Een gevalletje typisch Koch

Robert is burgemeester van Amsterdam. Hij heeft een buitenlandse vrouw, die hij in het verhaal voor de privacy ‘Sylvia’ noemt, en een dochter: Diana. Alles lijkt koek en ei, tot Robert een probleem ziet ontstaan. Het lijkt erop dat zijn vrouw flirt met wethouder Maarten van Hoogstraten. Krampachtig probeert Robert in elke gebeurtenis bewijs te zoeken voor deze affaire: ‘Ik werd een undercoveragent in mijn eigen huis. Van achter de krant bestudeerde ik mijn vrouw.’

Met korte zinnen, rechttoe-rechtaan beschrijft Koch het verhaal in De greppel. Een aantrekkelijke hoofdpersoon vervult daarbij de basis: burgemeester Robert. Hij is grotendeels herkenbaar en toch een béétje anders dan de meeste mensen. Enige gelijkenissen met Serge (Het Diner) kunnen direct getrokken worden: Robert is, net als Serge, een burger met aanzien en heel menselijke problemen. Een man, zo menselijk en toch zo vervreemdend. Koch hanteert daarbij het ik-perspectief en laat Robert zijn eigen verhaal, achteraf, vertellen. Robert, op zijn beurt, maakt de lezer deelgenoot van zijn ellende middels een onbetrouwbaar, maar aantrekkelijk perspectief. Zijn verhaal, met zoveel menselijke problemen, zorgt vrijwel direct voor begrip.

Vier jaar geleden, toen ik hier net was komen wonen, zat ik met Sylvia’s broer onder aan deze heuvel, in de greppel. Dat is sindsdien onze vaste plek geworden als we iets te bespreken hebben.

kochKoch onderbreekt Roberts verhaal met passages vol herinneringen aan andere periodes. Op die manier voorziet hij de lezer van belangrijke informatie, maakt hij van Robert een burgemeester van vlees en bloed en grijpt hij de kans spanning op te bouwen. Kleine passages, over bijvoorbeeld Roberts Jericho, lijken amper betekenisvol maar zijn, zo blijkt later, van grote waarde. Tegelijkertijd ontwricht Koch Roberts leven stapje voor stapje en heel secuur. De problemen stapelen zich op: Roberts ouders willen uit het leven stappen, een journaliste komt met zeer belastende foto’s en Robert lijkt meer en meer vast te zitten in zijn eigen gedachtespinsels betreffende zijn vrouw. Daarbij trekt hij niet alleen zichzelf de greppel in, maar neemt hij de lezer mee in zijn val. En met plezier. Door de scenische weergave van de gebeurtenissen ontneemt Koch je de kans weg te kunnen glippen, te ontkomen aan de strop van het verhaal. Hij behoudt de spanning door keer op keer af te wijken van het huidige verhaal en stapje voor stapje toe te werken naar de dreigende ontknoping. Kleine zinnen tonen daarbij het naderende onheil. Geheel bewust zet Koch de lezer regelmatig op een dwaalspoor:

Wanneer moest je ook alweer je rijbewijs verlengen? Vroeg ik – om iets te vragen, om in elk geval niet te informeren naar details over zijn aanstaande vakantie. ‘In juni toch?’
‘Ach,’ zei hij, ‘dat doet er nu al helemaal niet meer toe.’
‘Nee, misschien niet.’

Tegen het einde van het verhaal kan Robert de balans opmaken: zijn leven is onverhoopt een puinhoop geworden. Een leven vol angsten, vermoedens, jaloezie en argwaan. Een leven waarin macht en machtsmisbruik een belangrijke rol spelen. Als lezer kun je niets doen, je wacht gelaten tot Robert zijn greppel nadert. Koch bespreekt geen bijzondere thema’s en beschrijft geen werelds verhaal. Toch intrigeert zijn verhaal. Het is zijn succesformule die ook nu weer werkt: een bijzondere hoofdpersoon, met een belangrijke functie, die doodgewone problemen lijkt te hebben laveert in een direct, krachtig en zeer beeldend beschreven verhaal.

Marloes Otten

Herman Koch – De greppel. Ambo/Anthos, Amsterdam. 318 blz. € 19,99.