Tussen het persoonlijke en politieke

In haar vijfde roman Swing Time neemt Zadie Smith afstand van het idee dat we ooit een volledige, eigen identiteit zullen bezitten. Laat staan een compleet beeld van onszelf krijgen. Identiteit is volgens de Britse schrijfster datgene wat zich tussen mensen in beweegt, een verschuiving van verschillende plaatsen en gebieden. En je identiteit kan op elk moment instorten en je in een crisis doen belanden. Door goed naar dans te kijken, ontstond bij Smith het centrale thema van haar nieuwe roman: wie willen we eigenlijk zijn?

Smiths verhaal springt heen en weer in de tijd. De schrijfster neemt ons mee naar een arme wijk in Noord-Londen uit de jaren tachtig en negentig, om vervolgens naar het West-Afrika van nu te gaan. Centraal staat de leefwereld van de ik-figuur, een vrouw die in het hele verhaal naamloos blijft, dochter van een zwarte moeder en een witte vader, en het schoolvoorbeeld van een muurbloempje is: een persoon die nooit in het reine is gekomen met zichzelf.

Ik zag al mijn jaren tegelijk, maar dan niet als een opeenhoping van al mijn ervaringen tot één totaalbeeld – het omgekeerde juist. Er werd iets ontrafeld, een waarheid blootgelegd: dat ik me altijd aan het licht van anderen had proberen te verbinden, dat ik nooit licht van mezelf had gehad. Ik ervoer mezelf als een soort schaduw.

swing-timeEen van die lichten is Tracey, haar beste vriendin. Ze ontmoeten elkaar tijdens dansles en het klikt onmiddellijk tussen de twee. Niet alleen door hun gezamenlijke liefde voor dans, maar ook omdat ‘onze huid van precies hetzelfde bruin was, alsof we uit één en dezelfde lap stof waren gesneden, onze sproeten hoopten zich op dezelfde plekken op en we waren even lang.’ Beide meisjes dromen van een beter leven, vurig hopend dat dans hen uit hun armzalige toestand zal bevrijden. Maar in tegenstelling tot de vertelster, is Tracey degene met het echte danstalent. De ik-figuur weet alles wat er over dans te weten valt, maar zodra ze zelf beweegt haalt ze nooit Tracey’s niveau. Ondanks hun liefde voor dans, beseffen de meisjes niet dat hun afkomst het pad naar succes weleens flink kan bepalen.

De moeder van de vertelster benadrukt keer op keer dat iemands lichaam altijd wordt bepaald door de cultuur waarvan het deel uitmaakt. Ze ziet de liefde van haar dochter voor dans met lede ogen aan. Ze moet in haar ogen geen danscarrière najagen, aangezien haar dochter dan ‘slechts’ tot zwart lichaam wordt gereduceerd, dansend in een wereld die haar lichaam van oudsher niet respecteert. Om aan haar kille en ambitieuze moeder te ontsnappen, besluit de hoofdpersoon zich bij een middelmatige universiteit in te schrijven en later een baantje aan te nemen als assistent van een Australische popster.

Alle vrouwen in Smiths verhaal zijn interessante case studies van verschillende manieren om naar identiteit te kijken. De laatstgenoemde superster is een ander belangrijk personage dat Smith tegenover de ik-figuur plaatst. Aimee is een stereotype van een celebrity, een kruising tussen Madonna en Angelina Jolie. Als assistent reist de ik-figuur met haar mee naar West-Afrika, waar Aimee geld in verschillende goede doelen pompt, een Afrikaanse minnaar neemt, dansmoves van de lokale bevolking jat om in haar shows te gebruiken, en – als klap op de vuurpijl – een baby adopteert, net zo gemakkelijk als ze een designer handtas uit Japan koopt.

Terwijl ze Aimee veroordeelt om haar houding tegenover de bevolking, komt de hoofdpersoon er achter dat zij net zo naïef is. Ze had verwacht haar eigen emotionele band met Afrika te ontdekken. Ze had verwacht ‘thuis’ te komen en in een gemeenschap van gelijkgezinden te worden opgenomen, een ‘sisterhood’ van zwarte vrouwen. Maar in plaats daarvan ontdekt ze dat zoiets helemaal niet bestaat, en nooit heeft bestaan, dat Afrika niet één grote monocultuur is, maar dat de vrouwen van Woolof, Mandinka of Serahule elk op hun beurt anders tegen haar aankijken. Wat ze ook doet, de ik-figuur beseft dat haar Afrikaanse vrienden haar altijd als een westerling blijven zien, met haar linnen safaribroek en haar reiskoffer. Als ‘een wit meisje dat danst als een zwarte.’

In een interview liet Smith weten dat het verband tussen dans en zwarte cultuur de eerste aanzet voor deze roman vormde. Ze had gelezen hoe slaven vanaf hun schip contact probeerden te maken met Ierse havenarbeiders, en bij gebrek aan woorden danspassen met elkaar uitwisselden. Zo ontstond tapdansen. Of ze herkende de dansbewegingen van haar eigen moeder terug, toen ze naar Afrikaanse vrouwen keek die in dorpen met elkaar dansten. Ze raakte geïnspireerd door films met Fred Astaire, door de heupbewegingen van Prince en het voetenwerk van Michael Jackson. Uit al deze associaties en inspiratiebronnen werd haar nieuwe roman geboren.

De hoofdstukken die zich in Afrika afspelen, zijn iets minder levendig geschreven dan de herinneringen uit Noord-Londen. Toch roepen de delen in Afrika grote en actuele kwesties op, zoals de vraag naar culturele toe-eigening of de relatie tussen het bevoorrechte Westen en de zogenaamde derde wereld. Door personages tegenover elkaar te zetten, zoals Smith ook regelmatig in haar vorige romans Witte tanden (2000), Over schoonheid (2005) en NW (2012) deed, contrasteert zij ideologieën en opvattingen met elkaar. Het knappe van Swing Time is dat Smith grote culturele vraagstukken, zoals ras, afkomst en culturele toe-eigening, op een dynamische manier weet te verbinden met onderwerpen als vriendschap, muziek en de relatie tussen moeder en dochter. Smith weet het persoonlijke met het politieke te mengen, het intermenselijke met het maatschappelijke. En dat doet ze zo knap en behendig, zo geestig en sierlijk, dat ze moeiteloos een aantal levensvragen van onze tijd aan de orde stelt. Swing Time is kritiek en fictie ineen, zonder dat de twee elkaar bijten.

Justin Waerts

Zadie Smith – Swing Time. Vertaald door Peter Abelsen. Prometheus, Amsterdam. 448 blz. € 19,95.