Revitaliseercrème uit angst voor het heden

Geschenken blijven ingepakt, er is nog feest omheen
we zitten in een cirkel, vragen hoe het gaat
weten te vertellen, eten wankele toastjes

onze gezichten komen ons bekend voor
iemand probeert een zonsondergang na te doen
maar straalt nog te veel, iemand kijkt naar het plafond
[…]

Een Nederlands feestje: kring met mensen, gezellig praatje, toast met eiersalade. De nieuwe bundel van Joke van Leeuwen gaat over herkenbare situaties, over normale, alledaagse dingen. Maar Van Leeuwen zou Van Leeuwen niet zijn als ze haar lezer geen duwtje gaf, hem niet zou vragen of die dagelijkse dingen wel zo normaal zijn.

We praten met mensen die ons ‘bekend voor[komen]’, ‘weten te vertellen’, zijn gewend dat er iemand op een stoel gaat staan en dat we ouder worden. En steeds als je de situatie uit de gedichten herkent, neemt ze een beetje afstand: ‘buiten lopen mensen rond’, ‘iemand kijkt naar het plafond.’ Zulke dissonanten zorgen voor een herbeschouwing van ons eigen leven.

Dat leven mag niet zomaar voorbijgaan. ‘De dagen hangen van herhaling aan elkaar/ diepe gedachten blijven in de diepte liggen/ proberen af en toe joehoe te roepen.’ Van Leeuwen ziet haar lezer graag bewust worden van veroudering en verandering: ‘Mijn haren worden wit/ ik weet me wees op leeftijd, draag nieuwe// vrouwen in mijn vel. Er wordt veel digitaal/ geschreeuwd, er is nog altijd popmuziek […] Men eet quinoa en spelt in plaats van kaantjes, ‘stapt in machines, vertrouwt systemen.’ Ze ziet een wereld vol nieuwigheden waarin we – als enige constante – altijd op zoek zijn naar houvast. Mode en spullen zijn een vorm van die houvast.

geachte bedachte
[…]
zie ons in onze gepimpte staat
dagelijks aangetast door propaganda
voor onverwoestbare bouwvalligheden
voor onmisbaar heerlijke vergiften
zie ons aan in ons geploeter
Onder onze modekapsels
zie ons onszelf vastleggen, vastpinnen
zie ons houvast zoeken met selfies
selfies met een stok, o onvindbare

erbarm u

In een wereld vol ‘revitaliseercrème’, waarin ‘het heden al voor ons [is] geregeld’ heerst een eindeloze paradox: we willen niet oud worden (‘de huiver van voorbij’), maar tegelijkertijd knaagt de ‘honger van vooruitzicht’. Van Leeuwen pleit ervoor wél stil te staan bij het heden, de vergiften en bouwvalligheden die ontstaan uit onze hypes en technologische ontwikkelingen. Ze toont zich, net als in eerder werk waarin ze veelvuldig sprak over de ‘men’ als symbool voor de maatschappij, een zeer geëngageerd dichter.

Daarbij verliest Van Leeuwen nergens haar eigen stem. Haar humor schemert als een soort verzachtende ironie door haar boodschap: gedachtes roepen ‘joehoe’, cavia’s produceren dagelijks net zoveel nieuw leven in de vorm van zaadcellen als de mens. En natuurlijk wordt in het slotgedicht waarin de ‘geachte bedachte’ wordt aangeroepen op lachwekkende wijze de spot gedreven met onze revolutionaire grasmaaiers, en levendige geuren voor hem en haar.

Ook in de tekeningen herkennen we Van Leeuwens hand: grafische beelden waaruit de lezer altijd iets kan opmaken, maar waarin dezelfde dissonantie plaatsvindt als in haar tekstuele werk. We herkennen op het omslag een wiebelige kruk, maar met zijn kromgetrokken poten lijkt hij op een bijna menselijke manier uit balans. Het directe verband met het tekstuele is onduidelijk, maar er spreekt uit alle illustraties dat het heden er is om je verbeelding op los te laten. Een appel zweeft boven een mes, een rugleuning van een stoel vormt een trap: vormen staan nooit vast. Eén gedicht kreeg de vorm van een zandloper. Zodoende vervat de schrijfster op meerdere manieren de thematiek van haar bundel in woord en beeld.

Voor de vorm van haar gedichten slaat Van Leeuwen steeds andere wegen in. Waar ze in de eerste delen regelmatig werkt met strofen en slimme enjambementen – ‘Er wordt veel digitaal/ geschreeuwd.’ – bestaat het deel ‘Visioenen’ uit ritmische gedachtestromen.

Ik zit op een bank en de stad komt voorbij
en de drukte heeft doelen en tassen. En
diep in de tassen geschenken die roepen en
ritselen hier is het hier, want ze hebben van
mensen een wezen gekregen, zoals ook de
auto’s een ziel en computers hun werelden
weetjes.

De laatste gedichten ogen als proza, maar blijven overal poëzie. Niet alleen vanwege het ritme en het regelmatig optredende binnenrijm, maar meer nog door de wijze waarop ze een boodschap vertolken. Mode, spullen, auto’s, computers en ‘honderd lege ligstoelen’ vormen het decor van het spiegelbeeld dat Van Leeuwen ons toont. We streven naar massaproductie, snelheid en vooruitgang, zijn bang voor veroudering en herinneringen.

Herinneringen trekken kleren aan over
hun schijnbestaan, daaronder zit hun blootje
ze dobberen in zelfgevouwen bootjes
op water dat tot plastic is gestold.
Er is nog tijd genoeg. Het wordt al laat.

Laten we het water niet tot plastic laten stollen, maar ons bewust worden van de tijd en de wereld die er nu is.

Ivanka de Ruijter
Joke van Leeuwen – Het moet nog ergens liggen. Querido, Amsterdam/Antwerpen, 69 blz. € 17,99.