Een monument voor de afstamming

Het achtste leven (voor Brilka) van de Duits-Georgische schrijfster Nino Haratischwili (1983), is een sage over zes generaties van de Georgische familie Jasji, die de gehele, roerige vorige eeuw omvat. Bijna dertienhonderd pagina’s in een redelijk klein korps. Dat vereist behoorlijk wat lef van de aspirant-lezer. Reken erop dat je een kleine werkweek nodig heb om dit epos tot je te nemen, maar er gaat een zekere verslavende werking van uit, bijna, en dat is niet denigrerend bedoeld, als van een soapserie.

Haratischwili houdt het allemaal zeer overzichtelijk, chronologisch bovendien, op een enkele voor het verhaal van belang zijnde biografische flashback na. Er zijn door de jaren heen zeven hoofdrolspelers die elk hun eigen boekdeel hebben gekregen, het achtste deel is voor de jongste telg aan wie de tante Nitsa de familiegeheimen vertelt. Het versterkt het orale karakter van de tekst. Het achtste deel is slechts een aankondiging, alleen een titelpagina. Brilka moet haar geschiedenis nog zelf schrijven.

Je kunt door de duidelijke tijdlijn tussen de delen rustig wat tijd laten, een ander boek lezen bijvoorbeeld. Evengoed kun je besluiten om, net als in de Russische klassiekers, je helemaal onder te dompelen, de marathon zo snel als mogelijk te lopen. Binge-reading of zoals A.F.Th., schrijver van het onlangs vrijwel even omvangrijke Kwaadschiks het uitdrukte: comalezen.

De lezer krijgt door de gekozen vorm (samen met de aangesproken Brilka) extra informatie. Nitsa geeft af en toe doorkijkjes naar de toekomst, verbindt gebeurtenissen uit verleden en heden, spreekt haar twijfel uit, maakt nog maar eens extra duidelijk aan de lezer dat ze met betrekking tot bepaalde handelingen van haar dierbaren de exacte beweegredenen niet weet. De onzekerheid van de overlevering, zoveel mensen, zoveel waarheden.

Haratischwili heeft geen cliffhangers nodig; ze weeft de verschillende personages in elk deel bekwaam ineen. De oermoeder Stasia is geboren in 1900 en staat als dusdanig, geen moeilijk gegoochel, symbool voor de eeuw. (Ze wordt nagenoeg honderd en overleeft veel van haar nazaten.) Zelfs als de grote geschiedenis goed bekend is, is het interessant om te zien hoe de individuen proberen de wereldgebeurtenissen te overleven. Sommigen ondergaan het lot, anderen ontkennen de buitenwereld, derden stellen zich er tegen te weer, eigenlijk altijd met desastreuze gevolgen. Dromers, goedgelovigen, verbitterden en veel vroegtijdige doden.

Het achtste leven (voor Brilka) moet het niet van de beelden hebben, van de onderliggende stroom. Het is de wisselwerking tussen mens en lot die je aan dit bruisende vat vol verhalen doet kluisteren. Vooral tegen het einde – gezien de omvang verbazend genoeg best wel met grote stappen thuis – schuurt de tekst wel gevaarlijk tegen het sentimentele aan, maar ergens past het wel bij de opzet.

Voor mensen, jongeren bijvoorbeeld, die onvoldoende op de hoogte zijn van de geschiedenis van de vorige eeuw, verstrekt Haratischwili precies genoeg historische feiten. Geen ellenlange ‘Wikipedia-stukken’. Het is onvermijdelijk dat de achtergrondinformatie een zeker en-toen-en-toen-gehalte heeft, maar omdat de uitleg summier blijft, is voorkomen dat het boek zweet van de kennis. De focus ligt echt op de familieleden en hun onderlinge verhoudingen, hun verbondenheid, soms tegen wil en dank, door de eeuw(en) heen.

De stamvader is een zeer succesvolle chocoladefabrikant, die een geheim cacaomengsel heeft ontwikkeld dat, volgens de overlevering, een helende dan wel kwalijke uitwerking heeft. Het is een van de rode draden die dit verhalenweefsel bij elkaar houdt. De vertelbron start met de witte luitenant Simon die een rode held wordt en zijn vrouw Stasia die haar balletdroom een leven lang moet uitstellen. Haar door de chocoladefabrikant voorgetrokken bloedmooie zuster Christine – van een andere moeder, een thema dat zich herhaalt in de volgende generaties – die in de gluiperige handen valt van massamoordenaar en seksueel roofdier Beria, hoofd van de voorloper van de KGB. Kostja, de zoon van Stasia, die de Joodse liefde van zijn leven verlaat uit plichtsbesef, die later pas verneemt dat ze uitgehongerd is in het belegerde Stalingrad, alwaar hij op schootsafstand vecht. Kostja die zich op zijn werk bij de marine stort, die een hele pief wordt, en al zijn macht zonder scrupules aanwendt. De zelfhaat, versterkt door de doctrine, die zelfs zijn allernaasten, zijn vrouw Nana, zuster Kitty, zijn dochter Elene en het kleinkind Nitsa treft.

Zijn zuster Kitty die vlucht naar het westen, nadat ze gemarteld is omdat haar man Andro bij het Georgische legioen van de Wehrmacht is gegaan. Kitty die in Londen een bekende zangers wordt, die een verhouding met een excentrieke vrouw, een overlever van de kampen, begint. Andro is een telg van de familie Eristavi, in de ogen van Kostja een verbond van het kwaad. Maar deze familie vertegenwoordigt eerder de rol van degenen die het aandurven om zich te weer te stellen tegen het regime, tegen het onrecht. Micha, de zoon van Andro, houdt tot het bittere einde vol aan zijn principes. Hij heeft op de kunstacademie een film gemaakt, die naar verluidt goed verpakte kritiek op het regime verbergt. Maar de film is nooit uitgebracht, ligt ergens, zonder medeweten van de afgetakelde Andro, verstopt in diens kolchozhut. De veroordeling van een gedachte, van een idee.

Als vanzelf kom je dan bij Daria, de zus van Nitsa, die tegen de wil van Kostja aan een ongelukkige filmcarrière begint en bij Nitsa zelf. De recente geschiedenis waar doorheen het persoonlijke verhaal van Haratischwili schemert. Zoals vaak, om niet te zeggen altijd, heeft de sublimatie van een moedertaal en een aangeleerde taal een soort derde idioom opgeleverd. Haratischwili heeft een originele stem die ook in het Nederlands overeind blijft. De vertaling, door Elly Schippers en Jantsje Post, moet een monnikenwerk zijn geweest.

Ik heb deze regels te danken aan een eeuw die iedereen heeft bedrogen en misleid, iedereen die hoop koesterde. […] Ik heb deze regels te danken aan mezelf, omdat ik mijn vaderland verliet om mezelf te vinden en mezelf toch meer en meer verloor, maar ik heb deze regels vooral te danken aan jou, Brilka. Ik heb ze te danken aan jou, omdat je het achtste leven verdient. Omdat ze zeggen dat het getal acht voor de eeuwigheid staat, voor de terugkerende rivier. […] Ik heb jouw hart geadopteerd. Ik heb het mijne weggeslingerd. Neem mijn acht aan. Jij bent het toverkind.

Een mantra dat het boek opent en ook sluit. Achterin is een eenvoudige stamboom opgenomen. Brilka is in 1993 geboren, haar tante Nitsa, de vertelster, in 1973. Je kunt er gevoeglijk vanuit gaan dat zij in leven zijn. Maar evengoed staat er bij niemand van de zeven hoofdpersonages een tweede datum. En zo is het ook. Dit epos, deze orale vertelling, de krachtigste vertelbron die er is, houdt alle leden van de familie Jasji op een bepaalde manier levend. Het is een monument voor de afstamming, de verzoening met de afkomst.

Het achtste leven (voor Brilka) is naar het leven opgetekend. De manier waarop mensen met elkaar omgaan is van alle tijden. Dezelfde patronen – de afgunst, voortrekkerij, onmogelijke liefde, plichtsbesef, moreel protest, zelfhaat – herhalen zich. Parallelle vensters door de tijd. Mensen nemen dezelfde beslissingen, onbewust ingegeven door hun genen. Soms helpt het toeval in de roman wel iets te veel een handje.

Het enige wat we van het verleden leren is dat we niet van het verleden leren, maar toch is er altijd weer de hoop dat de nieuwste generatie het anders, beter zal doen, de juiste formule vindt waardoor ‘het geheime cacaomengsel’ van het leven wel werkt. Een broosheid die droevig stemt, maar ook schoonheid in zich herbergt. Schrijf geschiedenis, Brilka, dans het hier en nu tot leven.

Guus Bauer

Nino Haratischwili – Het achtste leven (voor Brilka). Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post. Atlas Contact, Amsterdam. 1248 blz. € 34,99.