Een identieke koffer

De Belg Georges Simenon (1903 – 1989) was een veelschrijver. (En een vrouwenverslinder. Naar eigen zeggen deelde hij het bed met pakweg tienduizend dames.) Op zijn negentiende vestigde hij zich in Parijs om van de pen te leven. Aanvankelijk met pulp onder een tiental pseudoniemen. Hij verkreeg wereldfaam dankzij zijn policiers met commissaris Maigret in de hoofdrol. Een bedaagde, pijprokende politieman, die in alle rust, maar met een ongekend psychologisch inzicht, misdaden oplost. Naast de, een wat oneerbiedige term, detectiveverhalen, schreef Simenon nog een honderdtal zogenaamde romans durs. Die het stempel hebben stilistisch verfijnder, meer literair geconstrueerd te zijn en meer diepgang te hebben. Simenon is een van de best verkopende auteurs allertijden: rond de 500 miljoen exemplaren wereldwijd, en de teller loopt nog steeds.

Een mooi voorbeeld van de vertelkracht van Simenon, de doorgronding van de menselijke aard én de manier waarop hij gebeurtenissen uit zijn eigen leven gebruikte, is de hertaling van Le pendu de Saint-Pholien, ooit eerder uitgebracht als Maigret en het lijk aan de kerkdeur, nu, dichter bij de oorspronkelijke titel gebleven, als De gehangene van de Saint-Pholien.

Maigret bevindt zich in een wachtkamer bij het station van Nieuweschans. Nederlandse en Duitse douanebeambten zijn bezig met de formaliteiten. Een sjofel geklede man valt op doordat hij in het Frans koffie bestelt. Wanneer de man even naar het toilet gaat, wordt zijn koffertje door een buurman verwisseld door een identiek exemplaar. Niemand heeft wat in de gaten, behalve Maigret natuurlijk. Zijn nieuwsgierigheid is direct gewekt. Wat bezielde die man? Maigret wil de beweegredenen van beide mannen weten. Hij kan gewoonweg niet loslaten, dat zit in zijn karakter ingebakken. Of hij nu in functie is of niet. Het is de start van een bizarre tocht.

Maigret loopt steeds net achter de feiten aan. Het geeft de tekst een zuigende werking, zorgt voor de overbekende ietwat unheimische sfeer. Personages worden met een paar pennenstreken heel precies neergezet. Ja, de tijd van handeling is die van de losse boorden en de derdeklas rijtuigen, maar de karakteriseringen zijn van alle tijden. Een mooi detail: Maigret ziet een zelfmoord door het sleutelgat in de deur van een aangrenzende hotelkamer. Hij vindt nadien de verbrande resten van pakken met geld. Hoe komt de man daaraan, waarom heeft hij het in de hens gestoken?

Steeds duiken dezelfde heren op, van zeer verschillend allooi. Ze lopen of Maigret voor de voeten of vluchten juist, lijken het ene moment te willen bekennen, het volgende moment Maigret uit de weg te willen ruimen. Dat heen en weer slingeren zorgt voor beklemmende ‘toevallige’ ontmoetingen, is het draagvlak voor het verhaal. Zijn de heren soms lid van een of ander geheim genootschap, en zo ja, wat voeren zij uit? Maigret lost het uiteindelijk op zijn geheel eigen wijze op. Simenon heeft met het schrijven van deze zeer vroege Maigret ook een deel van zijn biografie verwerkt.

Hij was zelf lid van de kunstenaarsgroep ‘La Caque’, die experimenteerde met drugs en grensoverschrijdend gedrag. In 1922 werd een van de leden, de vierentwintigjarige Joseph Klein, gevonden hangend aan de deurklink van de Saint Pholienkerk. Hij had zichzelf van het leven beroofd na een ‘doorleefde’ avond waarin hij het slachtoffer was geweest van constante psychologische druk. Simenon had de door veel drank en drugs onmachtige Klein de avond tevoren naar huis gesjouwd. Diezelfde ochtend schreef hij er een krantenartikel over. Niet veel later deze policier, waar ook zijn geboortestad Luik een belangrijke rol in speelt.

Guus Bauer

Georges Simenon – De gehangene van de Saint-Pholien. Vertaald door Martin de Haan. De Bezige Bij, Amsterdam, 192 blz. € 15,-.

(Foto: Nijs, Jac. de / Anefo, CC BY 4.0)