Doorgaan, vooral doorgaan

Vooropgesteld: succes is eenieder (die een beetje normaal doet) gegund, zelfs tv-mensen, jong en oud, die om het even wat tussen twee kartonnetjes proppen. Nu ja, het is natuurlijk de uitgever die daarvoor verantwoordelijk is. Schuldenlasten dienaangaande te over de laatste jaren. De uitgever is, op een paar uitzonderingen na, allang geen tovenaar meer, maar een kruidenier; kwaliteit lijkt zo langzamerhand definitief van ondergeschikt belang.

Tim Hofman (1988) voert met zijn hardbekje Gedichten van de broer van Roos nog net niet de bestsellerlijst aan. Ach, laat die jongen toch. Zeker. Zijn intenties als presentator en programmamaker zijn legitiem. Hij probeert een hoop lastige zaken bespreekbaar te maken. Oprecht en zo. En iedereen mag natuurlijk de pen ter hand nemen, het liefst met een knipoog.

De achterflap van de verzamelaar:

Sinds zijn veertiende schrijft Tim Hofman al gedichten. Variërend van rijmpjes geschreven op de grap, tot heel technische stukken –maar ook bijna lyrische gedichten die strak op rijm over liefde, de maatschappij of de dood gaan – neemt hij je aan de hand mee zijn hoofd in. Soms light verse, soms klassiek. Soms ongecompliceerd, soms een puzzel. Soms zwaar, soms licht. Maar elke keer raakt het iets. Een beetje om te lachen, een beetje om te huilen.

Dit moeten we kennelijk dus heel serieus nemen. Je zal het ook maar hebben: de drang tot dichten. Woorden die niet meer in te slikken zijn, strofes die eruit spuiten. Raak! Recht in het smoelwerk van de lezer. Eerst dan maar even het ‘ongecompliceerde’.

Haramadan / Islam, / dat je ’t weet: / er zit ham / in je profeet

Oei, oei, zou Hofman hierdoor niet in de problemen komen? Hordes moslims die hem belagen, nadat een imam een fatwa over hem heeft uitgesproken. Hofman met zijn ‘duivelse versjes’, de nieuwe Rushdie? Zo’n vaart zal het niet lopen. Het lichte gedeelte is daarvoor te plat, eigenlijk zo goed als nietszeggend, een verzameling van vrijblijvende gebbetjes.

Komt een Toon Hermans bij de dokter / dokter / moet u horen: / ik heb geen / neus, dat zit / tussen m’n / oren

De woordgrappen roepen inderdaad basisgevoelens op, lachen en huilen in de overdrive.

Eidentity crisis / I am / a duck, / eend I?

Of

Cucumbersap / Mom, /what will bekom- / kommer of me? / Son, / whatever u juice / to be

Of

St€rf / iets bekopen / met de dood / kost een R.I.P. / uit je life

Hier had redactioneel moeten worden ingegrepen. Iedereen die publiceert heeft het recht om tegen zichzelf in bescherming te worden genomen, al zeker iemand die net in boekvorm komt kijken en ook nog eens een publiek figuur is. De verzamelaar van Hofman werd tegelijk bezorgd met de dichtbundel Zwart lied van Wisława Szymborska (1923 -2012), eveneens van uitgeverij Meulenhoff. Dat werkt onbewust een vergelijking in de hand. Oneerlijk, maar toch.

De beoogde debuutbundel van de Nobelprijswinnaar van de literatuur 1996 is bij leven nooit verschenen. Naar verluidt vanwege zelfcensuur. De twijfel als basis voor de creativiteit. Wat minder zelfverzekerdheid kan bij velen geen kwaad, maar de terughoudendheid was in het geval van het eerste dichtwerk van Szymborska niet nodig. De gedichten die zij tussen haar 21ste en 25ste schreef, tijdens de Tweede Wereldoorlog en vlak daarna, zijn die van een empathische observator. Net als bij het oorlogsdagboek van Hanny Michaelis Lenteloos voorjaar, voorvoel je al de grootsheid, de originaliteit van de literator. Zwart lied is een maatpak, Gedichten van de broer van Roos toch eerder een gevalletje kleren van de keizer.

Bekende mensen, tv-persoonlijkheden hebben de laatste jaren een enorme cultstatus gekregen. Ze zijn bijna onaantastbaar geworden. Ergo: oppervlakkige, om niet te zeggen lafhartige, interviews en recensies, de wereld van de schouderklop, het dodelijke ‘goed gedaan’ dat de middelmatigheid, de vervlakking viert. Wee je gebeente wanneer je iets lelijks zegt over de geliefde kijkbuisjongens en -meisjes. Dan vallen alle vriendjes via de social media over je heen. Lekker mee-weeklagen met je held.

Waarschijnlijk krijg je ook Nico Dijkshoorn achter je aan. (Het werk van Dijkshoorn is in vergelijking met dat van Hofman Nobelprijswaardig. In elk geval zijn de kwalificaties zoals die op de achterflap van het spektakelstuk van Hofman staan eerder op Dijkshoorn van toepassing.) De collega-DWDD-coryfee is vereeuwigd in de bundel.

Nico Dijkshoorn (fictie) / Het schijnt / dat lampen / rijmt / op tampon

Dit gaat heel diep. Het is dan ook fictie, of bedoelt Hofman dat Dijkshoorn zelf een verzonnen figuur is? Het zal toch geen kritische noot zijn? Hier laat de rijmelaar wel een kans liggen: lampen / tampen. We vervolgen met een blik op de technische stukken, de lyrische gedichten, de puzzelstukken. Het gedicht Vincent bijvoorbeeld, toch een behoorlijk stuk inhoudelijker dan de eerder genoemde niemendalletjes. Zet je even over het gerijm heen, laat de brij tot je komen. Pappen en vooral nathouden. Schenkt u vooral door, ober!

Ik dacht aan te verachten klachten en gedachten en trachtte smachtend te wachten op verzachtende gedachten waarin ik me minder minachtte, maar bedacht me. Verkracht me, ik vind het machtig prachtig…

Vooruit, en hoe eindigt deze lyriek? Juist, met een woordgrap: ‘Ik snij m’n oor af, ik ben van Gogh los.’

En dan ineens, staat er zowaar een soortement ingetogen observatie op papier. Het gedicht ‘Vreemdgaan’ is eigenlijk, ahum, best goed. Geen tierlantijnen. Een vrouw zegt tegen haar man dat hij erg laat was, aait hem over zijn rug, tikt tegen zijn kont. Hij poetst met haar borstel de buurvrouw uit zijn mond. Zie je wel, er is niet veel nodig om een beeld te schetsen. Dat is wat er namelijk schort aan deze bundel. Vrijwel niets wordt aan de lezer overgelaten. Behalve bij de puzzelstukjes. ‘(V)lucht’ heeft een aardige leesinstructie. ‘Egocentrie’ en ‘Wij Ik Jij’ hebben een heldere vorm. (Het bestaat uit vierkanten, in het geval van de eerste uitsluitend uit de letters i, j, k en in het geval van de tweede uit de letters w, i, j, k. De plaatsing van de letters maakt het mogelijk om na te denken over de positie van wij, jij, en ik.)

De uitgever, bij monde van de acquirerende redacteur, duwt middels een rondschrijven per e-mail het geheel naar nog grotere hoogte. (Er zijn inmiddels al meer dan 15.000 broertjes van Roos verkocht. Jaaahaa, het fenomeen interne financiering is bekend. We moeten Hofman erg dankbaar zijn voor de bundel van Szymborska en ook voor Vaak ben ik gelukkig van Jens Christian Grøndahl.)

Wij zijn ontzettend blij met dit succes, en trots dat we Tim in ons fonds mochten verwelkomen. Wat een geweldige bijkomstigheid is, is dat Tim ook veel jongeren aan de poëzie krijgt, zo blijkt uit de overweldigende hoeveelheid reacties op social media. Een mooiere start van zijn schrijfcarrière hadden we Tim niet kunnen wensen.

Kijk, dat is zeker een verdienste, wanneer jongeren weer meer gaan lezen. (Voor welke leeftijd is deze bundel eigenlijk bedoeld?) Gaan ze Gedichten van de broer van Roos dan als de standaard zien? Zouden ze daarna werkelijk iets anders gaan lezen, Szymborska bijvoorbeeld, of is het wachten op het volgende vormvaste werk van onze Tim, onder het motto: het dicht niet, maar het rijmt wel. Hofman doet geweldige dingen op tv, maakt, nogmaals, van alles en nog wat bespreekbaar. Daar moet hij vooral mee doorgaan!

Guus Bauer

Tim Hofman – Gedichten van de broer van Roos. Meulenhoff, Amsterdam. 96 blz. € 15,00.