Even doorbijten

Pekka Kirnuvaara kan maar tot één conclusie komen als zijn nieuwe tandarts dezelfde achternaam heeft als hijzelf: dit móét zijn broer zijn. Een andere mogelijkheid bestaat er niet voor Pekka en hij is dolblij. Tandarts Esko denkt daar na het zien van een erfelijke afwijking aan Pekka’s kiezen hetzelfde over, al is hij minder enthousiast over zijn nieuwe familielid.

Pekka en Esko lijken op het eerste – en eigenlijk ook het tweede – gezicht niets met elkaar gemeen te hebben. Pekka is een pas gescheiden vader van twee jonge kinderen met een hippe baan in de reclamewereld en staat midden in het leven; Esko een alleenstaande tandarts wiens leven meer op dat van een oude, autistische kluizenaar lijkt dan op een man van eind vijftig. De enige verbindende factor die de broers, of beter gezegd halfbroers, met elkaar hebben is hun ontbrekende vader. Pekka groeide als enig kind op bij zijn moeder, en Esko belandt bij adoptieouders. Alhoewel beiden goed terecht zijn gekomen, blijft het onverklaarde vertrek van hun vader knagen.

Pekka weet met veel aandringen en onwil van de kant van Esko het leven van zijn boer binnen te komen. Waarna ze samen proberen de aanwijzingen over hun vader te verbinden en uit te zoeken hoe het kan dat hun vader eenzelfde soort beslissing twee keer (of toch meer?) maakte.

Het familieverhaal, met al zijn wendingen en toevoegingen, wordt hoe onwaarschijnlijk de gebeurtenissen zich soms ook presenteren, niet ongeloofwaardig; de auteur heeft zijn plot goed vormgegeven en geeft het verhaal van de broers vanaf het begin een haast sprookjesachtige lading mee. Het probleem schuilt echter wel in de manier waarop Nousiainen zijn personages presenteert. Alles, inclusief de bijbehorende emoties, lijken zij met gelatenheid aan te horen en te ondergaan. Zo overdenkt Esko:

Zou ik misschien een completer mens zijn als ik me niet alleen met mijn werk zou bezighouden? Ik heb in mijn leven niets te klagen, maar het is ook weer geen aaneenschakeling van idealen die de vrouwenbladen propageren. […] Ikzelf geniet niet echt, maar daar klaag ik niet over. Ik doe overdag mijn werk en ’s avonds wacht ik tot de avond voorbij is.

In plaats van de spil en drijvende kracht van het verhaal te zijn, zijn ze té letterlijk overgeleverd aan de nukken van de auteur. Dit maakt dat de gelaagdheid en kleur die Nousiainen ze meegeeft, grotendeels niet goed uit de verf komt en je als lezer snel het gevoel krijgt dat alle gebeurtenissen je op een presenteerblaadje worden aangereikt; alsof het acteurs zijn die aansporing nodig hebben:

Zo midden op de dag is het waarschijnlijk 35 graden, maar mijn broer heeft niet eens het bovenste knoopje van zijn overhemd los. Sari wijst hem daarop.
‘Relax een beetje, open bijvoorbeeld het bovenste knoopje.’

Dat Nousiainen veel ervaring heeft met het maken van scenario’s voor tv wordt hierdoor ook goed duidelijk. Daarnaast maken de sprongetjes in scènes, de verdeling van het boek tussen Pekka en Esko, en de hoeveelheid personages, dat de auteur zelf ook af en toe de draad kwijt lijkt te zijn. Zo laaft Esko, de tandarts die zeer gekant is tegen het gebruik van suiker, zich aan kant-en-klaarmaaltijden en verandert hij van een neurotische man zonder liefdeservaring in een zware romanticus die zijn leven wil omgooien voor een vrouw.

Dit mag op tv en in film goed werken, maar maakt een roman platter en eenzijdiger dan had gehoeven. Dit doet verder niet af aan het feit dat Nousiainen een vermakelijk familierelaas heeft geschreven dat je als je even doorbijt met een glimlach uitleest.

Irmaria Pennekamp

Miika Nousiainen – Wortels. Prometheus, Amsterdam. 320 blz. € 19,99.