De weg kwijt

Wel grappig (of niet grappig) dat de oude man (helemaal alleen in zijn vijfkamerboeren-hoeve aan de rand van een verdroogde boomgaard met een garage vol machineonderdelen voor het vliegtuig dat hij nooit had gebouwd) een leven had dat hem in de steek had gelaten (zijn dochters voor andere landen en andere achternamen, zijn vrouw voor de vergetelheid, zijn kleinzoon voor een andere dimensie, zijn appelbomen voor ziekte en onvruchtbaarheid en zijn onvoltooide machines voor de oxidatie), terwijl ik juist mijn hele leven in de steek had gelaten.

Zomaar een van de vele scherpe observaties die Elyria (vernoemd naar een dorpje in Ohio waar haar moeder nooit is geweest) doet terwijl ze doelloos door Nieuw-Zeeland zwerft. Zij is/was een jonge vrouw, succesvol soapschrijver, vroeg getrouwd met een ietwat kleurloze academicus, woonachtig in een luxeappartement in New York City. Niet direct het leven dat je zonder nadenken achter je laat om te gaan backpacken aan de andere kant van de wereld, maar dat is precies wat Elyria wel doet. Met het adres van een oudere dichter op zak en haar vrouwelijke charme reist ze al liftend door stad en land, overzee, op zoek naar een rustiek en eenduidig bestaan.

Veel meer behelst de plot van Niemand is ooit verloren, de in de VS lovend ontvangen debuutroman van de jonge schrijfster Catherine Lacey, niet. Bij een dergelijk onstuimig reisverhaal waarin een twintiger naar zichzelf op zoek is, liggen de verhaalclichés volop op de loer, maar daar wordt dankbaar mee gespeeld door Lacey:

Het tweede dat ze altijd over liften zeggen is dat je nooit moet ingaan op een uitnodiging om binnen thee te komen drinken, want thee betekent eigenlijk avondeten en avondeten betekent eigenlijk seks en seks betekent eigenlijk dat je vermoord gaat worden.

De roekeloze Elyria drinkt met iedereen thee maar wordt verkracht noch vermoord; ze zakt alleen steeds verder weg in haar eigen warrige brij aan vormloze hersenspinsels.

Onderweg ontmoet de protagonist uiteraard een stoet aan excentrieke figuren die haar op weg helpen en van ongevraagd advies voorzien. Hoewel ze in zekere zin nauwelijks contact met hen maakt, heeft ze rake en prachtig geformuleerde oordelen klaar over hun doen en laten en hoe zij zichzelf tot hen verhoudt. Over een barmeisje op een veerboot vertelt ze:

Ze schonk het bier zo sierlijk in dat het wel een dans leek en ze gaf de niksknikman en mij ons glas aan zonder vragen te stellen of over geld te beginnen, zo gedienstig en lief was ze. Ik zal mijn hele verdere leven van haar blijven houden.

Verder passeren een transseksuele serveerster, een getatoeëerde vrachtwagenchauffeur, een commune hippies op leeftijd en een eenzame boer de revue. Elke keer als Elyria met hen in gesprek gaat zijn er dezelfde vragen: wat doe je hier, waar kom je vandaan, waar ga je naartoe? Logische en op het eerste gezicht eenvoudige vragen, maar het lukt de peinzende reizigster niet er een antwoord op te verzinnen. Ze probeert vooral te verdwijnen en alles te vergeten.

De lezer komt er stapsgewijs achter wat Elyria zo al probeert te vergeten: problematische ervaringen en relaties met haar familieleden en echtgenoot. Toch lijkt zich daarin niet de (enige) oorzaak van haar sluimerende onvrede te bevinden; dit zijn hooguit vervelende herinneringen die bij tijd en wijle onvermijdelijk de kop opsteken. Het werkelijke probleem lijkt toch vooral Elyria zelf te zijn: ze worstelt met een soort depressie/onrust/wanhoop ten opzichte van het leven dat ze lijdt en alles in haar omgeving. Zoals bij meer geestesziekten is de reden voor het ongenoegen niet precies aanwijsbaar, en dat laat Lacey overtuigend zien. Ze zoekt dan ook niet naar verklaringen of oplossingen voor Elyria’s situatie, ze beschrijft deze slechts zoals die op dat moment is, wat veelal beklemmende passages tot gevolg heeft:

Ik keek naar mijn voeten die over de stoep bewogen en realiseerde me dat mijn schoenen op het punt stonden mij en de rest van de wereld op te geven: de veters waren gerafeld en de naden gescheurd; op de neuzen opende zich een mondje dat naar lucht hapte of probeerde te fluisteren: Genoeg, genoeg nu, heb je nou nog niet door dat je nergens heen kunt waar het beter of slechter is?

Los van de sterke psychologische kant van het verhaal weet Catherine Lacey ook nog de ene mooie zin na de andere op het papier te krijgen. Dit zorgt er ondanks de trage plot voor dat het boek bepaald niet saai wordt. Tel daar de nogal zwartgallige humor en pijnlijk droge anekdotes of observaties bij op die af en toe tussen de tragiek doorsijpelen en je hebt wat mij betreft de perfecte toon voor een dergelijk verhaal. Passages te over die (net als de bovenstaande citaten) Lacey’s vakmanschap onderschrijven, maar hierbij nog een voltreffer:

(…) dat is de oceaan, dat en meer niet – een groot gat vol dingen die elkaar opvreten – en het is vreemd dat mensen naar het strand gaan om naar het golvende water te kijken om daar ontspannen van te raken, want ze kijken gewoon naar een blauwe sluier over het ruwe geweld, levens die levens opvreten, dat onstuitbare kauwen, (…) dat woeste pulseren onder al die kalmte.

Net als bijvoorbeeld Eleanor Catton en Max Porter dient zich hier weer een jonge schrijver uit het Angelsaksische taalgebied aan die niet alleen op originele wijze een indrukwekkend verhaal vertelt, maar daarbij ook de taal niet uit het oog verliest.

Volgens een onlangs verschenen artikel in NRC Handelsblad over de verkoopsuccessen van uitgeverij Das Mag blijkt dat de roman (slechts) 3.468 keer is verkocht, wat net als het eveneens schitterende debuut van Marek Šindelka (1.668 exemplaren) enigszins tegenvalt. Alleen Het smelt ging (terecht) meer dan 130.000 keer over de toonbank; nog zo’n uitstekende debuutroman. Terwijl de gevestigde auteurs, die Das Mag met veel bombarie binnenhaalde, nogal matige boeken afleverden (Wortel, Van den Berg en met name Jelle Brandt Corstius), blijkt de jonge uitgeverij een neus te hebben voor bijzondere debutanten. Laten we hopen dat deze ontdekkingstocht in 2017 wordt voortgezet.

Willem Goedhart

Catherine Lacey – Niemand is ooit verloren. Vertaald door Gerda Baardman en Lydia Meeder. Das Mag, Amsterdam. 288 blz. € 22,95.

(Wegens een conflict met Bol.com zijn de boeken van Das Mag daar niet te krijgen, wel in de gewone boekhandel Van der Velde bijvoorbeeld of De Kler. Of via de site van uitgeverij zelf.