Het verdriet van zij die achterbleven

‘Ik kende de dood al heel lang, maar nu kent de dood mij ook.’ Sommige openingszinnen blijven hangen. Wellicht omdat ze mooi zijn, of diepzinnig. Omdat ze intrigeren of juist verwarren. De openingszin van Het einde van de eenzaamheid, geschreven door Benedict Wells, is zo’n zin. Het opent het ontroerende verhaal van Jules, de jongen die al op jonge leeftijd moet leren omgaan met de dood.

Na een intrigerende en veelbelovende startzin volgt Wells met een ronduit clichématig begin. Jules ligt in het ziekenhuis. Hij heeft een motorongeluk gehad en heeft twee dagen in coma gelegen. Nu hij weer bij is, komen herinneringen uit het verleden bovendrijven. Langzaam worden de herinneringen scherper. Jules neemt de lezer mee terug naar 1980; het moment dat zijn herinneringen beginnen: ‘Mijn gedachten gaan steeds verder terug in de tijd, voordat ze uiteindelijk bij de ramp belanden die mijn kinderjaren heeft overschaduwd.’

Vervolgens vertelt Jules in het tweedelige Het einde van de eenzaamheid over zijn jeugd. Gedurende lange tijd wijst Jules in zijn herinneringen angstvallig naar de toekomst. Talloze vooruitwijzingen in het verhaal moeten de lezer prikkelen. Er staat de lezer iets rampzaligs te wachten – iets waar Jules tot op de dag van vandaag last van heeft – en Jules weet overduidelijk al wat. ‘Gelukkig’ voor de lezer voltrekt de ramp zich na enkele inleidende herinneringen: Jules’ ouders komen om bij een auto-ongeluk. Hij en zijn broer Marty en zus Liz worden in 1984, wanneer Jules elf is, wees. Ze komen in een internaat terecht, waar ze elkaar vervolgens verliezen. Gescheiden van elkaar groeien ze min of meer uit tot volwassenen en proberen ze hun verdriet naar achteren te duwen: Marty door de financiële wereld in te duiken, Liz door zich nergens te binden en Jules door te werken in de wereld van de fotografie, iets wat zijn vader hem leerde. Jules ontmoet Alva en raakt bevriend met haar. Zij lijdt, net als hij. Haar zusje, Josephine, verdween plotseling en sindsdien kampt Alva met vragen en paniekaanvallen. Jules trekt lange tijd op met de mysterieuze Alva, in de hoop zijn leven op de rit te kunnen houden.

Het einde van de eenzaamheid moet het in eerste instantie niet hebben van een zeer bijzondere schrijfstijl of een complexe verhaalopbouw. De plot moet het doen. Wells begint beide verhaaldelen in het heden, om vervolgens in het verleden op chronologische wijze naar het heden te bouwen. Zijn verhaalstijl is vlot en aantrekkelijk, maar niet meer dan dat:

Op de natte rijbaan slipte ze en ze kwam op de andere weghelft terecht, waar ze frontaal tegen de Renault van min ouders botste. Twee mensen waren op slag dood. De jonge advocate overleefde het ternauwernood.

Wel beschrijft Wells Jules’ memoires als echte herinneringen: bij vlagen zeer gedetailleerd, bij vlagen uiterst vaag en niet-chronologisch. Lange tijd is daarbij de teneur triest. Jules herinnert zich vooral het verdriet en de enorme eenzaamheid die hij toen ervoer: ‘Maar het enige wat ik de jaren daarna van mijn zus opving was ruis.’

Maar juist dat plot ‘doet het hem’. Waar Wells Jules in het eerste deel van het verhaal de kans geeft te huilen om zijn jeugd, en zich te verschuilen achter de dood van zijn ouders, verandert deze teneur in het tweede deel. Langzaam wordt de roman haarscherp en komt de thematiek in beeld: ‘Een moeilijke jeugd is een onzichtbare vijand, dacht ik. Je weet nooit wanneer hij toeslaat.’ In een gelaagd verhaal, waar elk detail betekenis lijkt te hebben, beschrijft Wells hoe Marty, Liz en Jules op hun eigen manier omgaan met het verdriet en de onzichtbare vijand te lijf gaan. Bij vlagen blijft het verdriet en het negatieve overheersen, maar ook de andere kant wordt zichtbaar. Wells laat zien dat rouw, verdriet en eenzaamheid tot op zekere hoogte te bestrijden zijn. Je volgt de levens van Jules, Marty en Liz, ziet de verschillen en probeert angstvallig zelf grip op de situatie te houden. Wells creëert een situatie waarin je als lezer machteloos staat. Het is immers geweest en ‘gedane zaken nemen geen keer’. Je kunt louter hopen dat de geschiedenis anders zal verlopen dan dat hij verlopen is. Langzaam, en haast ongemerkt, ga je als lezer dieper mee in de herinneringen van Jules en deel je het verdriet en het gevoel van eenzaamheid.

En juist op dat moment slaat Wells toe. Met uiterst gedetailleerd en emotioneel sterk slot maakt hij een einde aan de eenzaamheid.

Marloes Otten

Benedict Wells – Het einde van de eenzaamheid. Vertaald door Gerda Baardman. Meulenhoff, Amsterdam. 300 blz. € 19,99.