Het thuisland als muze

Het is tijdelijk, denken de jonge revolutionairen Behsad en Nahid als ze kort na de revolutie Iran verlaten. De sjah is gevallen, maar de repressie van de nieuwe Islamitische partij komt steeds sneller dichterbij. Dagelijks worden er honderden dissidenten opgepakt, en als ook een goede vriend in de gevangenis belandt, weten ze dat het niet lang zal duren voor de politie ook bij hen aanbelt. Via Turkije arriveren de twee geliefden in Duitsland, het stof van de revolutie nog in hun kleren. In het naamloze stadje zitten ze nachtenlang aan de radio gekluisterd en wachten op nieuws uit hun verre thuisland. In Teheran worden martelaars gecreëerd, mensen die in de kerkers verdwijnen en voor hun familie een langzame, onzekere dood sterven. In Duitsland roept de inburgering, de nieuwe taal en de papieren.

Iran wordt een stille getuige die vanaf een plekje op de muur de immigrantenfamilie gadeslaat. Ze is geduldiger dan de tijd; ze blijft zitten in haar hoekje bij het plafond en ziet de jaren voorbij trekken. Ze zit er nog – een bloedende muze – wanneer Behsad en Nahid hun drie kinderen verwelkomen. Al wachtend op de terugkeer is de tijd hen voorbijgelopen; ze zijn ingehaald door hun eigen leven dat ankers uitgooide op de plek waar zij alleen maar hoopten te overleven. Nu leven er ze.

Als Laleh, de oudste dochter en het generatiegenootje van schrijfster Shida Bazyar, eindelijk naar Teheran terugkeert, is het alsof het slapende fata morgana van haar ouders zich met hernieuwde, bijna vervloekte passie op haar stort. De zon brandt fel op haar lange, zwarte kleding en de hitte nestelt zich in haar plots weke lijf. Waar ze in Duitsland zo vloeiend uit haar woorden komt, bloost ze hier en stamelt ze zich ongemakkelijk door de cultuurverschillen. Op straat scheren de auto’s suïcidaal rondom haar en grijpen onzichtbare handen zich onverschrokken tussen haar benen. De overdaad aan geuren en klanken die ze altijd al vermoedde achter het stille gelaat van haar vader, krijgt opeens een felle bijsmaak: is dit hete, stoffige paradijs het land waar haar ouders met zoveel liefde voor hebben gevochten? Houdt de vrijheid – waar ze, als eerbetoon aan haar ouders, nu bijna plichtsgetrouw van moet genieten – zich soms ergens verborgen? Laleh bewandelt de straten van Teheran als in een woordeloze droom. Alleen ’s nachts, als het stil is en koel, komt de stad dichterbij; en in die stilte verlangt ze naar huis.

Het verlangen naar huis loopt als een rode draad door deze debuutroman, ’s Nachts is het stil in Teheran, van de Duitse Shida Bazyar, wiens eigen ouders Iran ontvluchtten na de Islamitische revolutie. Ze begint haar verhaal in 1979 en eindigt in het heden; door de verschillende vertelperspectieven – vader, moeder, dochter, zoon, jongste dochter – ontrafelt ze, door de tijd gevlochten en getekend, het lot van een immigrantenfamilie in het hedendaagse Duitsland. We volgen de jonge Beshad in revolutionaire kringen in Teheran, bedwelmend als sigarettenrook en vol dromen over een betere, rechtvaardigere wereld. Zijn geliefde Nahid worstelt tien jaar later met een teruggetrokken bestaan in Duitsland, de ‘kille taal’ die haar nog steeds ontsnapt en een man die, net als zij, niet uit zijn woorden komt en in wiens ogen ze steeds minder vuur ziet schitteren. Ze zijn van idealistische jonge mensen geworden tot ouders die hun kinderen moeten vragen de formulieren van de vreemdelingendienst in te vullen; ze zijn losgeweekt van hun verleden, verkeren in een staat van stille ontreddering.

Als de kinderen aan het woord komen, treed het verdriet van de ouders pas echt op de voorgrond. De vader wordt een schim; de moeder komt tot leven tijdens een bezoek aan Teheran, twintig jaar na de revolutie. Opeens zijn de rollen omgedraaid: Nahid bloeit op ten midden van haar familie, lijkt een andere vrouw terwijl het Perzisch vloeiend uit haar aderen stroomt; Laleh, de dochter, praat zachtjes, ‘omdat ik intussen weet dat ik een accent heb, dat ze kunnen horen dat er iets niet klopt met mij en mijn woorden’. Waar de ene woordenstroom vloeit, stopt de andere. Er is liefde, maar een gespleten geschiedenis. De vader is thuisgebleven; hij wil niet terug naar een land dat zijn vrienden heeft vermoord. De zoon houdt zich bezig met demonstraties aan de Duitse universiteit en zijn eerste liefde. De levens gaan voort en nog steeds, meer dan dertig jaar later, zit de muze – het Iraanse thuisland – stil en zeker op de muur van hun Duitse flatje.

De kracht van deze roman schuilt in het inlevingsvermogen van Bazyar, dat zich naadloos laat gieten in de rol van vader, moeder, dochter, zoon; hun verdriet en verwevenheid is wat hen tot familie maakt; en ook deze familie is ongelukkig op haar eigen manier. En toch: de tijd kerft gaten in het eens zo geliefde thuisland; verdriet vormt zich om tot melancholie; en waar de kinderen thuis zijn, daar horen ook de ouders. De taal, die voor Laleh in Teheran een beklemmende bijwerking had, is voor Bazyar een bevrijdend geschenk: ze stroomt, zonder zich ook maar één enkele keer aan een steen te stoten. Ze heeft haar familiegeschiedenis in liefde gegoten, zonder sentimentaliteit, met een oog voor de tragedie die zich schuilhoudt in het hart van ieder mens. Dit is zo mooi gedaan dat je vermoedt dat de stille Iraanse muze dit talent bewust in haar heeft achtergelaten.

Ilse Josepha Lazaroms

Shida Bazyar – ’s Nachts is het stil in Teheran. Uit het Duits vertaald door Irene Dirkes. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 270 blz. € 19,99.