Ogen als een tevreden varkentje

De Argentijn Patricio Pron (1975) stond in 2010 op de lijst met beste jonge Spaanstalige schrijvers van het tijdschrift Granta, samen met onder meer zijn landgenote Pola Oloixarac en de Chileen Alejandro Zambra. Zo’n uitverkiezing schept verwachtingen. Het begin van het voorjaar uit 2008, Prons tweede roman die bij Meulenhoff in vertaling verschijnt, barst haast uit zijn voegen van ambitie: het is niet minder dan een evaluatie van de Duitse twintigste eeuw, en dan met name ‘de tijd dat de wil zich manifesteerde’, oftewel de jaren 1933-1945. En hoewel het boek bij vlagen ronduit briljant is, maakt het de verwachtingen uiteindelijk niet helemaal waar.

Hoofdpersoon is Martínez, een jonge filosofiedocent uit Buenos Aires. Hij stuit op een onbekend traktaat van de Duitse filosoof Hans-Jürgen Hollenbach over de Ungewissheit. Hollenbach, student en later collega van Martin Heidegger, wordt gezien als ‘de beste Duitse filosoof van zijn tijd’. Martínez raakt gefascineerd door het boekje en vat het plan op het te vertalen. Hij correspondeert met Hollenbach en zijn obsessie neemt zulke vormen aan dat hij zelfs afreist naar Duitsland om de oude meester op te zoeken. Dat blijkt minder eenvoudig dan gedacht. De roman ontvouwt zich als een statige achtervolging langs Duitse universiteiten, kraakpanden en kerkhoven, waarbij een waaier aan eigenaardige bijfiguren zijn opwachting maakt.

Patricio Pron kent die wereld uit eerst hand. Hij promoveerde zelf aan de universiteit van Göttingen (Romanistiek) en is naar eigen zeggen sterk beïnvloed door de Duitse literatuur. Maar bij een Argentijnse roman over filosofie, geschiedenis, Duitsland, speurtochten, dwaalsporen en labyrinten denk je toch ook al snel aan de literatuurmagiër Jorge Luis Borges. Prons landgenoot blonk uit in fantastische pseudo-essays over niet-bestaande personen. Stilistisch zijn de twee sterk verschillend, maar net als Borges benadert Pron de werkelijkheid als een ‘tekst’ die ontcijferd moet worden. En ook hij voert een niet-bestaande beroemdheid op.

Hollenbach is natuurlijk een verzinsel. Maar Pron doet wel zijn best om een echte Duitse filosoof van hem te maken, ergens halverwege Heidegger en Wittgenstein. Het grote project van Hollenbach gaat over ‘discontinuïteit’ en Pron put zich uit in hermetisch proza om dat project geloofwaardig te maken. Een beetje Duitse filosoof schrijft immers ellenlange puzzelzinnen. Dat betekent dat je als lezer flink moet doorbijten, zonder dat je eerlijk gezegd veel binnen krijgt. Filosofisch gezien neigt Hollenbachs project naar flauwekul; maar Pron geeft er een interessante literaire draai aan.

Het ‘principe van de discontinuïteit’ wil grofweg zeggen dat gebeurtenissen niet in een oorzakelijk verband staan. De geschiedschrijving spiegelt ons verhalen voor waarin gebeurtenissen geolied uit elkaar voortvloeien. Aan die causale logica zijn we gewend, maar ze bestaat alleen in de taal – in verhalen. Discontinuïteit is daarentegen ‘een paradoxale wet volgens welke iedere filosofische stelling onjuist was als daarin uitbarstingen en sprongen niet beschouwd werden als logische mogelijkheden in elke situatie.’ Het nazisme wás zo’n uitbarsting of sprong; Hollenbachs project is de poging filosofische chocola te maken van de tijd waarin hij leeft.

Pron heeft dat idee kunstig verwerkt in de vorm van zijn roman. Elk hoofdstuk bestaat uit twee verhaallijnen, die in brokjes door elkaar zijn gehusseld. Je leest voortdurend over naamloze personen van wie je pas later begrijpt wie ze zijn en wat hun rol is in het geheel. In het begin werkt die vorm erg vermoeiend, omdat je geen grip krijgt op de tekst. Maar de verwarring is spel en opzet. Gaandeweg ontsluieren zich verbanden. Zo is er de boeiende (waargebeurde) geschiedenis over ‘de vliegenier’ (nazi Hermann Göring) en zijn twee vrouwen, die door een groot deel van de roman loopt en uiteraard ook aan Hollenbach raakt.

Detective-filosoof Martínez zelf blijft ondertussen een beetje een lege huls. Op een ongemakkelijke affaire met zijn lerares Duits in Buenos Aires na komen we amper iets over hem te weten, behalve dat hij erotisch geprikkeld raakt door een struise roodharige universiteitsmedewerker die haar benen niet scheert. Martínez is het vehikel voor de zoektocht naar Hollenbach, wat in feite de zoektocht naar het Duitse verleden is. Al in de eerste pagina’s wordt duidelijk dat de Hollenbachjes lang geleden gekiekt zijn met een ‘klein mannetje’ met ‘ogen als een tevreden varkentje’, bij diens zomerhuis de Berghof. Mevrouw Hollenbach bewaart de belastende foto trots, terwijl de filosoof wegkwijnt in zijn werkkamer. De lezer bezit dus van meet af aan de kennis waarnaar Martínez een boek lang op zoek is, ook al duurt het nog lang voor de naam Hitler valt.

Dat is een gedurfde vertelconstructie, die het moet hebben van de kracht van de vertelling. En Het begin van het voorjaar staat vol goede verhalen. Er is een geweldig hoofdstuk over een in ongenade gevallen professor die per trein nazi-Duitsland ontvlucht, waarin de tijdsprongen en beeldrijmen tussen de prof en Martínez steeds via het spoor gaan, zodat er een mooi associatief ritme ontstaat. In een ander hoofdstuk stoort Martínez de weinig toeschietelijke filosoof Lachkeller, die ook op zoek blijkt naar Hollenbach, tijdens een seks-en-drugs-escapade, waarna ze in een slapstickworsteling verzeild raken.

In deze keten van kleurrijke scènes doet de plot er steeds minder toe. De Hausmeister van de filosofiefaculteit blijkt in de kelder een kannibalistische konijnenkolonie te huisvesten – een metafoor voor het zieke, schuldige roman-Duitsland. Martínez concludeert dat ‘het leven in Duitsland, dat verder zo idyllisch leek, gebaseerd was op een ondergrondse gewelddadigheid die elk moment naar boven kon komen.’ Een toevallige ontmoeting met de aan lager wal geraakte ‘koningin van de Duitse pornofilm’ zet Martínez op het spoor van Hollenbachs dochter, die als een soort overjarige sibille in een kraakpand ligt opgerold en haar orakelteksten lispelt.

Pron heeft zich uitgebreid gedocumenteerd over ‘de tijd dat de wil zich manifesteerde’. De verhalen die tezamen het verleden van Hollenbach vormen zijn opgehangen aan historische figuren als Göring en de anarchistische dichter Erich Mühsam. Ook zijn er allerlei impliciete verwijzingen naar Duitse literatuur – zo heeft de vluchtende professor zijn schuilnaam Dietrich Hessling uit de anti-nationalistische Keizerrijkroman Der Untertan van Heinrich Mann geplukt.

Aan het eind van het gepuzzel heb je als lezer een verhaal gereconstrueerd, waarvan de verteller de betrouwbaarheid en betekenis prompt ter discussie stelt. Het gevolg van een discontinue geschiedsopvatting is immers fragmentatie en onzekerheid – de Ungewissheit waarmee het allemaal begon. Als je daar als lezer tegen kunt, en je laat je niet uit het veld slaan door bij vlagen stroef proza, dan kun je aan Het begin van het voorjaar veel genoegen beleven.

Joep Stapel

Patricio Pron – Het begin van het voorjaar. Vertaald door Arieke Kroes. Meulenhoff, Amsterdam. 264 blz. € 21,99.