Notities voor mijn neefje

We moeten verbinden. De ander begrijpen. Kijken wat we gemeen hebben en niet benadrukken waar we het niet over eens zijn. Iemand aardig vinden wiens opvattingen en meningen je niet deelt. Onderzoeken. De dialoog aan gaan. Praten met Trumpstemmers. Het doorbreken van je comfort zone, je veilige bubbel. I feel your pain en dat soort dingen. Ruimdenkend zijn. Begrijpen waarom de racist niet-blanken haat, waarom de homofoob homo’s haat, waarom de islamofoob moslims haat, de misogynist vrouwen haat. Knikken en impliceren: I feel your hate. Je hebt het als blanke heteroseksuele man ook niet gemakkelijk tussen al die vrouwen, homo’s en niet-blanken. Kom, laten we praten, vertel me over je racisme, ik luister, ik luister begripvol, ik ben het niet met je eens, maar ik luister wel, dat is mijn ruimdenkendheid. Ik vind je zelfs aardig, echt waar, ik zweer het, ga door.

Fuck that.

Er zijn zaken waar ik in geloof die een verbintenis niet in de weg staan, maar er zijn dingen die een verbond onmogelijk maken, zaken waar ik niet eens begrip voor wil tonen. Racisme. Discriminatie op basis van huidskleur, gender, seksuele voorkeur, religie. Waarom zou ik in godsnaam iemand willen begrijpen, iemand aardig willen vinden, die ervan overtuigd is dat Afro-Amerikanen minderwaardig zijn vanwege hun huidskleur? En waar stopt de zogenaamde ruimdenkendheid dan? Na alle bullshit over verbinden was ik opgelucht toen ik op Facebook vlak na de verkiezing van Donald Trump de volgende woorden van Benjamin Moser las:

“Mansplaining” was a word we needed. Now we need another: for congratulating yourself for “reaching out” to all the amazing “folks,” all those friendly neighbors, who have just voted to destroy our country.
The people doing this are left-wingers. Their smug condescension to people who are actually upset — maybe panicked, maybe even hysterical — is disgusting. Their pride in their open-mindedness makes them forget that there are things we can never open our minds to.
We ought to be god-damned if we’re going to open our minds to racial hatred and religious intolerance. We don’t need to “understand” those who support a man with a mile-long record of sexual assault.

Jammer genoeg kon ik het maar één keer liken. Waarom zou ik de imbeciele haat van een racist willen begrijpen? Het is volgens mij gezonder jezelf te feliciteren met je eigen gelijk dan je open te stellen voor racisme. Is mijn overtuiging redelijk? Is het de rede die ingeeft dat ik racisten niet wil begrijpen? Het maakt niet uit. ‘Het hart,’ schreef Pascal in Gedachten, ‘heeft zijn eigen redenen, waar de rede niets van weet; aan talloze dingen merken we dat.’ Pascal heeft het vaak over de zwakte van het verstand. Over de strijd tussen gevoel en ratio, die elkaar misleiden waardoor we de waarheid niet kunnen kennen. Daarom moeten we geloven. Voor Pascal is dat geloven in God, voor mij is het geloven zonder God; geloven in bepaalde ideeën, denkbeelden, meningen. Dit geloof bepaald mede, of misschien wel voornamelijk, je identiteit: de mens die je bent en de mens die je wilt zijn en worden. Geloven en verbeelding liggen in het verlengde van elkaar. Als de feiten niet toereikend zijn, als er te veel gaten zijn, worden deze opgevuld door de verbeelding. Daarom schrijft John Edgar Wideman in zijn nieuwe boek Writing to Save a Life. The Louis Till File: ‘I’m reporting imagination as fact.’

                                                                                 ***
Elke historische tragedie heeft een symbool, een individuele geschiedenis om de onmetelijke onrechtvaardigheid in ons bewustzijn te boren. Het verhaal van Anne Frank geeft de holocaust een gezicht. Een vijftienjarig meisje dat moest sterven omdat ze was wie ze was. Een decennium later werd een andere tiener een symbool van een historische tragedie: het institutioneel racisme in de Verenigde Staten. In 1955 reisde Emmett Till vanuit zijn woonplaats Chicago naar Mississippi om daar familie te bezoeken. In een doodskist keerde hij terug. Verschrikkelijk toegetakeld en vermoord. Het schijnt dat hij naar een blanke vrouw had gefloten. Daarom werd hij vermoord. Na minder dan een uur kwam de jury met een uitspraak – ‘sorry it took so long, folks… we stopped for a little lunch’. De moordenaars werden vrijgesproken.

Emmett Till werd een martelaar van de Burgerrechtenbeweging in Amerika. Een foto van het verminkte gezicht van de jonge Emmett verscheen in het tijdschrift Jet. John Edgar Wideman is van dezelfde leeftijd als Till op het moment dat hij de foto zag: ‘Him colored, me colored. Him a boy, me too. Him so absolutely dead he’s my dead too.’

Writing to Save a Life vermengt het romaneske met autobiografie en geschiedenis: een duik in het verleden als verklaring voor het heden. Wideman is van plan om te schrijven over Emmett Till, maar zijn project komt maar niet van de grond. Hij stuit op het verhaal van Louis Till, de vader van Emmett. De moordenaars van Emmett werden vrijgesproken, maar de zaak kreeg internationale aandacht en de vrijspraak was schadelijk voor het imago van Amerika. Daarom probeerde men de moordenaars te veroordelen voor ontvoering. Het kwam niet meer tot een rechtszaak nadat eenmaal het verhaal opdook dat Louis Till niet de held was die stierf voor zijn land. Till was tijdens zijn diensttijd in Italië veroordeeld voor verkrachting en moord en daar geëxecuteerd. Maar zijn veroordeling rammelt aan alle kanten.

Till and McMurray are sentenced to death on the basis of being the wrong color in the wrong place at the wrong time. Wrong color, wrong place, wrong time, a mantra. A crime that over the course of our nation’s history has transformed countless innocent people of color into guilt people.

De veroordeling was onterecht, maar de waarheid omtrent Louis Till blijft duister. Het blijft bij mogelijkheden en zo worden de historische figuren soms net personages. Bijvoorbeeld door de beschrijving van het bewustzijn van Mamie Till, de moeder van Emmett, dat wat ze mogelijk voelde en dacht.

Terror of sleepless sleep, sleep, sleep, sleeping all dag, never truly asleep. Truth of being awake forever, day and night. Terror and truth of nightmares sleepless sleep brings…

Writing to Save a Life zit vol met poëtische passages die het onzichtbare en onkenbare door verbeelding omzetten in taal. Maar de verbeelding maakt het boek niet tot een fictioneel werk, het verbeelden is geen leugen, maar een geestelijke constructie. De waarheid is namelijk nooit eenduidig en ondubbelzinnig.

Nothing closer to truth than truth – but the truth is – not even truth is close to truth. So we create fiction. As a writer searching for Louis Till, I choose to assume certain prerogatives – license might be a more accurate word. I assume the risk of allowing my fiction to enter other people’s stories. And to be fair, I let other people’s stories trespass the truth of mine.

Fictie betekent hier geestelijke constructie. Fictie is niet het tegenovergestelde van waarheid, want een waarheid is ook een constructie van de menselijke geest. Fictie is ook niet het synoniem voor ‘alternatieve feiten’. Fictie wordt een leugen als het wordt gepresenteerd als de feitelijke en/of historische waarheid. Fictie is altijd eerlijk.

I was not there. I am not Louis Till. Not Mamie Till. I’m guilty of imagining pictures, sounds, words. Mine. I make them up. They could or could not be the way. It happened. Truth.

                                                                                 ***
Een akelige actuele zijweg. Fictie als waarheid. Maar het woord of concept fictie is niet van toepassing op Trump cum suis. Wel twee anderen woorden: truthiness en bullshit. In 2006 kwam komiek Stephen Colbert, in zijn rol als rechtspopulistische tv-presentator, met het woord truthiness.

Now I’m sure some of the Word Police, the wordanistas over at Webster’s, are gonna say, “Hey, that’s not a word.” Well, anybody who knows me knows that I’m no fan of dictionaries or reference books. They’re elitist. Constantly telling us what is or isn’t true, or what did or didn’t happen. Who’s Britannica to tell me the Panama Canal was finished in 1914? If I wanna say it happened in 1941, that’s my right. I don’t trust books. They’re all fact, no heart.

Truthiness is niet wat waar is, maar wat je wilt of voelt dat waar is. In het verlengde van Colberts definitie van het woord, ligt het concept bullshit van de Amerikaanse filosoof Harry G. Frankfurt. Zijn essay On Bullshit is herhaardelijk aangehaald tijdens de afgelopen Amerikaanse verkiezingen om het geratel en karakter van Trump te duiden, want Trump is een bullshitter.

For the bullshitter, however, all these bets are off: he is neither on the side of the true nor on the side of the false. His eye is not on the facts at all, as the eyes of the honest man and of the liar are, except insofar as they may be pertinent to his interest in getting away with what he says. He does not care whether the things he says describe reality correctly. He just picks them out, or makes them up, to suit his purpose.

Een zijweg voor de zekerheid. Straks denkt de racist nog dat er een literaire of filosofische onderbouwing is voor zijn bullshit.

                                                                                 ***
Weer een stuk waarin zijn naam voorkomt. Weer een mening, weer een oordeel over Trump en weer getypt door een blanke heteroseksuele man. Het voelt enerzijds wat ongemakkelijk, alsof ik met mijn geschrijf impliceer dat de mensen die worden gediscrimineerd niet zelf Trump en zijn idiotie kunnen aanklagen en kapot maken. Maar lezen en typen is mijn opstand. Voor iemand met een angststoornis is het wat lastig om lijfelijk deel te nemen aan een protest. Mijn opstand, in dit geval, is goede literatuur onder de aandacht brengen over racisme. Refereren aan de overleden Afro-Amerikaanse schrijvers Richard Wright, James Baldwin en Ralph Ellison. Refereren aan en het bespreken van hedendaagse Afro-Amerikaanse auteurs als Colson Whitehead, Paul Beatty, Claudia Rankine, Toni Morrison, Ta-Nehisi Coates of de Nigeriaanse Adichie. Ellisons roman Invisible Man werd onlangs terecht opnieuw in vertaling uitgebracht. Nu nog de essays van James Baldwin. Noem hem voor mijn part een vergeten schrijver geheel in lijn met de mode. Misschien ga ik wel net zo lang zeiken en schrijven over James Baldwin totdat er een uitgeverij is die zijn belangrijkste essay’s opnieuw uitbrengt. Macklemore rapt niet voor niets tegen zijn dochter dat ze James Baldwin moet bestuderen en Langston Hughes moet lezen. En Hughes is nog altijd actueel, zoals we kunnen lezen in de eerste strofe van het gedicht ‘Democracy’.

Democracy will not come
Today, this year
                           Nor ever
Through compromise and fear.

                                                                                 ***
De teksten van Martin Luther King zijn canoniek, zijn oneliners zijn historisch en algemeen bekend (‘Injustice anywhere is a threat to justice everywhere.’). In zijn bekende ‘Letter From a Birmingham Jail’ uit 1963 schreef King de ongemakkelijke waarheid dat ‘it is an historical fact that privileged groups seldom give up their privileges voluntarily.’ Daarom moeten we niet proberen de racist te begrijpen, want dan gaat hij zijn privileges helemaal niet vrijwillig opgeven. Nog een keer Langston Hughes:

There are words like Liberty
That almost make me cry.
If you had known what I knew
You would know why.

Het is natuurlijk de omgekeerde wereld om mensen die stemmen voor onderdrukkers te proberen begrijpen in plaats van de onderdrukten. De strofe van Hughes is dubbel pijnlijk. Voor hem is vrijheid slechts een woord. En ik, een blanke man, kan zijn verdriet niet begrijpen, want ik weet niet wat hij weet. En ik zal het ook nooit weten, maar ik zal het blijven proberen en telkens weer pogingen ondernemen, want dat ik me er niet bij neer zal leggen, is volgens Albert Camus

de enige waardigheid van de mens: de hardnekkige opstand tegen zijn situatie, een inspanning vol houden die onvruchtbaar geacht wordt. Het vereist een dagelijkse inspanning, zelfbeheersing en een juiste taxatie van de grenzen van het ware, van maat en kracht.

Op het moment dat ik dit tik, tast Trump de waardigheid van de mens aan door gebrek aan dagelijkse inspanning, zelfbeheersing en door de onjuiste taxatie van de grenzen van het ware, van maat en kracht. Dit vraagt niet meer om een redelijke reactie, maar om de woorden van Biggie Smalls: Get a grip motherfucker. Die zogenaamde redelijkheid van de gematigden is irritant paternalistisch: geef ons de tijd om te wennen aan de veranderingen. In de gevangenis schreef King in zijn bekende brief dat hij voornamelijk teleurgesteld is in de gematigde blanke:

the white moderate who is more devoted to “order” than to justice; who prefers a negative peace which is the absence of tension to a positive peace which is the presence of justice; who constantly says: “I agree with you in the goal you seek, but I cannot agree with your methods of direct action”; who paternalistically believes he can set the timetable for another man’s freedom; who lives by a mythical concept of time and who constantly advises the Negro to wait for a “more convenient season.”

Als de teksten van King worden gelezen, worden ze dan wel begrepen? Of is hij een plichtmatige referentie geworden? Belangrijk omdat zo vaak wordt herhaald dat hij belangrijk is?

                                                                                 ***
Het gescheld op wat populisten politieke correctheid noemen is een strategie om te kunnen zeggen wat ze willen zonder de consequenties van hun racisme te hoeven dragen. Het is een dekmantel. Politieke correctheid is de taal van de nuance. Het tegenovergestelde is de taal van clichés en stereotyperingen. De taal van de troost. Ralph Ellison schreef: ‘Perhaps the object of the stereotype is not so much to crush the Negro as to console the white man.’

                                                                                 ***
In haar essay Ik kom in opstand, dus wij zijn koppelt Eva Rovers Camus’ De mens in opstand aan de revoluties die zijn ontstaan op sociale media. Op sociale media schreeuwen we ons eigen gelijk naar de ander, volgens Rovers. We praten niet meer met elkaar, maar tegen elkaar en doen geen moeite om anderen te begrijpen, omdat we alleen geïnteresseerd zijn in ons eigen gelijk. De schuldige is het medium, het ligt aan ‘de snelheid van het medium, waardoor conclusies razendsnel getrokken worden, als aan de compactheid van de berichten, die weinig ruimte laat voor nuance.’

Het is de vraag of het gebrek aan nuance is te wijten aan het medium. Maar verschillen de discussies op sociale media zo veel van bijvoorbeeld discussies in een talkshow? Misschien is de oorzaak van al die ongenuanceerde onzin veeleer het tekort van het taalgebruik dan het tekort van het medium. De schrijver David Grossman heeft het in zijn recent verschenen essaybundel Leven en schrijven in tijden van oorlog over ‘massataal’.

We weten dat de massa niet kan bestaan zonder massataal – een taal die de meerderheid consolideert en haar aanzet tot een bepaald gedrag, met rechtvaardiging van haar daden en vereenvoudiging van de morele en emotionele tegenstellingen die ze tegenkomt. Met andere woorden: de taal van de massa is erop gericht om het individu te verlossen van de verantwoordelijkheid voor zijn daden, om zijn persoonlijke, individuele beoordeling tijdelijk te scheiden van zijn gezonde logica en zijn natuurlijk gevoel voor rechtvaardigheid.

Als je opkomt voor de menselijke waardigheid of voor rechtvaarigheid ben je een ‘gutmensch’ (vroeger heette dat een ‘moraalridder’). Als je genuanceerd spreekt, ben je ‘politiek correct’. De taal van het politiek incorrecte is een massataal. De taal van law & order is een massataal. Misschien ligt het meer aan de massataal, dan aan een medium als Facebook.

                                                                                 ***
De racist is niet bang voor de ander, maar voor zichzelf. Daarom wijst hij integratie af, uit angst, bang om te ontdekken wie hij werkelijk is. Hij heeft de negatieve stereotyperingen nodig als horizon voor zijn eigen identiteit. In zijn brief aan z’n neefje schreef James Baldwin: ‘And if the world integration means anything, this is what it means: that we, with love, shall force our brothers to see themselves as they are, to cease fleeing from reality and begin to change it.’

                                                                                 ***
Mathias Enard laat de illusie ontploffen dat de Westerse cultuur superieur is aan de cultuur van het Oosten. Zijn onlangs vertaalde roman Kompas, waarmee hij de Prix Goncourt won, is een subtiele deconstructie van de tegenstelling tussen de westerse cultuur en die van het oosten. Door de erudiete en encyclopedische overpeinzingen van musicoloog en ik-verteller Franz Ritter wordt duidelijk dat beide culturen niet tegen over elkaar staan, maar juist met elkaar zijn vervlochten. In lange zinnen en alinea’s, verwant aan de stijl van W.G. Sebald, wijdt Franz uit over culturele identiteit. Je hebt de ander niet nodig om je tegen af te zetten, maar eerder om ‘het bolwerk van het eigen ik open te breken door gretig de ander te verkennen.’ In een brief aan Franz schrijft zijn vriendin Sara: ‘In het zelf zit altijd andersheid.’

Het mooiste voorbeeld dat Franz geeft over de vervlechting van beide culturen is Op zoek naar verloren tijd van Marcel Proust. De roman van Proust is een ijkpunt in de Europese literatuur (van de 20ste eeuw), een roman die Duizend-en-één-nacht als voorbeeld heeft genomen en waarin Proust meer dan 200 keer refereert aan dat boek en de Oriënt. ‘Zonder de Oriënt (het vaderlandse droombeeld in het Arabisch, het Perzisch en het Turks dat Oriënt wordt genoemd) is er geen Proust, geen À la recherche du temps perdu.’

                                                                                 ***
Carolyn Bryant was de vrouw die Emmett Till zogenaamd verbaal of fysiek onheus had bejegend. Het gedrag van de veertienjarige Emmett maakte Bryant ‘doodsbang’ getuigde ze in de rechtszaal. Onlangs werd duidelijk dat ze had gelogen1. Net als zijn vader werd Emmett het slachtoffer van het mantra: Wrong color, wrong place, wrong time.

                                                                                 ***
In Gedachten schreef Blaise Pascal: ‘Onze hele waardigheid ligt dus in het denken. Daarvan moeten uitgaan om ons weer te verheffen, en niet van ruimte en de tijd, die we niet kunnen vullen. Laten we er dus naar streven goed te denken: dat is het grondbeginsel van de moraal.’ Dit is niet één grote felicitatie voor mijn eigen gelijk. Ik weet niet of ik gelijk heb, ik weet niet eens zeker of deze gedachten juist zijn. Het enige dat ik weet is dat ik streef om goed te denken, misschien moet ik het later wel aanpassen, misschien ben ik het er later niet meer mee eens, dat zou allemaal zou kunnen. Misschien ga ik later wel onderuit, misschien blijkt later wel dat deze gedachten tekortschoten. ‘We try and fail,’ schreef John Edgar Wideman. ‘To fail is to fail is to fail.’

Koen Schouwenburg

Mathias Enard – Kompas. Vertaald door Kartien Vandenberghe. De Arbeiderspers, Amsterdam. 447 blz. €24,99.
David Grossman – Leven en schrijven in tijden van oorlog. Vertaald door o.a. Sander Hoving & Ruben Verhasselt. Cossee, Amsterdam. 201 blz. €17,95
Eva Rovers – Ik kom in opstand, dus wij zijn. Ambo Anthos, Amsterdam. 85 blz. €10
John Edgar Wideman – Writing to Save a Life. The Louis Till File. New York: Scribner, 2016. 193 blz. €23,99.

(Afbeelding: Wikimedia commons)