Mozaïek van een microkosmos

De verschillende leden van de familie Boltanski hebben in de loop der tijd hun stempel op het Franse culturele leven gedrukt. Een uitgebreide familiegeschiedenis zal in Frankrijk dus beslist meerwaarde hebben, de nieuwsgierigheid naar inkijkjes in het leven van beroemdheden kunnen bevredigen, maar kan een Nederlandstalige lezer, over het algemeen onbekend met de werken van de Boltanski’s, toch meegaan in een gedetailleerd portret?

Ja, sterker nog, je wordt door de vorm en door de taal, door het fijne meanderen in De schuilplaats van journalist én schrijver – dat mag je na lezing van deze indringende roman toch wel zeggen – Christophe Boltanski (1962) als vanzelf meegevoerd in de bijzondere wezensstructuur van deze Joodse familie, in de manier waarop zij stuk voor stuk, én nadrukkelijk ook symbiotisch, de geschiedenis van de twintigste eeuw hebben ondergaan, weerstand hebben geboden. De onbekendheid met de Boltanski’s blijkt eerder een voordeel, laat je de bijzondere figuren onbevangen tegemoet treden. Ze zijn dan ook zonder uitzondering zeer kleurrijk, om niet te zeggen excentriek. De familie heeft een bijzondere voorgeschiedenis.

Christophe heeft het ongrijpbare van een familie weten te vangen, weten te veralgemeniseren ook, door de gekozen vorm. De familieresidentie, een statig Herenhuis aan de Rue de Grenelle in Parijs, is eigenlijk het hoofdpersonage. De plek waar de familie zich hechtte en steeds hechter werd. De hoofdstukken Keuken, Spreekkamer, Salon, Trap, Woonverdieping, Badkamer, Tussenruimte, Slaapkamer en Zolder worden voorafgegaan door het hoofdstuk Auto. Een logische introductie, aangezien de auto – een klein vehikel dat permanent ter beschikking stond op de binnenplaats, als een vluchtauto – de enige link is met de buitenwereld voor opa en vooral voor oma, die door polio gehandicapt is aan haar benen. Maar het is tegelijk een cocon van dun ‘pantserstaal’, en in die zin onderdeel van het huis. Wanneer Christophe weleens meereed met oma, had hij het gevoel dat hij eigenlijk de beschermde omgeving niet verliet, gesymboliseerd door het ontbreken van deuren bij de achterbank waarop hij moest zitten.

Christophe beschrijft gedetailleerd zijn herinneringen aan de personen in het huis, maar het is werkelijk nergens te particulier. Zijn taalgevoel geeft het geheel iets ruimtelijks, alsof er een frisse wind door de met oude meubels en dikke tapijten gevulde kamers waait. Tegelijkertijd is de atmosfeer van het verleden duidelijk voelbaar, ruik je de geur van het huis in betere dagen. Al heeft de familie in de roerige twintigste eeuw ook veel met het kwaad van de grote geschiedenis van doen gehad. Het huis is een metafoor voor de herinnering, voor het niet eens heel krampachtig proberen vast te houden aan een min of meer glorierijk verleden. Het huis is een veilige haven, waar een familie een hecht blok vormt tegen de buitenwereld, maar tegelijk ook een gevangenis, een bedreiging van het individualisme.

Een van de eersten die ‘uitbreekt’, is Luc, de vader van Christophe, die vanuit de kamer van oma, waar iedereen op banken en in slaapzakken de nacht doorbrengt, verhuist naar een kamer op een andere verdieping, zodat hij als jongeling vrienden en vriendinnen kan ontvangen. Luc Boltanski kan men kennen als de latere essayist, als toneelschrijver en vooral van zijn vele sociologische werken.

Het zal niet verbazen dat verschillende zoons van oma en opa en de geadopteerde dochter nooit naar school gingen, maar thuisonderwijs kregen. Ook ter bescherming van de andere huisgenoten; je zou zomaar onbedoeld iets kunnen verklappen waardoor de autoriteiten ineens op de stoep staan. Het huis werd voor het slapengaan zorgvuldig gebarricadeerd. Iets wat ook bij de jongste generaties nog doorspeelt. De roman is nadrukkelijk ook een onderzoek naar de overerving van angsten. Christophe is ondanks zijn onderzoekende, journalistieke aard, wars van menigten, heeft een ingebakken angst voor veranderingen, want dan openbaart zich bijna altijd het allerergste.

De vele kleurrijke figuren en bijzonder voorgeschiedenissen leiden tot prachtige verhalen. Verhalen die Christophe heel natuurlijk in de verschillende vertrekken onderbrengt. Het huis en de bewoners komen echt tot leven. De oervader was een meesterzanger uit Odessa. Opa een internist die eigenlijk bang was voor bloed, voor patiënten, een groot medisch theoreticus, die eerder een soort psychoanalyticus was voor de bij de praktijk aan huis langskomende nooddruftige dames. Overigens niet verwonderlijk als men bedenkt dat hij als jong bevlogen Joods co-assistentje – een hele prestatie in het antisemitische Frankrijk van begin vorige eeuw – twee jaar lijdzaam moest toezien in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de tweede wereldbrand heeft hij ondergedoken gezeten in een gecapitonneerd schuilhok in de tussenruimte. Waar beter te schuilen dan in je eigen huis, als je bij de buren en collega’s de suggestie hebt gewekt dat je er vandoor bent gegaan. (Op de dag van de bevrijding wordt een zoon geboren. Een lastig parket voor de vrouw die zogenaamd door haar man in de steek is gelaten. Binnenblijven is het devies.)

De geschiedenis van oma – een klein maar stug vrouwtje met Corsicaans bloed – is de meest indrukwekkende. Ze is als kind geadopteerd door een rijke, adellijke alleenstaande vrouw met een groot landgoed, iemand die schrijfster was van romans met een feministische toon, maar die door de stichtelijke inslag niet werden omarmd. Oma zelf – een echte Grootmoeder, een mater familias – schreef een aantal autobiografische romans. Uit deze romans weet Christophe fijn te putten.
Een oom waarmee Christophe als kind enorme veldslagen speelde, is schilder en installatiekunstenaar, zijn amper vier jaar oudere tante – door oma geadopteerd, als een herhaling van zetten, is fotografe, beroemd van haar mistige afbeeldingen van broze mensen in verwondering, van halve robotachtige mensen, geïnspireerd op haar eigen dialysegeschiedenis. Hoe tekenend voor de gesteldheid van de familieleden. Het moet lastig zijn geweest om je te onttrekken aan het groter geheel. Slechts de dood van opa en oma zullen de banden wat hebben opgerekt.

Christophe geeft elk van zijn naasten een liefdevolle alibi in het groter geheel. Ook voor hemzelf moet het schrijven van dit ‘onthullende’ boek een openbaring zijn geweest. Hij analyseert op ontroerende wijze zijn eigen plek in de veelkoppige entiteit. De schuilplaats is een mooi gelegd mozaïek van een microkosmos, geteisterd door de buitenwereld. Een plek waar verhalen langzaam zijn ingesleten tot legendes, waar een Grootmoeder angstvallig probeert om haar nazaten bijeen te houden, te beschermen. Door haar mobiliteitsproblemen heeft ze een centrale rol. Een standbeeld, een rots in de wereldbranding, waarom heen het huiselijke leven draaide. Een vrouw on- en almachtig tegelijk.

Het is duidelijk dat Christophe in het herenhuis een gelukkige tijd heeft gehad, anders kan je er niet zo liefdevol over schrijven. Toch doet hij door het schrijven van dit boek ook afstand van die plek, maakt het monumentaal, zingt zich ervan los. Voor zover mogelijk, want ergens tussendoor schetst hij een mogelijk rampscenario. Het pand wordt verkocht aan een oligarch of een steenrijke popster die alleen de voorgevel laat staan en de rest laat strippen en moderniseren. Alleen het ergste kan de mens immers treffen.

Guus Bauer

Christophe Boltanski – De schuilplaats. Vertaald door Prescilla van Zoest. Cossee, Amsterdam 288 blz. € 19,99.