Vergetelheid

Deze week verscheen de door Nienke van Leverink samengestelde bloemlezing Queer, een boek met ’44 LHBT-hoogtepunten uit de naoorlogse literatuur van Nederland en Vlaanderen’. Een beetje gedurfd, want uitgeverijen doen meestal hun best om het homoseksuele karakter van een boek in eufemismen te verpakken die de verkoop niet schaden. Ik heb zo onderhand een antenne voor romans met een ‘bijzondere vriendschap’ of hoofdpersonen die ‘verrassende ontdekkingen’ doen.

Ik behoor glimmend van trots met een gedicht tot de 44 hoogtepunten. Opvallend is dat Gerard Reve niet in het boek voorkomt. Als er één schrijver is die belangrijk is geweest voor de homo-emancipatie dan is hij dat wel. Nienke van Leverink kan er echter niets aan doen dat Reve niet is opgenomen. Bij leven wilde de schrijver niet dat er werk van hem in bloemlezingen opgenomen zou worden en na zijn dood zorgt weduwnaar Joop Schafthuizen ervoor dat die lijn doorgetrokken wordt. Het verbod is van tafel, maar de financiële vergoeding die Schafthuizen vraagt is zo hoog dat een uitgeverij daar niet aan kan voldoen. Dat bleek vorig jaar toen Ilja Leonard Pfeijffer zijn megabloemlezing met Nederlandstalige poëzie samenstelde. ‘Ik wilde twaalf gedichten van Reve opnemen, maar zijn erfgenaam vroeg daar te veel geld voor.’ In 2011 stelde ik met Corrie Joosten Zacht gezicht aan zacht gezicht en Hij zag een kameraad in je samen over ‘bijzondere’ vrouwen- en mannenvriendschappen en ook wij liepen tegen het probleem aan dat er geen toestemming kwam van ‘Matroos Vos’. Dan maar niet.

Onze voorganger Hans Hafkamp stelde in 1979 het boek Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen samen. Hij loste het Reve-probleem als volgt op:

Gerard Reve bleek niet bereid toestemming te geven tot het opnemen van een aantal gedichten. Mijn keuze bestond uit ‘Leve onze Marine’, ‘Graf te Blauwhuis’ uit Nader tot U en ‘Dronken zeepost’ en ‘Een jongen’ uit Het Zingend Hart.

Natuurlijk mag een auteur of zijn erfgenaam zelf beslissen waar hij in komt staan, maar als je heel streng bent, holt je oeuvre nog sneller de afgrond van de vergetelheid in dan wanneer je wel in bloemlezingen terug te vinden bent. Er was een tijd waarin iedereen De Grote Drie van de Nederlandse letteren kende. Ik merk aan mijn studenten dat lang niet iedereen meer denkt aan Reve, Hermans en Mulisch. Net zoals de erfenis van De Grote Drie van het cabaret, Kan, Hermans – wel een andere – en Sonneveld, ligt te verpieteren op onafspeelbare video’s, cassettebandjes en langspeelplaten. Schafthuizen helpt Reve aan een versnelde literaire dood.

Coen Peppelenbos

(Foto: Bogaerts, Rob / Anefo, CC0 1.0)

Deze column stond in een iets kortere versie eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 20 mei 2017.