Amerika was haar cipier

Vroeger, terwijl de zuidelijk staten in Amerika fanatieke voorstanders van de slavernij waren, ontstond in de noordelijke staten een andere houding en waren de slaven vrijer. Middels een vluchtroute, ook wel ondergrondse spoorweg genoemd, vluchtten slaven van zuid naar noord. Colson Whitehead vertaalt de ondergrondse spoorweg tot een letterlijke ondergrondse spoorweg in zijn roman en neemt de lezer mee op het Pad naar de Vrijheid. Hij beschrijft de zwarte bladzijde uit het dagboek van Amerika:

Als je dit land echt wilt leren kennen, moet je het spoor nemen. Kijk naar buiten terwijl jullie erdoorheen denderen, en je zult het ware gezicht van Amerika zien.

In De ondergrondse spoorweg staat het leven van slaaf Cora centraal. Zij groeit op in Georgia op een katoenplantage. Haar moeder, Mabel, is gevlucht en Cora groeit min of meer alleen op, in de Keet. Wanneer de baas van de plantage overlijdt en de twee zoons, Terrance en James, het overnemen, verandert het leven. James is vriendelijk, maar Terrance is hard en kil. Wanneer Terrance ook de macht over de plantage waar Cora werkt overneemt, krijgt Cora een nog zwaarder bestaan. Zij besluit het eerdere aanbod van Caesar aan te nemen en samen vluchten ze met de ondergrondse spoorweg naar het noorden, op weg naar een beter leven.

Helaas blijkt de reis van Cora niet direct te leiden naar het betere leven. Vluchtend voor slavenjager Ridgeway, komt Cora in verschillende staten, waaronder South Carolina, North Carolina en Tennessee, waarbij ze keer op keer tot de conclusie komt dat de slavernij en de rassenscheiding van kwaad tot erger gaat:

Of het nu op de katoenvelden, ondergronds, of ergens op een vliering was, het maakte niet uit: Amerika was en bleef haar cipier.

Quasi-journalistiek en zeer indringend vertelt Whitehead het gruwelijke verhaal van slavin Cora. Met een alwetende verteller, die af en toe heel bewust spreekt over de ‘de weggelopen slaven’, behoudt hij afstand tot Cora, terwijl hij tegelijkertijd sympathie voor haar wekt. Zij is de slavin die trots is op zichzelf en haar grenzen heeft, waardoor ze elke klap moet vangen: ‘Toen had ze de rotting niet meer vast. Hij kwam neer op haar hoofd. Hij zwiepte opnieuw omlaag en ditmaal reten de zilveren tanden het vel bij haar ogen open en spatte haar bloed op de aarde.’ Haar personage zorgt van A tot Z voor een interessant verhaal: ze wil niet opgeven, ze wil haar moeder achterna en zal haar vrijheid vinden. Elke stap in de richting van de vrijheid, ziet zij hoopvol tegemoet, ook al is het even gruwelijk of is het misschien een achteruitgang.

Whitehead onderbreekt Cora’s vlucht met hoofdstukken over andere personages. Slavenjager Ridgeway, student Stevens, maar ook Caesar, moeder Mabel en gezinsopvang Ethel komen aan het woord. Ieder heeft zijn of haar eigen verleden en zijn of haar eigen verhaal en overtuiging. Op die manier creëert Whitehead zelfs een beetje begrip voor de andere kant. Hetzij slechts een beetje: ‘Als God niet had gewild dat Afrikanen slaaf werden, zouden ze nu geen ketenen dragen.’ Bovenal zorgt hij met deze onderbrekingen voor een volledig verhaal. Hij geeft de lezer de kans de situatie te begrijpen en er een oordeel over te vellen.

Dat het verhaal van Cora ingrijpend wordt, is vanaf het begin duidelijk: ‘Wie zijn waarde kent, kent zijn plaats in de pikorde. Ontsnappen over de buitengrens van de plantage betekende ontsnappen aan de grondslagen van je bestaan. Een onmogelijkheid.’ Whitehead siert zijn verhaal met rake zinnen, soms beeldend en soms gewoonweg gruwelijk:

En dan komt, altijd… de roep van de opzichter, de aansporing aan het werk te gaan, de schaduw van de meester, die je eraan herinnert dat je alleen maar voor een heel kort moment tijdens je eeuwigdurende slavernij een mens bent.

Hij beschrijft de meest verschrikkelijke gebeurtenissen, soms afstandelijk en soms dichtbij, waardoor hij de lezer als jojo door het verhaal stuurt en regelmatig achterlaat in verbijstering, zonder zelf een overdreven dramatisch verhaal te vertellen.

Een mooi, klein verhaal dat toch schrijnend is, voert de boventoon, waarbij het licht aan de horizon steeds weer opnieuw gezocht wordt. Cora blijft hoop houden en daarmee houdt ze ook de hoop van de lezer in stand. Ondanks de steeds grotere wordende vormen van racisme en terreur, ‘In North Carolina bestond het zwarte ras niet, behalve bungelend aan een touw’, ziet Cora elke stap als een beetje vooruitgang. Haar wil en kracht is ongekend.

Cora’s doorzettingsvermogen, haar kracht en haar wil en tegelijkertijd haar besef dat ze nooit echt vrij zal zijn doen pijn. Ondanks het feit dat het verhaal nergens écht voorspelbaar is, weet je als lezer waar het naartoe zal gaan. De ondergrondse spoorweg is zo’n boek dat je verslindt, maar niet uit wilt lezen, uit angst voor het verhaal op de laatste bladzijden. Uit angst voor het Pad naar de Vrijheid en de cipier Amerika.

Marloes Otten

Colson Whitehead – De ondergrondse spoorweg. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Atlas Contact, Amsterdam. 348 blz. € 21,99.
(het boek ligt vanaf vrijdag in de winkel)

(Lees ook de recensie over de Amerikaanse editie van Koen Schouwenburg)