Verborgen verboden vrucht van het fin de siècle

Tijdens de Boekenweek van 2017 verschijnt een nieuwe uitgave van Noodlot, het beklemmende boek uit 1890 van één van de grootste schrijvers uit ons taalgebied: Louis Couperus. Couperus is vooral bekend van grote romans als De stille kracht, Van oude mensen de dingen die voorbijgaan, Eline Vere en De boeken der kleine zielen, waarin hij tegen de achtergrond van het fin de siècle en het naturalisme met groot psychologisch inzicht en in een verfijnde stijl personages schetst die maar moeilijk kunnen ontkomen aan hun lot.

Minder bekend maar zeker zo betekenisvol is de novelle Noodlot. In dit boek staat een tragische liefdesrelatie centraal tussen Frank Westhove en Eve Rhodes. De twee ontmoeten elkaar in Noorwegen tijdens een wandeling in de fjorden en worden verliefd. Deze liefde wekt de jaloezie op van Robert (‘Bertie’) van Maeren, een oude jeugdvriend van Frank die aan het begin van het boek arm en berooid komt aanwaaien bij Frank in Londen en tijdelijk bij hem intrekt. Als een poes nestelt deze Bertie zich vervolgens in het mooie landhuis van Frank, draagt zijn luxe kleren en dineert elke dag in Franks club. Verveeld door dit dandy-achtige leven gaan Frank en Bertie een paar dagen naar Noorwegen, waar het noodlot toeslaat: Frank ontmoet zijn toekomstige geliefde, Eve Rhodes.

Bertie doet er in Noodlot vervolgens alles aan om zijn oude leventje met Frank terug te krijgen en probeert de beide geliefden uit elkaar te drijven. Zo suggereert hij dat Frank een andere vriendin heeft wanneer Eve Bertie meldt dat ze Frank zag lopen met een andere vrouw en laat Bertie Franks butler brieven onderscheppen die Eve en Frank elkaar sturen wanneer ze gebrouilleerd zijn geraakt. Als een volleerd intrigant speelt Bertie zijn rol met verve.

De vraag dringt zich natuurlijk op of Bertie dit alleen maar doet omdat hij de relatie tussen Frank en Eve als een bedreiging ziet voor zijn luxe leven met Frank of omdat Bertie meer dan vriendschap voelt voor zijn jeugdvriend. Terwijl Bertie namelijk zeer negatief is over vrouwen (‘wezens zonder hersens, zonder hart…’), is hij lyrisch over mannenvriendschap:

Wat ware het heerlijk geweest innig gelukkig als vrienden steeds samen te zijn, steeds samen te leven in een kalm kuis blauw van broederlijkheid, in de gouden extase hunner sympathie, zonder vrouwen…

Verderop in het boek zegt hij zelfs tegen Frank, dat hij veel, zielsveel van hem houdt ‘zoveel als een man bijna nooit van een andere man houdt…’ Nergens in het boek staat echter dat er sprake is van een homoseksuele relatie tussen beide mannen, net zomin als Couperus zelf openlijk homoseksueel was, een onmogelijkheid immers in die tijd. Maar de grootsheid van deze schrijver als kunstenaar zit in de subtiliteit waarmee hij maatschappelijke en sociale kwesties aansnijdt in zijn werk. Als aanhanger van het naturalisme van Émile Zola geloofde hij dat het leven van een mens bepaald wordt door een of meerdere determinerende factoren: erfelijkheid, omgeving en de tijd waarin iemand leeft. Als schrijver gebruikt hij deze factoren geraffineerd om bedekt duidelijk te maken hoe hij denkt over bepaalde onderwerpen. In bijna alle boeken van Couperus kennen zijn romanpersonages bijvoorbeeld noodlottige huwelijken. In Van oude mensen die dingen die voorbijgaan gebruikt hij de determinerende factor omgeving om het huwelijk als samenlevingsvorm te bekritiseren: twee ongelukkig gehuwden wonen in Den Haag waar hij het veel laat regenen, terwijl hij overvloedig de zon laat schijnen bij een stel dat ‘slechts’ samenwoont en niet getrouwd is.

Hetzelfde literaire procedé past hij meesterlijk toe in Noodlot. Als Frank en Bertie in Noorwegen aangekomen zijn, geniet Frank van ‘dien zuiveren zomermiddag’ en ‘zachten zonneschijn’ en Couperus tekent op: ‘De zon scheen overal zacht egaal.’ Na de ontmoeting met Eve slaat het weer ineens om en constateert Bertie ‘dat het weer hem niet uitlokkend scheen: dat boven de bergenkrans, die het fjord afsloot, zwaar grauwe wolken dreven, als zwaar neerhangende draperieën van regen, die weldra dreigden geheel uit hunne donkere plooien te zullen vallen.’ Even later is er zelfs sprake van ‘een naderenden zondvloed’.

Ook later in het boek gebruikt hij de tegenstelling zon versus regen om zijn licht te laten schijnen op de verhouding man-man en man-vrouw. Als beide vrienden van een rondreis terugkeren in Nederland en verblijven aan zee, ‘sleepten zich twee weken vol heet geschroeide zomerdagen voort.’ Het noodlot wil echter dat Eve en haar vader, Sir Archibald, ook verblijven daar aan zee en dus kan het niet anders dat Frank en Eve elkaar zullen ontmoeten; weer laat Couperus het weer omslaan op de dag dat door het weerzien met Eve een einde komt aan de tijd samen tussen de twee mannen: ‘Het was na dien heet geschroeide weken een vuil grauwe dag, zonder zon, met regen boven in de lucht drijvend in gezwollen wolken, als in bolle waterzakken.’ En nadat Frank en Eve hun geschil bijleggen en het bedrog van Bertie ontdekken, ‘stortregent het buiten.’

In een tijd dat elke samenlevingsvorm buiten het huwelijk tussen man en vrouw verboden was, laat Louis Couperus in Noodlot zijn licht schijnen over de omgang tussen twee mannen. Daar waar schrijvers sinds de jaren zestig openlijk en expliciet seksualiteit en erotiek beschrijven, doet Couperus dat meer dan honderd jaar geleden op een verfijnde en geraffineerde manier. Al mag het impressionistische taalgebruik met zijn lange zinnen en vele bijvoeglijke naamwoorden dan tegenwoordig wat gedateerd overkomen, de moed en het meesterschap van de schrijver oogsten ook vandaag de dag nog grote bewondering.

Robert Koobs

Louis Couperus – Noodlot. Uitgeverij Lalito, 128 blz. € 20,90.