Meer van hetzelfde, of toch iets anders?

De mens als schakel tussen verleden en toekomst, een schakel in de enorme rij voorvaderen en nakomelingen. Het zijn de woorden van debutante Octavie Wolters. In haar debuutroman Voorland schetst ze het leven van biologieleraar Wolf, zijn moeder Johanna en zijn latere zoon Otto. Deze niet vernieuwende woorden doen hopen en vrezen. In hoeverre kan Voorland verrassen en is het debuut vernieuwend?

Wolters start haar verhaal met een eerste deel in de jaren 1968 en 1969. Biologieleraar Wolf woont samen met zijn vriendin Heleen in een dorpje in de periode dat zijn vader met zijn laatste levensdagen bezig is. Wolf staat op het punt te trouwen met Heleen en kort na hun huwelijk overlijdt zijn vader. Moeder Johanna blijft alleen achter. Wolf vlucht in zijn baan als leraar biologie, tot hij zijn vrouw zwanger maakt. Wanneer zoon Otto wordt geboren, ontdekt Wolf dat er meer is in het leven.
Vervolgens neemt Wolters ons mee naar het jaar 1996. Otto is volwassen en woont met vriendin An ver van zijn geboorteplaats. Van de een op de andere dag hoort hij dat er een opgraving zal zijn in zijn oude woonplaats. Samen met An keert hij terug en wordt hij geconfronteerd met vader Wolf en moeder Heleen.

Vanaf de eerste bladzijde straalt Voorland eenzaamheid uit. Een beschrijvende verteltrant, met een zeer laag verhaaltempo domineert. In het gehele verhaal ontbreken steekhoudende dialogen: personages praten langs elkaar heen, begrijpen elkaar niet en leven meer hun eigen leven dan dat ze in contact staan met anderen. Slechts de hoogstnoodzakelijke woorden worden gezegd. Als lezer voel je dat; je voelt dat je er bijna niet mag zijn. Wolters lijkt daarmee haar eerdere beschouwing recht te doen: de personages vormen louter schakels in een lange lijn tussen toekomst en verleden.

Wolters creëert de optimale sfeer om haar verhaal over te kunnen brengen. In de eenzame, kille, goed beschreven omgeving groeien haar personages uit tot elementen van de maatschappij en schakels in het leven. Wolf vlucht in zijn werk als docent en weet zijn leven louter met nakijkwerk invulling te geven. Wolters geeft zijn vluchtgedrag helder weer, maar brengt daar geen variatie in aan. Een altijd maar nakijkende docent, die aandacht krijgt van een, misschien wel, knappe leerlinge is niet echt verrassend. Wellicht verwordt het langzaam zelfs tot een clichébeeld.

Helaas blijkt Voorland al snel niet echt origineel. Het begrip ‘zo vader zo zoon’, iets wat in Wolters verhaal een belangrijke rol speelt, herkent menigeen uit andere verhalen en ook het vluchtgedrag van Wolf inspireert of verrast niet. Voorland dreigt een kabbelend verhaal te worden. De gekozen structuur werkt daarbij niet geheel.

Waar Johanna, en ook de Wolf in 1996, louter herinneringen op kunnen halen, lijken de jongere Wolf en ook Otto louter in het heden te leven. Daarmee sluit Wolters aan bij haar ‘schakelidee’. Met prachtige tegenstellingen tussen leven en dood, ziekte en gezondheid weet ze haar thema naar voren te brengen. Een mooie breuk in de chronologie helpt haar daarbij. Letterlijk en figuurlijk kan ze de dood van Wolfs vader naast de geboorte van Otto zetten.

Het afsterven, de wedergeboorte, als een aangeslagen toon waarin voor altijd de grondtoon van een lagere octaaf doorklinkt.
Alles anders.
Alles hetzelfde.
Altijd nu.

Wolters laat zien dat haar gedachte, het feit dat mensen schakels tussen verleden en toekomst zijn, past. Voorland klopt, wordt goed beschreven en bevat een uitgedacht verhaal. Echter, het mist de finishing touch. Wolf en zijn familieleden zijn daarvoor te standaard. Net als echte schakels.

Marloes Otten

Octavie Wolters – Voorland. Ambo|Anthos, Amsterdam. 300 blz. € 19,99.