? Of moet ik de titel lezen als betrekking hebbend op de ik van het gedicht? Wie hier binnen treedt, in het gedicht, is de schrijver/schrijfster van het gedicht en zij, zeg ik nu maar, realiseert zich dat het afscheid van een geliefde niet te vermijden is. Haar verlangen naar schoonheid is weliswaar ijdel, maar onuitwisbaar. Het verlangen naar schoonheid maakt een eind aan de ooit gewenste liefde.

Nog even: de lezer? Hij doet een wens het gedicht te delen, maar het kan niet: het verlangen naar schoonheid is ijdel, niettemin onuitwisbaar. De lezer probeert contact te leggen, steeds weer, en in het proberen vindt hij zijn relatie met het gedicht. Paradoxaal, maar niettemin.

In de bundel vindt hij vele gedichten over deze pogingen. Indringend, onontkoombaar, met verrassende beelden en ook zelfspot.

Remco Ekkers

Hedwig Selles – Wie hier binnentreedt. Vrijdag, Antwerpen. 44 blz. € 18,50.