Emotionele biecht in een sterk verhaalconcept

Dat Vaak ben ik gelukkig een interessante kijk op de wereld bevat, is vanaf de eerste bladzijde duidelijk. In een 150 pagina’s tellende roman laat Jens Christian Grøndahl Ellinor aan haar overleden vriendin Anna – tevens de ex-vrouw van Ellinors inmiddels overleden tweede man – vertellen over haar leven.

De jaren gingen voorbij, wij gingen bij elkaar horen, gewoon omdat we naast elkaar leefden.

Nadat Ellinor min of meer gedwongen met Henning in het huwelijksbootje is getreden komt ze naast Anna en Georg te wonen. Al snel raken de jonge stellen bevriend met elkaar en steeds meer verenigen ze hun levens. Samen besluiten ze op een dag op wintersport te gaan. Anna en Georg laten hun tweeling Stefan en Morten achter en vertrekken met Ellinor en Henning. Helaas blijkt deze wintersport fataal voor Henning en Anna. Ze worden overvallen door een lawine, Henning raakt spoorloos verdwenen en Anna overlijdt.

Na het overlijden van de twee geliefden trekken de twee weduwen steeds verder naar elkaar toe, tot een nieuwe relatie ontstaat. Ellinor vertolkt de rol van stiefmoeder en probeert samen met Georg de tweeling groot te brengen. Pas na het overlijden van Georg krijgt ze de kans écht terug te kijken op haar leven. Middels een emotionele vertelling aan de dode Anna reflecteert en bekritiseert ze haar leven en de door haar gemaakte keuzes.

Ondanks het geringe aantal bladzijden dat Vaak ben ik gelukkig telt, bevat deze roman alle facetten die een goede roman dient te bevatten. Grøndahl schrijft zeer beeldend. Tegelijkertijd is daarbij de gekozen vorm zeer effectief. De biecht van Ellinor is soms fragmentarisch, bij vlagen zeer emotioneel en regelmatig breekt zij met de chronologie, wat de spanning verhoogt. Middels akelige vooruitwijzingen omtrent het gebeurde tijdens wintersport bezorgt hij de lezer menigmaal een naar onderbuikgevoel: ‘Ik kan me nog herinneren hoezeer jij aandrong.’

Maar niet alleen de structuur van Vaak ben ik gelukkig is goed gekozen. De manier waarop Ellinor haar verhaal opdient, is treffend. Vanaf de eerste bladzijde verontschuldigt ze zich voor allerlei zaken, nog voor de lezer doorheeft wat er in de geschiedenis precies is gebeurd. Alsof je Ellinor moet veroordelen voor iets waarvan jij niet weet wat het is. Tegelijkertijd zorgt Ellinors kritiek op de huidige wereld en het leven van haar stiefkinderen er voor dat je steeds op je hoede bent. De biecht lijkt zwaar op haar schouders te drukken, het lijkt alsof ze niet anders kon dan de overleden Anna in vertrouwen nemen: ‘Je had ons eigenlijk een van de twee moeten geven, Stefan of Morten, het maakt niet uit.’ Haar soms bizarre gedachten en verkeerde handelingen worden automatisch aannemelijk; Ellinor sluiten we in ons hart. We begrijpen dat ze niet kan wennen in de ‘mondaine’ wereld, we begrijpen haar verdriet.

Veelzeggende zinnen als, ‘Wij, degenen van wie niet meer wordt gehouden, moeten kiezen tussen wraak of begrip en ik dacht: ja, natuurlijk werden jullie naar elkaar toe gedreven,’ sieren een kort, maar zeer krachtig verhaal. Grøndahl brengt de lezer terug en zet het leven weer in perspectief: ‘Jouw leven, elk leven, wordt teruggebracht tot een handjevol feiten als het afgelopen is. Het is geweest.’

Marloes Otten

Jens Christian Grøndahl – Vaak ben ik gelukkig. Vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Meulenhoff, Amsterdam. 150 blz. € 17,99.