Coca-Cola als smokkelwaar en een échte Amerikaanse kuif

In Echte Amerikaanse jeans, het zesde deel uit de serie De grote eeuw van Jan Guillou, krijgt Eric in een weddenschap ‘de opdracht’ om over zijn jeugd te schrijven.

We bekijken in dit deel de jaren ’50, en dan met name het leven van de familie Lauritzen, door de ogen van kleine Eric, de kleinzoon van Oscar. Het kinderperspectief zorgt er voor dat we nu met een andere blik kijken naar het leven van de familie Lauritzen (dat in andere delen ook aan bod kwam). Je reist mee op Erics herinneringen aan de op Hitlers auto lijkende ‘hitlerslee’, het verbod op Pippi Langkous en de pakken slaag die hij van zijn vader Harry kreeg. Vervolgens neemt hij ons mee door de jaren 1954-1959 en vertelt hij over het overlijden van zijn overgrootmoeder, het uiteenvallen van de familie en de zoektocht naar zijn eigen afkomst.

Want dat lijkt precies het probleem. Eric verdwaalt op een prachtige – kinderlijk eenvoudige – manier in de vraag wie hij eigenlijk is, ‘Noors was ik ook en de Noorse vlag was veel mooier dan de Zweedse. Maar puur wiskundig gezien was ik in de eerste plaats Zweeds, vijftig procent. (…). Maar het voelde niet zo goed dat mijn hele Zweeds zijn in dat geval van Harry kwam. Er was iets wat niet klopte.’

Gedurende de jaren ’50 ontwikkelt Eric zich tot puber. Terwijl hij op zoek is naar zijn afkomst, en er achter komt dat zijn vader niet zijn vader is, moet hij dealen met de wereld van na de Tweede Wereldoorlog. Waar de moeder van Eric duidelijk wonden overgehouden heeft van de geschiedenis, lijkt Eric vooral nieuwsgierig naar de aanstaande veranderingen. Hij mag Engels leren, gaat stiekem naar de bioscoop, ontdekt spaghetti bolognese, de Amerikaanse kuif en de échte Amerikaanse jeans. Bovendien maakt hij kennis met de liefde en ontdekt hij zijn passie voor het wedstrijdzwemmen.

Anders dan eerdere delen uit de serie De grote eeuw wordt Echte Amerikaanse jeans vrijwel volledig verteld vanuit een kind en worden de memoires van Eric regelmatig onderbroken met stukken uit 1968 waaruit blijkt dat het verhaal van Eric het resultaat is van een weddenschap.

Eric bekritiseert zijn eigen verhaal, geeft antwoord op fictieve vragen van de uitdager en bespreekt openlijk de gebreken en voordelen van zijn verhaal en het gekozen perspectief.

Voor de eerste keer heb ik er dan voordeel van dat ik uit het perspectief van een kind vertel. Een gewone verteller zou er een vreselijk karwei aan hebben gehad om alle erfenisgeschillen en de daaropvolgende economische consequenties uit te zoeken. Dat hoef ik nu niet te doen.

En dat lijkt waar. Eric belicht zaken die voor kinderen groot zijn – het smokkelen van Coca-Cola, het spelen van Cowboy & Indiaantje. De écht grote dingen worden wel aangehaald, maar dan vanuit met een kinderblik. De wereld wordt daardoor bijna een onschuldige plek. Het uiteenvallen van de familie lijkt voor Eric niet meer dan een gegeven, tot het moment dat Villa Bellevue, het familiehuis, niet langer het familiehuis is:

Toen ik de lege muren met de sporen van de schilderijen zag, de lege biljarttafel, waar alle zilveren bekers hadden gestaan barstte ik in huilen uit. Het was verschrikkelijk met dat huilen. Hoe je ook probeerde je te verzetten en een echte Lauritzen te zijn, het hielp niet. Het was alsof we niet langer bestonden.

Eric ziet de veranderende, opkrabbelende wereld op zijn eigen manier en probeert met zijn onschuld de lezer mee te nemen.

Gelukkig krijgt de wereldgeschiedenis, net als in eerdere seriedelen, in Echte Amerikaanse jeans de ruimte. Guillou bespreekt met Eric een nieuw deel van het Europese verleden: de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Eric vertelt over de sossen, de toenemende invloed van vrouwen, de aanstaande revoluties en de strijd tussen bevolkingsgroepen. Zijn verhaal kent, als gevolg van het kinderperspectief, blinde vlekken en wellicht subjectieve karaktertrekken, echter, zich volledig bewust, bespreekt de Eric van 1968 de ontbrekende delen en geeft de lezer op die manier een betrouwbaarder beeld van de situatie. Wellicht wat minder rooskleurig dan Eric memoires, maar waar:

Het beeld van mijn moeder is sterk geïdealiseerd, zeg je. Ja, dat is natuurlijk waar. Maar ik heb je gewaarschuwd: this was her finest hour, juist in deze jaren was ze bewonderenswaardig. (…) ‘Ik’ kon het tenslotte niet weten en het ook nauwelijks vermoeden. De enige mogelijkheid om deze lijken uit de kast erin te krijgen, zou zijn om, min of meer geforceerd, kwaadsprekende familieleden in het verhaal toe te laten, bijvoorbeeld tante Johanne.

Echte Amerikaanse jeans vormt een bijzonder vervolg in de serie over de drie broers, de Tweede Wereldoorlog en de 20ste eeuw.

Marloes Otten

Jan Guillou – Echte Amerikaanse jeans. Vertaald door Bart Kraamer. Prometheus, Amsterdam. 318 blz. € 19,99.