‘Uiteindelijk zullen ze ons allen willen vernietigen’

Het is augustus 1884 als Hendrik Witbooi, leider van het Nama-volk (vroeger Hottentotten en Bosjesmannen genoemd), een veilige doortocht door het gebied van de Herero regelt. De Witboois zijn verjaagd uit de Zuid-Afrikaanse Kaapregio en bleven steken in een dor gebied rond Gibeon. De roman Ik ben Hendrik Witbooi van Conny Braam begint met de profetische tocht van het Witbooivolk: op zoek naar vruchtbaar gebied voor vee en mens, op de vlucht voor de de droogte van de Kalahari-woestijn.

Rond dezelfde tijd is Bismarck op zoek naar Lebensraum voor zijn ingezetenen. Afrika is overlopen door Europa en Bismarck streeft naar een machtsevenwicht binnen Afrika om te voorkomen dat er politieke spanningen ontstaan in Europa. Tijdens de Koloniale Conferentie van Berlijn wordt het grondgebied, zonder medeweten van de oorspronkelijke Afrikaanse bevolking en met behulp van liniaal en potlood, verdeeld onder verschillende Europese en Amerikaanse landen. Zuid-West Afrika is vanaf dat moment Duits grondgebied en al snel na het ondertekenen van het verdrag komt Ernst Göring (de vader van Hermann) aan wal bij de Walvisbaai. Hij heeft de taak om een einde te maken aan de onderlinge strijd tussen Herero- en Namavolken. Daartoe laat hij de volken ‘vriendschapsverdragen’ ondertekenen: uit ‘vrije wil’ ondertekenen de stamhoofden contracten waarin ze zich onderwerpen aan de Duitsers.

Maharero, leider van de de Herero, ondertekent een beschermingsverdrag, maar Hendrik Witbooi weigert. Göring weet Maharero op een handige manier tegen de Witboois op te zetten, waarna een bloedige confrontatie volgt. Twee van Witboois zoons worden daarbij vermoord en hun wordt een behoorlijk graf onthouden: aanleiding tot een jarenlange strijd tussen beide volken. Intussen gaan de Duitsers door met het afsluiten van verdragen. Hendrik voorziet diepe armoede voor alle volken en begrijpt dat hij vrede moet sluiten met de Herero. In 1892 tekenen hij en de Maharero een vredesverdrag. De Duitsers reageren door meer troepen naar de kolonie over te brengen: bang als ze zijn dat de Herero en de Nama gezamenlijk tegen de kolonisator in opstand zullen komen. Als de Duitsers in 1893 de nederzetting van de Witboois aanvallen en daarbij vooral vrouwen en kinderen ombrengen, gaat Hendrik Witbooi over tot het vormen van een grote troepenmacht, waarbij verschillende volken zich bij hem aansluiten. Korte tijd is hij machtiger dan de Duitsers, totdat zijn volk in 1894 opnieuw wordt aangevallen. Hendrik geeft zich over en zijn volk komt in ‘loondienst’ bij de Duitsers. “Niets beperkt de vrijheid zo ingrijpend als geld.’ De Witboois moeten terug naar Gibeon, waar ze zich vestigen in Rietmond.

In 1904 verbreken de Hereroleiders het verdrag en vallen ze nederzettingen van Duitse kolonisten aan. De Witboois leven in diepe armoede: ze mogen niet meer jagen op het Duitse grondgebied, hun vee is afgepakt, land bezitten ze niet meer. Langzaam dringt het besef door dat de Duitsers de Afrikanen in reservaten willen opsluiten. Om de opstand neer te slaan besluit keizer Wilhelm II, aangemoedigd door de woorden van Theodore Roosevelt (de latere winnaar van de Nobelprijs voor de vrede), generaal Lothar von Trotha (de menselijke haai) naar Duits Zuidwest-Afrika te sturen. In augustus 1904 worden de Herero definitief verslagen bij de Waterberg. Overlevenden vluchten de woestijn in, waarna Von Trotha zijn Vernichtungsbefehl uitvaardigt: de eerste genocide van de twintigste eeuw is daarmee een feit.

Hendrik Witbooi, inmiddels de tachtig gepasseerd, hijst zich opnieuw in het zadel en gaat voor de laatste keer de strijd aan.

Conny Braam (1948) is jarenlang een anti-apartheidsactiviste geweest. Tot 1994 was ze voorzitter van de Anti-Apartheidsbeweging Nederland (AABN). In 1986 werd ze door de leiders van het ANC in ballingschap gevraagd om deel te nemen aan de operatie Vula. Ze hielp met het opzetten van schuilplaatsen in Zuid-Afrika en met het binnensmokkelen van documenten. Ze ontmoette veel prominente ANC-leden. Dagboekaantekeningen, brieven en notities uit het kredietboek van Hendrik Witbooi (te zien in het Nationaal Archief van Namibië) vormden de inspiratiebron voor Ik ben Hendrik Witbooi; de meeste personages uit de roman zijn gebaseerd op historische figuren.

Ik ben Hendrik Witbooi is een sterk en indrukwekkend boek. In de eerste plaats komt dat door de personages. Braam weet van Hendrik Witbooi een intrigerende persoonlijkheid te maken. Intelligent, berekenend, trouw aan afspraken, begaan met zijn volk. Strijdend om te overleven, maar ook om oude rekeningen te vereffenen. Zo kan hij het niet verkroppen dat zijn zoons, nadat ze vermoord zijn door de Herero, nooit een fatsoenlijk graf hebben gekregen. Het verleidt hem tot meerdere aanvallen op de Herero. Als hij uiteindelijk moet capituleren voor de Duitsers, is hij niet verslagen, maar blijft hij trots.
Tegelijkertijd heeft Braam oog voor de positie van sommige Duitsers. Secretaris Louis Wolfram worstelt met zijn geweten. Hij probeert zijn werk te doen, maar dat wordt bemoeilijkt ‘doordat zijn ogen vol tranen staan.’ Ook Ludwig Conradt probeert zich staande te houden. Enerzijds heeft hij afkeer van wat er gebeurt, anderzijds maakt hij schaamteloos gebruik van de situatie. Als fotograaf documenteert hij de Namibische genocide. Hij legt vast hoe Dr. Bofinger studies verricht naar de schedels van overleden Hottentotten, hoe Nama’s te midden van hun gezinsleden worden opgehangen, hoe uitgemergelde gevangen op Shark Island te werk worden gesteld. Van de foto’s maakt hij ansichtkaarten, die naar Duitsland worden verstuurd.

Sterke personages alleen maken een boek nog niet indrukwekkend: de inhoud van het verhaal is minstens zo belangrijk. Het verhaal van Hendrik Witbooi had misschien al veel eerder verteld moeten worden. De eerste genocide van de twintigste eeuw krijgt nauwelijks aandacht in de geschiedenisboeken, ondanks het in 1918 verschenen Blue Book waarin verslag wordt gedaan van het onderzoek naar de uitroeiing van de inheemse bevolking van Zuidwest-Afrika. Ook nu is nog onduidelijk hoeveel slachtoffers er precies gevallen zijn. Aan het eind van de 19e eeuw woonden er ongeveer 60.000 tot 80.000 Herero in het huidige Namibië. In 1908 waren er van hen nog ongeveer 16.000 tot 18.000 in leven. Van de 20.000 Nama’s hebben minder dan 10.000 mensen de genocide overleefd; het lot van de Damara’s is onbekend. Braam belicht in Ik ben Hendrik Witbooi de Namibische kant van de strijd tussen de Duitsers en de Afrikaanse volken.

Schrijnend is de onverschillige en afwezige houding van de Europese landen. Misschien nog schokkender is de rol van de Amerikaanse president Theodore Roosevelt, die later de Nobelprijs voor de Vrede zou ontvangen. Wilhelm II beschouwt Roosevelt als een wereldleider met visionaire denkbeelden. Met hem bespreekt hij zijn twijfels over de aanpak in Zuidwest-Afrika. Roosevelts The Winning of the West vormt voor hem een inspiratiebron, in het bijzonder de passage:
‘De rechtvaardigste van alle oorlogen is de oorlog tegen de primitieve mens. Ofschoon deze altijd gepaard gaan met het meest verschrikkelijke geweld. Amerikaan tegen Indiaan, Boer tegen Zoeloe, Nieuwzeelandere tegen Maori – in al deze oorlogen heeft de overwinnaar uiteindelijk de fundering gelegd voor de grootsheid van een machtig volk. Het is en blijft van onschatbaar belang dat Amerika, Australië en Afrika uit handen van de rode, bruine, en zwarte eigenaren worden genomen opdat deze werelddelen definitief erfdeel kunnen worden van de dominante wereldrassen.’

Wilhelm II ziet zijn voornemen om een grote troepenmacht naar Duits Zuidwest-Afrika bevestigd en ontvangt na de vernietiging van de Afrikaanse volken lovende reacties van president Roosevelt.

Met Ik ben Hendrik Witbooi geeft Braam de geschiedenis van de oorspronkelijke bevolking van Namibië de aandacht die het verdient. Ik ben Hendrik Witbooi is allerminst een eenvoudige pageturner, maar het zal een onuitwisbare indruk op de lezer achterlaten.

Geertje Otten

Conny Braam – Ik ben Hendrik Witbooi. Augustus/Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 384 blz. € 19,99.