Een droom van duisternis en licht

De gedichten van Myrte Leffring (1973) in De tere bloemen van het verstand zijn geschreven in een eenvoudige taal zonder roombotervette metaforen. Er zijn wel vreemde metaforen, zoals je die in dromen tegenkomt: ‘de vrouw loste op tot er niets van / haar over was en bleek er / nog steeds te zijn’ en ‘tot ze aan haar middel / in een peilloos gat stond / schubben streelden haar / zuivere wangen’. Abstracta worden gepersonifieerd: ‘roekeloosheid nam bezit van haar’. Dat kun je in een hedendaagse beschouwing in een krant bij voorbeeld nog wel terug vinden, maar ‘rusteloosheid lag op de loer’, ‘schande overheerste’ en ‘spijt stak zijn lelijke kop om de hoek en hield haar in zijn greep’; dat lijkt toch meer op een 15de -eeuws sinneke, de allegorische figuur uit een rederijkersspel. Even later na een heftige strijd staat de spijt op en zoekt een veilig heenkomen. In de moderne poëzie vinden we zoiets alleen bij Toon Tellegen. Het mythische karakter vinden we terug in de bundels van Gertrude Starink (Polak&Van Gennep).

Het geheel lijkt een allegorie die gaat over verloren liefde en uiteindelijk een verloren leven.

Dat je dacht dat
je alles had en
dat het nooit
voorbij kon gaan
dat je ergens wist
dat het te mooi om
waar te zijn
dat het kwetsbaar, zacht
misschien zelfs te vanzelfsprekend

en overal de bloemen
de tere bloemen van het verstand
dieppaarse, heilig paars met een dropzwart hart
vuilgele, geel als het oogwit van een bedlegerige
meisjesachtig lila, neigend naar het oudroze
van een grootmoeder in een gemakkelijke stoel

de bloemen, de geur, de stelen
de blaadjes op je buik
op je rug
en dat je dacht
en ergens wist
dat het misschien

De eerste strofe (met de Campert-toon) ligt een beetje te veel voor de hand: de tegenstelling tussen de naïeve verwachting en de te verwachten vrees. Maar dan komt de tweede strofe, niet met de bloemen van het kwaad, maar die van het verstand. De bloemen van het verstand? En hoe zien die bloemen er dan uit? Als de bloemen van het kwaad! Decadent, zie: ‘meisjesachtig lila, neigend naar het oudroze’. Jong en oud gaan in elkaar over. In de derde strofe wordt het bij elkaar gebracht: de naïeve verwachting en de vrees. De bundel is opgedragen aan ‘een wolf achter de deur’. Het motto is van Gorter: ‘en alle zonnestralen komen heel / de stille lucht door als engelen’. Duisternis en licht. Achterin de bundel vinden we een tekening van een veer. Delen van de baard lijken weg te vliegen als kraaien.

De gedichten op de oneven pagina’s zijn in cursief gezet. Zij verwoorden de gedachten, herinneringen van een je-figuur. Op de rechterpagina wordt een verhaal verteld door een auctoriële verteller. Ook daar komen woorden in cursief voor. Dat gaat zo: ‘ben ik bij water? dacht de vrouw’.

De eerste afdeling heet WANKELEND LICHT; de tweede met één gedicht heet IEMAND IS EEN BRUG; de derde heet TOTDAT OOK DE NACHTEN VERDWIJNEN. Een vrouw bestijgt een brug in ondoorzichtig licht (‘Het licht leek van vloeipapier’) en gaat op weg. Zij maakt een lange tocht. Metaforen moeten duidelijk maken hoe haar gemoedsgesteldheid is: ‘een vlinder bracht haar / zwaar, gebakken brood’. Ze verliest haar hoofd en vindt het meters verderop weer terug. Het zou een droom kunnen zijn, waarbij steeds weer wordt begonnen met het beklimmen van de brug. Ze is eenzaam. Een man komt, maar vertrekt weer, komt niet terug. Er waren kinderen die Lot en Noodlot werden genoemd en die na vijftien jaar werden weggestuurd, als kippen.

De brug van begin tot eind is symbool van het leven met pijn en geluk en twijfel, waar we zo weinig van begrijpen. De bloemen van het verstand zijn maar teer: van lila tot zwart. Het leven is vluchtig als vogels: zwanen of kraaien.

Remco Ekkers

Myrte Leffring – De tere bloemen van het verstand, Van Gennep, Amsterdam. 60 blz. € 14,95.