Schaamte en schuld in literair memoir

In zijn in 1999 verschenen dichtbundel Zeer kleine liefde beschrijft Ted van Lieshout in fijnzinnige poëzie een ingrijpende jeugdervaring; als elfjarige jongen had hij een relatie met een volwassen man. Het zijn gedichten die een diepe indruk nalaten, veel blijft ongezegd, van de lezer wordt verwacht dat hij ‘tussen de nerven’ leest. De dichtbundel vormde geen afgesloten hoofdstuk voor de volwassen auteur: meer woorden waren nodig, er volgde een overstap naar proza, de toon werd explicieter. Het resulteerde in van Lieshouts debuut voor volwassenen, Mijn meneer (2012). Hoewel stilistisch minder subtiel, voegt de roman een genuanceerde, hoogst persoonlijke stem toe aan de eenzijdige maatschappelijke veroordeling van pedofilie. In Schuldig kind blikt de auteur nogmaals terug op die precaire periode uit zijn kindertijd. Directe aanleiding was de meermaals gestelde vraag hoe en in welke mate de relatie met ‘meneer Timmermans’ een invloed uitoefende op van Lieshouts verdere leven.

Wie vertrouwd is met van Lieshouts oeuvre, weet dat vorm en compositie minstens even belangrijk zijn als inhoud (cfk. de beeldsonnetten, de dialoog tussen de levende en overleden broer in Gebr.). Dat geldt ook voor Schuldig kind. Wanneer ‘oom’ Paul, de vriend van Teds moeder, na een hartaanval in het ziekenhuis wordt opgenomen, bidt de vijftienjarige Ted tot Maria voor een behouden afloop. Onverwacht krijgt hij antwoord, zij het van zijn oudere versie, de ondertussen volwassen auteur. Laatstgenoemde wil best in dialoog treden, maar niets over de toekomst vertellen; zo wordt de ‘jonge’ Ted als verteller én persoon in zijn waarde gelaten. Een lovenswaardig gegeven, dat echter weleens hapert: zo stelt de volwassen auteur gedurig vragen, nu eens als alwetend verteller, dan weer lijken grote delen van het verleden hem ontgaan:

U bent zelf een leugenaar! De ene keer doet u of u nergens iets van weet en de volgende keer weet u alles!

Toch ontstaat een gevoelvol portret van de jonge Ted als Außenseiter, die wel ‘anders’, maar niet ‘bijzonder’ gevonden wordt. Op zijn eenzame zoektocht naar genegenheid en liefde vindt hij slechts ‘enge mannen’ in donkere achterafstraatjes.

Ik ben door de wereld gaan lopen op zoek naar liefde. Maar ik kwam alleen mensen tegen die seks willen. Met mij, bedoel ik. Ik voelde me gevleid en ging erop in en dan hoopte ik dat de uitkomst liefde was. Om de een of andere reden kreeg ik dat niet gedaan.

Hij wordt bijna aangerand door een Turkse gastarbeider, laat zich door zwakbegaafde mannen strelen in ruil voor gratis consumptiebonnen, wordt door de volwassen auteur als ‘hoerenjongen’ bestempeld. Het brengt hem opnieuw bij de herinneringen aan ‘meneer Timmermans’ uit Mijn meneer, de volwassen man die ‘gratis aandacht en belangstelling’ gaf. Wanneer meneer Timmermans seks in de relatie introduceerde, verbrak Ted alle contact, al blijft hij hunkeren naar aandacht:

Ik vond dat ik de enige die ooit echt van mij hield – en die géén familie was en dus niet van mij hóéfde te houden – in de steek gelaten had.

Van Lieshout spreekt openlijk over zijn verwarde gevoelsleven, het verlies van onschuld, zijn seksuele ervaringen met onbekende mannen. Het resulteert in een allesomvattende en diepgaande psychologische roman, waarin de auteur ook zichzelf niet spaart. Gravend in herinneringen stuit hij telkens weer op een prangende vraag: zocht hij destijds andere mannen op vanuit een fundamentele gemis of was hij gewoon nieuwsgierig naar hen? Sluitende antwoorden zijn er niet; gebeurtenissen uit het verleden kunnen niet ongedaan gemaakt worden, om vervolgens een ander leven te creëren. Van Lieshout vat zijn literair memoir in soepele dialogen die de roman vormelijk dragen. De geijkte taal vinden voor een dergelijke ingrijpende, hoogst persoonlijke ervaring is geen evidentie, maar van Lieshout overtuigt met helder en geraffineerd proza, waarin zelden een woord teveel staat.

Na een kort intermezzo, bestaande uit de briefwisseling tussen Ted en meneer Timmermans – eerder opgenomen in Zeer kleine liefde – spreekt de jonge Ted in het gecursiveerde deel. Een verspringend perspectief, want de volwassen Ted neemt het woord, o.a. over de storm van reacties die Mijn meneer ontketend heeft; van Lieshout werd op internet zelfs als pedofiel geboekstaafd. Naar aanleiding van een pedozaak schreef van Lieshout het opiniestuk ‘Hoe schuldig is een pedofiel?’ voor het NRC Handelsblad, later door De Standaard overgenomen, dat integraal in de roman is opgenomen. Voor lezers van Schuldig kind klinkt het te sterk als morele verantwoording en dat had niet gehoeven. Tegelijkertijd heeft het genuanceerd stuk wel degelijk z’n waarde als krantenartikel, aangezien het via goedgekozen voorbeelden aan het denken zet.

Vraag blijft hoe en in welke mate de omgang met meneer Timmermans van Lieshouts latere leven beïnvloed heeft. Gedreven door schaamte en schuldgevoel herneemt de auteur een nieuwe poging. Handelde hij deels als het slachtoffer van kindermisbruik of heeft hij de regie van zijn eigen leven strak in handen gehouden? Probate antwoorden zijn er niet, maar ligt het antwoord niet al besloten in kritisch zelfonderzoek? Dat blijkt eveneens uit het ‘Nawoord’, waarin van Lieshout betoogt een genuanceerde visie te willen bieden op een beladen thema. Dat doet Schuldig kind ook, als opvallend openhartig memoir. Dat is niet hetzelfde als dé waarheid te willen prediken.

Wist Mijn meneer vooral inhoudelijk te overtuigen, zo vindt van Lieshout in Schuldig kind ook vormelijk en stilistisch de geijkte manier om een beladen thema tot literatuur te verheffen. De schuldvraag blijft onbeantwoord – niemand wordt geheel vrijgepleit – en precies die genuanceerde blik garandeert een intense leeservaring die moeiteloos genreconventies overschrijdt. En laat dat nu net de kracht van literatuur zijn.

Jürgen Peeters

Ted van Lieshout – Schuldig kind. Querido, Amsterdam. 216 blz. € 18.99