Verlangen naar authenticiteit

Hoe oud is dat meisje in de verhalen van Maria Barnas eigenlijk? Veertien of elf, twaalf? Basisschool of middelbare school? Of is zij gewoon jong: altijd Augustus? Nee, middelbare school, vijftien. Zijn het wel verhalen? Het zijn vertellingen van en over een meisje uit Schoorl, Augustus dat een leesbeurt wil houden over een boek dat verbrand werd. Er is een verhaallijn, die niet zo belangrijk is: aan het eind van het boek wordt de spreekbeurt weergegeven. Je zou ook kunnen zeggen: dit boek bestaat uit poëtisch proza, ongeveer zoals het mooie boekje van Esther Jansma: Picknick op de wenteltrap.

In ieder geval is de hoofdpersoon een opmerkelijk, volstrekt oorspronkelijk, eigenzinnig meisje, een individualiste, iemand die afwijkt van de norm. Geen ‘normaal’ meisje. Zij leest De Duivelsverzen van Salman Rushdie, geen gemakkelijke kost en zij vraagt zich af hoe het mogelijk is dat mensen dat boek willen verbranden en dan meteen de schrijver ervan ook maar. Gedachten zijn toch vrij sinds de Verlichting? Zij is blijven steken bij een beschrijving van het luchtruim. ‘De woorden vervluchtigen zodra ik ze heb gelezen. De leegte waarin ze ontsnappen is een ruimte waarin ik tussen de wervelende woorden kan opstijgen om op een plek te belanden die bestaat uit taal en iets wat ik niet kan omschrijven maar waar mijn gedachten ruim baan hebben.’

Ze wil een spreekbeurt houden over het boek en zij denkt dat Rushdie in hun tuinhuisje schuilt. Zij brengt eten en leesvoer, maar ziet hem nooit. Op school is Musa, een Turkse jongen die niet wil dat het boek besproken wordt. Een leraar houdt zich op de vlakte als over de Armeense genocide gesproken wordt. Musa meent ook dat hij niet hoeft te luisteren naar zijn lerares Engels, omdat zij een vrouw is. (Speelde dat toen al, In 1989?)

Zij kan niet geloven in een toevallig universum. ‘Als dit universum in zijn onmetelijke orde en precisie het resultaat van een stom toeval zou zijn, dan heet ik Harry.’ Stel je voor dat je de letters van een boek zou omhoog gooien en dat ze neerdwarrelend precies in de juiste volgorde in het boek zouden terecht komen.

De leraar Nederlands heeft in het rapport van Augustus geschreven, dat ze moeite heeft met haar gevoelsleven. Dat zij zich verbergt achter grote verhalen. (Maria Barnas zat in Bergen op de Europese School. De ik uit het boek heeft een leraar Nederlands die niet alleen cijfers geeft, maar ook een verbale beoordeling.) De leraar begrijpt zijn leerlinge niet zo goed, maar de lezer begrijpt dat Augustus’ verhalen de chaos moeten bedwingen. 

Al lezend zie ik steeds Maria Barnas voor me; ik herken veel, maar ik weet dat de ik-figuur ook afwijkt van de schrijfster. Goed, Schoorl en Bergen, de duinen, zee, de straten, de huizen en villa’s, dat is allemaal biografisch. De schrijfster was als schoolmeisje verlegen, Augustus ook wel in zekere zin, maar zij kan zich verbaal toch heel goed uiten. De vader van Augustus is weg en onderhoudt contact met zijn dochter via opgestuurde cassettebandjes – inmiddels al weer antiek -, maar Augustus antwoordt niet, kan niet antwoorden of heeft geen adres. De vader heeft veel eigenschappen en karaktertrekken, die zijn dochter ook heeft. De verhouding met de moeder is wat problematisch, dat is in Barnas’ gedichten niet anders. Het verlangen te verdwijnen vinden we daar ook terug en de verrassende waarnemingen.

De vader is een verdwijnkunstenaar, zoals Bas Jan Ader, maar hij leeft nog en hij stuurt geld naar zijn gezin. De laatste brief van de vader ‘gaat over een huis dat niet echt een huis is, van een schrijver die niet echt een schrijver was.’ Het gaat over Thomas Chatterton die op zeventienjarige leeftijd zelfmoord pleegde. Hij had zich opgesloten op zolder, ‘toen hij niet langer de eenzaamheid van zijn moeder kon aanzien, die beneden het huis op orde probeerde te brengen voor een man die nooit meer thuis zou komen.’ De moeder van Augustus doet hetzelfde. Thomas schreef prachtige vijftiende eeuwse gedichten, maar men beschouwde het als plagiaat. De latere gedichten en verhalen over hem van bijvoorbeeld Shelley en Wordsworth (‘-ook die van mij-’!) hebben een verlangen naar authenticiteit gemeen. ‘een verlangen dat onherroepelijk leidt tot het vervalsen van de werkelijkheid’. Let wel: dit zegt Augustus’ vader.

Van het huis waar Thomas opgroeide staat alleen een façade overeind en dat doet denken aan de beroemde film waarin een façade over Buster Keaton valt, maar hij staat in een venster- of deuropening. Hij ontsnapt. Augustus vertelt dat ze in de boomtoppen wil verdwijnen.

Mijn ademhaling volgt de vertakkingen
tot ik een volle kruin blauwe lucht 
in mijn longen heb die zich nergens iets
van aantrekt en boven alles is verheven.

Ook Maria Barnas verdwijnt in haar teksten, op een moedige manier. Ze ontwikkelt een gedachte, spreekt haar uit en door dat te doen maakt ze de gedachte tot waarheid, zoals Salman Rushdie schrijft in zijn Satanic Verses. Motto van het boek Altijd Augustus.

Het boek is prachtig gecomponeerd: allerlei elementen keren terug. Zo zijn er die citaten van Rushdie, de architectonische plannen van de vader. De ondertitel van Augustus’ spreekbeurt is: ‘Hoe Augustus Antenne een huis werd.’ Augustus geeft in haar spreekbeurt een treffende analyse van haar waarnemingsvermogen. ‘Ze kon gemakkelijk vergeten dat ze vanuit haar lichaam waarnam…’ Dat betekent dat ze zich identificeert met het geziene. Als ze haar hoofd beweegt, beweegt de kamer, terwijl ’normale’ mensen zien dat de kamer stilstaat. Bij het lezen van De Duivelsverzen klopt de angst van Saladin in haar borst. Ze besefte dat het zo niet langer kon. ‘Ze had een fundament nodig, besloot ze. Ze moest stevig in de wereld staan.’ Ze stelt zich achtereenvolgens voor dat ze een hutje was, een schuur, een boomhut, een bungalow, een villa aan de Eeuwigelaan. Ze vertelt dat ze de volgende dag naar de huisarts gaat om haar toestand te bespreken. Ze komt bij hem binnen als een klein appartement. De laatste zin van de spreekbeurt en van het boek is: ‘Er viel eigenlijk niets op aan te merken.’
De lezer mag raden aan welke verwarring de klas en de leraar ten prooi valt. En Augustus. En Maria?

Remco Ekkers

Maria Barnas – Altijd Augustus, Van Oorschot, Amsterdam. 188 blz. € 17,50.

Zie ook de recensie van Guus Bauer