Terug naar de jaren vijftig, want deze week zijn er in de Eerste Kamer aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Veiligheid en Justitie schriftelijke vragen gesteld over het vloekgedrag van Ronald Giphart tijdens zijn column in het programma Nieuws BV. De aanleiding was het 100-jarig bestaan van de Bond tegen het vloeken. Het ging over de godverdommes van zijn zoontje, zijn vader en zijn moeder, en over de ‘kutje plofkip‘ van Ferry Doedens.

Bij de leden Schalk (SGP), Bikker (CU) Atsma (CDA) en Ten Hoeve (OSF, dat zijn de samenwerkende provinciale partijen) was de maat vol.

Hebt u kennis genomen van dit programma, althans, van de godslasterlijke wijze waarop de presentator Giphart zich heeft uitgelaten over vloeken in het algemeen en ‘over welke vloeken het lekkerst klinken’?

Hoe beoordeelt de staatssecretaris het gegeven dat de NPO, volgens de Mediawet bedoeld voor cultuur, educatie en informatie, misbruikt wordt om ongelimiteerd te vloeken en zelfs ‘vloeken voor de lol’ aan te bevelen?

Deelt u de opvatting dat een dergelijke uitzending kan worden gezien als het opzettelijk beledigend uitlaten over iets wat voor groepen in de samenleving heilig is, dan
wel een ‘ernstig ervaren belediging van burgers door belediging van hun geloof en geloofsbeleving’?

Deelt u de opvatting dat het onnodig en ernstig beledigend uitlaten over iemands geloof(sbeleving), als hier is gebeurd, voorkomen moet worden?

Welke mogelijkheden ziet u om hiertegen maatregelen te treffen? Hoe beziet de minister de mogelijkheden in het licht van de artikelen 137c-e van het Wetboek van Strafrecht?

Heel goed hebben de moraalridders uit de Eerste Kamer niet geluisterd naar de column, want Giphart behandelt de vloek als een vermakelijke taalkundige interjectie en juist niet als belediging van een religieuze groep. Luister en bekijk hier zijn column.

Giphart ziet de bui al hangen