Walsen op de deuntjes van Stalins orgel

Wie ooit Kaputt las, de roman waarin de Italiaans-Duitse auteur Curzio Malaparte zijn ervaringen aan het oostfront te boek stelde, herinnert zich ongetwijfeld nog de onvergetelijke scène met de paardenkoppen die boven een bevroren meer uitstaken – de dieren waren op de vlucht voor een brand in het water gesprongen en in het ijs gevangen. Zelden werd de gruwel van de oorlog zo mooi beschreven: Malaparte was dan ook een volbloed estheet, of hij nu aan het front zat of in een Moskovische balzaal vertoefde; nu eens een provocateur, dan weer een uiterst innemende, dandyeske gentleman met veel aandacht voor vrouwelijk schoon (‘Madame Jegorova was beeldschoon, klein van gestalte, donker en gevat in zacht lichaamsvet als een parel in een fluwelen foedraal, en ze had ook de vochtige, kille zwoelheid, de wrede delicaatheid, de afstandelijkheid vol grijze schakeringen, de verstrooide, vage onbewogenheid van een parel’).

Het bal in het Kremlin handelt over de reis die Malaparte in 1930 maakte naar Moskou en Leningrad. Daar mengde hij zich hoofdzakelijk onder de zogenaamde ‘adel van de USSR’, de top van de Sovjet-Unie die zich eigenlijk grotendeels op dezelfde manier vermaakte als de vroegere tsaristische elite: met diners, theatervoorstellingen, bals, uitjes naar skioorden enzovoort. De roddels, intriges en amoureuze avonturen van dat milieu zouden zo uit een roman van Tolstoj kunnen komen, al moesten de hoogwaardigheidsbekleders van de nomenklatoera wel op hun tellen passen en hun rijkdom niet al te openlijk tentoonspreiden in de dictatuur van het proletariaat. Toen Stalin op een avond te veel dure auto’s bij de schouwburg zag staan, werden die op zijn bevel allemaal naar hun garages gereden en moesten de hoge heren en dames te voet in de regen naar huis.

De dreiging van de stalinistische zuiveringen hing iedereen boven het hoofd als het zwaard van Damocles. Getuige daarvan de passage waarin een hoge Sovjetpief zit te bridgen in de Griekse legatie. Wanneer enkele onbekende heren naar hem komen vragen, neemt hij afscheid met de woorden: ‘Ga maar door. Speel maar een partij met de dode.’ Of het echt gebeurde, is echter hoogst onzeker. Van Malaparte is immers geweten dat hij niet is doodgevallen van zijn eerste overdrijving of aperte leugen. Zijn bewering dat deze roman (!) ‘een getrouw portret van de marxistische adel van de USSR is’, moet dan ook even ernstig worden genomen als de triomfantelijke berichten die de Pravda destijds publiceerde over de overvloedige aardappeloogsten. Heel wat passages in het boek blijken achteraf historisch gezien gewoon niet te kloppen: zo beweert Malaparte dat hij mensen heeft ontmoet die al dood waren toen hij in Rusland was. Maar wat maakt het uiteindelijk ook uit, se non è vero…

Dat Malaparte met open armen werd ontvangen in Moskou, lag aan zijn politieke overtuiging, die voortdurend de meest grillige bochten maakte: aanvankelijk had de schrijver zich in Italië aangesloten bij Mussolini’s fascistische partij, maar nadat hij in ongenade was gevallen bij Il Duce en een tijdje in de gevangenis zat, bekeerde hij zich officieel tot het communisme. Toen hij het boek schreef, had hij echter weer een andere weg gekozen en was zijn liefde voor de bolsjewieken fel bekoeld: ‘Rond Stalins troon stond de nieuwe marxistische adel, die hebzuchtige, wrede, liederlijke clan van communistische bojaren, van parvenu’s en profiteurs van de revolutie, ballerina’s, actrices, proletarische merveilleuses, die de plaats had ingenomen van de aristocratie van het oude regime en die kort daarna, na vreselijke geheimzinnige processen, onder het vuur van de executiepelotons zou sneuvelen op de binnenplaats van de Loebjanka.’

Erg overtuigend komt Malapartes communistische overtuiging sowieso niet over, al deed hij wel enkele pogingen om zich onder het proletariaat te mengen. Kostelijk is zijn beschrijving van een stolovaja of Russische volkskeuken, waar hij in het gezelschap van arbeiders en studenten borsjtsj ging eten, maar vreselijk uit de toon viel met zijn nette pak en das, gekamde haar en verzorgde handen. Uiteindelijk voelde hij zich meer in zijn element als hij in de hogere kringen verkeerde: het deed hem duidelijk pijn aan het hart om te zien hoe een dame van de oude tsaristische beau monde wegens geldnood haar damesonderbroek van witte zijde probeerde te verpatsen.

Het bal in het Kremlin is trouwens een onvoltooide roman, al krijg je als lezer niet meteen die indruk. Vertaler Jan van der Haar legt in zijn nawoord uit dat het boek al grotendeels klaar was toen het postuum verscheen. Het had een drieluik moeten vormen met Malapartes twee andere meesterwerken, Kaputt en De huid. Dat er nu pas een Nederlandse vertaling van Het bal in het Kremlin is, ligt misschien aan het feit dat er pas in 2012 een vrij definitieve uitgave van de onvoltooide roman in het Italiaans verscheen. Maar ook de vertaling van Dagboek van een vreemdeling in Parijs dateert nog maar van 2014.

Terecht wordt Malaparte als een van de grootste naoorlogse Italiaanse schrijvers beschouwd. Als u zijn werk nog niet kende, laat dit boek dat de aanleiding zijn om u in zijn oeuvre onder te dompelen.

Daan Pieters

Curzio Malaparte – Het bal in het Kremlin. Vertaald door Jan van der Haar. De |Arbeiderspers, Amsterdam. 256 blz. € 19,99.