Eindeloze sprongen

Wie zich ooit heeft afgevraagd waarom we de afstand die licht aflegt in jaren definiëren, en niet gewoon in meters, kan zijn hart ophalen bij de poëzie van Ruth Lasters. Met een open blik kijkt ze vol verwondering naar het leven om haar heen en de taal die wij gebruiken om dit te benoemen. Gedachtespinsels monden uit in volwaardige gedichten, waarin vragen worden opgeworpen, maar het zoeken blijft naar antwoorden. Niet dat haar poëzie abstract of ontoegankelijk is, integendeel zelfs. Het is de kunst om alle associatieve en metaforische sprongen te volgen, die je steevast op andere, frisse gedachten brengen. Dat doet ze met succes, getuige ook het feit dat deze dichtbundel de Herman De Coninckprijs 2016 en een shortlistnominatie voor de VSB-prijs ten deel viel.

Het achterflapgedicht ‘Allen’, over de (kinderlijke) wens om iedereen in deze wereld te ontmoeten:

Misschien worden wij mensen almaar ouder
uit ingebouwde hunkering om heel de soort
te ontmoeten. Misschien is inmiddels gemiddeld 80

worden hier een vergeefse, absurde poging om
eigenlijk de leeftijd van 260 te bereiken, nodig om als enkeling
heel de mensheid te kunnen groeten, gerekend één seconde per

handdruk – oogopslag. (Rekenfouten, excuus, onder meer
onze miljardenaangroei tussen nu en dan werd niet
becijferd.) Feit: we krijgen het nooit ingehaald, nooit ontmoet

één iemand allen. En was het maar díé nederlaag die hoogbejaarden
gebogen naar de grond doet lopen eerder dan
wervelslijt.

Hier wordt een herkenbaar en onmogelijk verlangen opgeroepen dat niet particulier is, maar de hele mensheid in al zijn nederigheid betreft. Dat klinkt zwaar en dramatisch, maar Lasters houdt het speels dankzij de heldere taal en de wendingen in de loop van de strofen. Er spreekt wel iets onheilspellends uit, zoals meerdere observaties in deze bundel je een lichte stomp in je zij geven, zonder echt cynisch of naargeestig te willen zijn. Alledaagse en weinig poëtische woorden als ‘hoogbejaarden’ en ‘rekenfouten’ vallen perfect samen met bijvoorbeeld ‘wervelslijt’, net als de verrassende klankherhaling van ‘inmiddels gemiddeld’.

De bundel Lichtmeters is opgebouwd uit vier delen, die elk acht tot elf gedichten bevatten, met één woord als titel. Het zijn opnieuw veelal op zichzelf niet echt bijzondere woorden: ‘Afstand’, ‘Norm’, ‘Soort’, ‘Karper’, maar dikwijls spreekt er wel een dubbele betekenis uit: ‘Veer’, ‘Even’, ‘Ploeg’. Opvallend zijn ook de titels van de vier afzonderlijke delen: ‘Wervels’, ‘Halfronden’, ‘Draadloos’ en ‘Nachtkijker’, woorden die ineens veel abstracter zijn en stuk voor stuk (afgekeurde) titels voor bundels lijken, maar die veel samenhang vertonen met de inhoud van de gedichten in elk deel. ‘Draadloos’ is het sterkste deel; neem het gedicht ‘Rijst’.

Bij grief groef ik mijn hand in een zak rijst
en stuurde in een omslag steeds een korrel terug naar herkomst,

naar een boer in Angkor die op zijn beurt keer op keer een klei-
knikker zond bij

onverhoopt geluk, als een mijnscherf wonderwel alleen
zijn vrouws wreef had verbrijzeld of zijn oogst niet was verloren door

een storm. De laatste korrel die ik naar hem zond: rond Pasen nadat jij
en ik weer knikkers voor elkaar verstopt hadden in huis in plaats

van eieren – wie in één dag al de zijne vond, mocht weggaan
voor altijd zonder verwijten – en je de mijne nauwelijks

verborgen had, alle zeven naast de plint, voor
het grijpen.

Dit vers werkt wonderbaarlijk genoeg beter bij als je het leest dan wanneer het voorgedragen wordt: ‘grief groef’ valt op, net als het schitterende enjambement in de regels over de mijnscherf en de wreef. De meeste gedichten in deze bundel bestaan uit heel korte strofen, alsof de lezer even de tijd krijgt om het voorgaande te verwerken voor een nieuwe wending wordt ingezet. Hier gaan we van iets kleins als een zak rijst naar een groot afgelegen drama en weer terug naar een relatiedrama dichtbij; een typische reis door de poëzie van Lasters.

Het is moeilijk om in deze bundel een overkoepelend thema of karakteristiek aan te wijzen. De bundel gaat over mensen in concrete en abstracte gedaantes, over zaken die zich dicht bij huis of in verre oorden afspelen, soms helemaal niet plaatsgebonden willen zijn. Ook de tijd is veranderlijk, vaak zelfs binnen één gedicht, er wordt moeiteloos geschakeld tussen het heden, verleden en dikwijls de toekomst, waar we ons alleen een voorstelling van kunnen maken die abstract en onzeker is. In het gedicht ‘Keien’ uit ‘Nachtkijker’ treffen we een wirwar van tijden die kundig ineengevlochten wordt.

Desnoods schil ik jou een heel strand van krieltjes, als kiezels
glad eerst maar dan rimpelig, om je wijs te maken dat

wat vergankelijk is altijd een duurzame variant heeft. Aardappels en
keien. Vissenogen en – met pupillen van zwart garen –

hemdsknopen. Rotsen en hun eigen slagschaduwen, waarin we staan
tot de kans dat we ooit reuzen zullen zijn of waren

eindelijk op een goede manier onbestaande is. Wat geeft het zolang we
morgen kunnen uitproberen of ricochet

ook met aardappels kan. Of durf je liever te weten hoeveel mensen
net als wij gewoon als stenen sliepen nadat bekendgemaakt was

het ooit zekere verdwijnen van
het al.

Het zijn vergelijkingen als in het bovenstaande gedicht – krieltjes en keien, vissenogen en hemdsknopen – die de poëzie van Lasters typeren; ze zoekt het bijzondere in het alledaagse en boort steeds een nieuwe manier van kijken aan, klein per stuk, maar groots in z’n geheel.

In het gedicht ‘Witlof’, waarvoor ze in 2015 de Türingprijs in de wacht sleepte, vervormt het ontstaan van de aarde tot een rauwe, bleke witlof, en passant passeren in dat vers ook nog ‘sorbet, papier, de slede, radiogolven, de dasknoop, het elektron, poedersuiker’ de revue, afzonderlijke fenomenen waarvan de ontdekking grote gevolgen kent voor de mensheid. De taak die Lasters zichzelf stelt is haar lezers zich constant te laten verwonderen, associaties en relaties leggend die niet direct voor de hand liggen, maar zich als een openbaring in je brein nestelen. Ze doet wat een goede dichter behoort te doen: je blik op de wereld verbreden, dankzij haar soepele taalgebruik en treffende vergelijkingen.

Willem Goedhart

Ruth Lasters – Lichtmeters. Polis, Antwerpen. 64 blz. € 19,95