Altijd al gedacht dat hij nooit iemand van hier zal worden

In een recent artikel in Vrij Nederland over het fascistische gehalte van onder andere de PVV staat dat verheerlijking van het geweld bij Wilders niet aan de orde is, maar de adder onder het gras is dat er met zijn retoriek wel geweld wordt voorbereid, dus mogelijk wordt gemaakt en in feite gelegitimeerd. Toen Trump wild om zich heen sloeg – let op de veelzeggende formulering – waren er diverse gewelddadige incidenten geïnspireerd door zijn woorden. Trump nam er volgens mij afstand van, maar als je haat predikt, dan is dat doorgaans niet zonder gevolgen. Populisten zou men ook terroristen kunnen noemen: mensen worden dusdanig opgehitst dat er een voedingsbodem ontstaat waarbij de daad gemakkelijk bij het woord gevoegd kan worden. Van het een komt het ander, denk aan de altijd actuele uitspraak van Heine dat waar boeken worden verbrand later mensen zullen worden verbrand. Gewelddadig of geweldloos, partijen als de PVV verheerlijken, zoals Fraukje Santing in een essay over Erdogan, het moderne Turkije en de Turks-Nederlandse gemeenschap onderstreept, de monocultuur: ‘De aandacht voor diversiteit bungelt onder aan het lijstje van prioriteiten,’ schrijft ze. Alles wat niet binnen het monoculturele straatje past, wordt afgewezen, gehekeld en als het zou kunnen vernietigd. Geen wonder dat in deze cultuur Turkse Nederlanders en Nederlanders met andere achtergronden teruggrijpen op hun roots, en met enige trots; als je voortdurend krijgt te horen dat je niets waard bent, zoek je elders liefde, dat zal iedere autochtoon begrijpen. Velen van hen zullen ook hebben geprobeerd om te intregeren. Altijd slechts een ‘buitenlander’ gebleven.

De idylle, een verhaal van Maurice Blanchot (1907-2003), uitgegeven door uitgeverij Parrèsia, lijkt over de terreur van de uniformiteit te gaan, althans zo lees ik het. Het is namelijk een surrealistische, kafkaëske parabel die in 1936 werd geschreven. Blanchot is een filosoof, maar hij schreef ook fictie en hoewel hij niet zo bekend is geworden als Sartre oefende hij, zoals in het nawoord van vertaalster Aukje van Rooden wordt verteld, grote invloed uit op bijvoorbeeld Foucault en Derrida. Zelf was ik zijn naam ooit tegengekomen in verband met Georges Bataille. Zijn werk is nogal hermetisch voor zover ik me kan herinneren, maar toen ik indertijd boeken las als De onuitsprekelijke gemeenschap was ik gefascineerd, misschien wel juist vanwege dat hermetische karakter. Aangenaam als het mysterie, dat het leven nu eenmaal is, niet wordt ontkend, maar juist omarmd. Mensen die een al te banale opvatting van het leven hebben moeten er ook zijn, maar toch zou je hun wat meer spiritualiteit willen toewensen. Fraaie titels bij Blanchot: De waanzin van de dag, Thomas de Duistere, Oponthoud van de dood. Titels die de schaduwkant van het leven belichten, zeer welkom dus hier in Underground.

In het nawoord bij deze uitgave staat dat Blanchot zich altijd in mysteriën heeft gehuld omtrent de betekenis van De idylle. ‘Het is voor mij onmogelijk,’ zo zegt Blanchot in een nawoord uit 1983 bij een bundel verhalen, ‘om te weten hoe deze teksten zijn ontstaan en aan welk verborgen verlangen ze moesten beantwoorden.’ De namen zijn vrijwel allemaal ontleend aan Dostojevski’s Aantekeningen uit het dodenhuis, over de strafkampen van Siberië, en Blanchot legt in 1983 een verband met de concentratiekampen, ‘waarvan de werkelijkheid op het moment van schrjven nog maar nauwelijks te bevatten was,’ aldus Van Rooden. De hedendaagse lezer, zo staat in het nawoord, heeft eerder de associatie met asielzoekerscentra en het migratievraagstuk, wat de reden lijkt dat Parrèsia met deze uitgave is gekomen. In het verhaal is er sprake van een ‘tehuis’ waarin een vreemdeling genaamd Alexander Akim ‘meteen na zijn aankomst in de stad’ aanbelandt. Hij vraagt een verpleger of hij snel weer tot de samenleving zal worden toegelaten, maar dat is niet aan de orde. En er moet werk worden verricht in de steengroeve: ‘Landlopers moesten nu eenmaal aan het werk worden gezet.’ Zinloos werk, want ‘het werk van een landloper hoeft niet veel nut te hebben.’

De onvrijheid wordt als een idylle voorgesteld, en als noodzakelijkheid: ‘Maar zijn we ooit vrij?’ vraagt de verpleger aan Akim, ‘kunnen we ooit doen wat we willen?’ Waaraan hij toevoegt: ‘En er zijn nog zoveel andere redenen om ongelukkig te zijn.’ Een oude man uit het tehuis zegt tegen hem: ‘Iedereen heeft hier zijn eigen gevangenis, maar in die gevangenis is iedereen vrij.’ Een verkoper in een antiquariaat in de stad is bovendien vol lof over het tehuis en zijn bewoners; hij beweert dat de inwoners van de stad ‘zichzelf maar al te graag iets ontzeggen om de vreemdelingen te ontvangen.’ De zelfverheerlijking van de monocultuur. Vervolgens laat hij hem een boek zien over het tehuis met daarin een lofrede op de strafmethoden van de staat. Even later zien we die geweldige methoden in de praktijk: in een loods wordt een jonge gedetineerde gegeseld, ‘die tijdens een koortsaanval vrijwel naakt door de stad had gelopen.’ De oude man blijkt overigens het tehuis uit te mogen, maar zijn leven is al voorbij. ‘Nee,’ zegt hij, ‘voor een man uit het gevang komt is alles afgelopen.’ Integratie: levenslang schuld afbetalen.

Akim eist zijn vrijheid op. ‘Het is echt een vreemde,’ antwoordt de vrouw van de directeur, ‘ik heb altijd al gedacht dat hij nooit iemand van hier zou worden.’ De directeur voegt daar even later aan toe dat zodra men niet meer het gevoel hebt een vreemdeling te zijn er geen enkel bezwaar meer is om weer vreemdeling te worden, en hij lacht. Enkele ‘schooiers’ in de loods zingen even later een wanhopig lied waarin wordt betreurd dat men ooit is weggegaan:

Land waar ik ben geboren,
Waarom ben ik weggegaan?
Mijn onschuld heb ik verloren,
En mijn voorspoed is vergaan,
De liefde voorbij,
Nooit meer vrij,
Enkel dood zal ik worden herboren.

Echter, als men terugkeert naar de plek van herkomst, zal men ook daar een vreemdeling worden. Eeuwige balling. Akim laat het er ondanks alles niet bij zitten, zijn vrijheidsdrang is te groot. Maar er is één iets waar de terreur van de uniformiteit op uitdraait. Tja, de dood als vrijheid opvatten, als manier om herboren te worden zoals het lied wil, zou al te cynisch zijn, maar het is soms de enige hoop voor de wanhopigen. De idylle is een klein boekje, maar van levensgroot belang om juist nu te lezen.

Johannes van der Sluis

Maurice Blanchot – De idylle. Vertaald uit het Frans door Aukje van Rooden. Parrèsia, Amsterdam. 64 blz. € 12,95.

(Afbeelding: Wikimedia commons)