Leven, liefde en terrorisme

Moet een recensent zwijgen over zijn emotionele aandoeningen? Hij slaat het te bespreken boek dicht en alles in hem jankt. Rept hij dan van een mooi, ontroerend boek? Houdt hij zich groot, verbergt hij zijn tranen voor de lezers? Dat is waarschijnlijk wat de intellectualistische code van zijn beroep hem voorschrijft. Hij dient, onaangedaan als een anatoom, het boek laag voor laag open te snijden, hij dient verbanden en verbindingen te leggen, hij dient, al analyserend, door te dringen tot de kern, deze bloot te leggen en te verklaren. Hij dient het boek te plaatsen in een oeuvre, in een stromlng, in een tijd. Hij dient te citeren, hij dient citaten thuis te brengen. Hij dient het boek te lezen met zijn verstand.

Maar het boek heeft hem geraakt en alles in hem jankt. Moet hij daarover zwijgen? Cirkel in het gras, zes jaar na Opwaaiende zomerjurken de tweede roman en het derde boek van Oek de Jong, is een verpletterend boek. Alles in mij jankt. De 431 bladzijden hebben mij geraakt tot in het diepst van mijn ziel. Het is alsof de schrijver nooit eerder gehoorde waarheden over het leven verkondigt die ook buiten de context van.het boek van toepassing zijn, die universele geldigheid hebben, die de lezer in staat stellen zich met het leven te verzoenen. Het is een krachtig boek voor wie bereid is zich aan die kracht te onderwerpen.

De recensent zwijgt over zijn geluksgevoel en zijn tranen. Hij zegt: Cirkel in het gras is een boek over geven en nemen, over de onmogelijkheid te geven en de onmogelijkheld te nemen. Hij schetst in het kort de inhoud van het boek. Anders dan in Opwaaiende zomerjurken, waarin het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van één persoon, de op de schrijver gelijkende Edo Mesch, is Cirkel in het gras een roman waarin drie figuren gelijkelijk de hoofdrollen spelen. Daarnaast zijn er enkele belangrijke bijrollen. De schrijver is alom aanwezig en alwetend, en daardoor tegelijkertijd in het verhaal afwezig. Hij is het medium waardoor wij de bewegingen en de gedachten kennen van Hanna Piccard, van Andrea Simonetti en van diens dochter Leda.

Hanna Piccard is een Nederlandse journaliste die voor de krant die het motto Lux et Libertas in het vaandel draagt gedurende twee jaar het correspondentschap in Rome vervult. Tijdens een wandeling door de stad wordt ze tussen de zuilen van een portico geraakt door de onbeschaamdheid waarmee een man kijkt naar een vrouw die in een bloemenstalletje haar man de krant voorleest. In luttele bladzijden weet De Jong tussen de Nederlandse en de kijkende man een spanning op te bouwen die slechts kan leiden tot het onvermijdelijke, later: een ontmoeting, toevallig, en de onvoorwaardelijke overgave die daarop volgt. Hanna zoekt geborgenheid, letterlijk, want het regent dat het giet, en ze is alleen in Rome.

Een onbevredigend bedavontuur met een anonieme Italiaan heeft haar eenzaamheid versterkt. In Amsterdam had ze afscheid genomen van de man met wie ze negen jaar lang had willen trouwen. Over hem vernemen we weinig, hij treedt één keer in persoon op, maar op de achtergrond is hij er voortdurend als de stabiele factor in Hanna’s leven.

Als de man tussen de zuilen eenmaal aan haar is voorgesteld als Andrea Simonetti slaat bij beiden de verwarring toe. Hanna wacht af en is teleurgesteld als Andrea geen toenadering zoekt. Een zeiltocht waarvoor hij haar ten slotte uitnodigt, brengt hen nader tot elkaar. Ook in Opwaaiende zomerjurken speelde een zeiltocht die een haast bovenmenselijke krachtsinspanning van Edo Mesch vergde een louterende rol. Het gaat Simonetti echter te snel, hij schrijft: ‘Komt daar volgetuigd en al een kantoor binnenzeilen en eist botweg mijn overgave. Ik kan niet tegen dwang. Weg van mij! Je staat in mijn licht.’

Toch zwicht hij, en niet veel later trekt Hanna bij hem en zijn dochter in. In deze driehoeksverhouding, wordt de jaloezie langzamerhand overwonnen en ontwikkelt Leda zich van kind tot jonge vrouw die zich erbij neerlegt dat zij haar vader moet delen met zijn geliefde. Zij fantaseert zich haar eigen geliefde, een man die zij bij toeval zag op Schiphol, na een bezoek met Hanna en Andrea aan Amsterdam, en in wie zij de zwemmer Jan Zocher meende te herkennen. Deze al of niet imaginaire figuur trekt haar de wereld
der volwassenen binnen.

Als journaliste verslaat Hanna voor haar krant de ontvoering van Aldo Moro door de Rode Brigadisten. In een tweegesprek met Andrea wordt het terrorisme een ziekte genoemd: de machthebbers ‘vergeten dat de samenleving een lichaam is, een organisch geheel, en dat een aandoening van de luchtwegen tenslotte een ziekte van het hele lichaam is, want het kan eraan te gronde gaan,’ aldus de man, waarop Hanna antwoordt: ‘Dankzij die ziektes blijven wij gezond.’

Later noemt Simonetti het terrorisme ‘een ziekte van een bepaald type samenleving’. Hij doet dat in een brief aan Hanna die dan al bij hem weg is en voor haar krant een verhaal moet schrijven over de gewelddadige dood van Aldo Moro. De brief is een knappe analyse van de Italiaanse samenleving in het grotere geheel van de Westeuropese cultuur. ‘De vitale doodsdrift van de terrorist en het levensmoede cynisme van de machthebber hebben een gemeenschappelijke bron: het onvermogen om het pantser van het intellect te breken en het gevoel van gescheiden zijn op te heffen (…). Dit betekent dat we ons een ander idee over het individu en zijn bestaan dienen te vormen — een idee dat meer ruimte biedt.’

Omdat de lezer dan al op de hoogte is van wat er na anderhalf jaar samenleven met Hanna en Andrea is gebeurd (hij heeft haar de trap afgesmeten) en waarom dat is gebeurd (zij was er verontwaardigd over dat hij haar een cruciaal gedicht waar hij lange tijd aan had gewerkt niet had laten lezen), weet hij dat deze woorden niet alleen op de grootschalige samenleving slaan, maar ook op die van één man en één vrouw.

‘Het onvermogen om het pantser van het intellect te breken’, daarover gaat naar mijn mening Cirkel in het gras. Slmonettl schrijft: ‘Het splitsende, benoemende en begrenzende intellect geeft ons de indruk, en het is niet meer dan een indruk, dat we gescheiden zijn van de wereld en van onszelf. Uit dit bewustzijn van gescheiden-zijn, uit deze illusie, ontstaat een verlangen naar eenheid dat vele gedaanten aan kan nemen (…).’ Het is naar eenheid dat Hanna Piccard verlangt, naar harmonie, maar wat zij geeft kan hij niet nemen omdat hij niet kan geven. Hij ondergaat haar aanwezigheid hoe langer hoe meer als verstikkend, hij, de man die zo graag het woord ‘verlossing’ in de mond neemt. Verlossing is gelegen in het opheffen van de illusie.

Eerder in het boek wordt verliefdheid met gewelddadigheid vergeleken, ‘een manier om jezelf te laten voelen dat je in leven bent.’ ‘leder wil van tijd tot tijd zo scherp mogelijk voelen dat hij in leven is. Wanneer is die gewaarwording het sterkst? Zodra je in je zekerheden wordt aangetast of gedwongen bent
om ze los te laten. Verliefd worden is een manier om dat te ervaren. Simonetti zegt het tegen de oude man Zuccarelli die een bijrol op de voorgrond speelt. Zijn verdrinkingsdood geeft een zekere verlossing. Het lijkt wel of Hanna en Andrea, onbewust, want ze horen pas later van zijn dood, hierdoor de kracht krijgen om elkaar los te laten. De lafheid overwonnen.

Water is in Cirkel in het gras alom aanwezig. De regen, de zee, het bad, de rivier waaraan Hanna als kind woonde. Het water stroomt van niets naar niets in een eeuwigdurende cirkelgang zoals het leven waarop al evenmin greep te krijgen is. Het water slijpt de stenen glad, de stenen die Hanna ooit uit een Italiaanse beek raapte en op de bodem van haar bad heeft gelegd, de stenen die zij eindeloos rangschikt.

Oek de Jong, de schrijver, is zoals gezegd in het boek afwezig, maar niettemin heeft hij de stenen gerangschikt, zodat een verpletterend boek ontstond. Een pessimistisch boek? In zekere zin. ‘Aardse en hemelse liefde. Hoe deze twee te verenigen in de liefde voor een en dezelfde persoon. Het lijkt mij onmogelijk,’ schrijft Hanna aan Andrea als ze weer terug in Nederland is.

Niemand met verstand zal zich illusies maken. Maar wie verliefd is, verliest zijn verstand, verliefd zijn is een ziekte waarvan de genezing meer pijn doet dan de ziekte zelf. De Jong verleidt zijn lezers ertoe zich illusies te maken, want hoewel duidelijk is tot welk onontkoombaar einde het boek moet leiden, is er, tot op de laatste bladzijden, de suggestie dat de wederzijdse liefde zal overwinnen. Maar hoe die te overleven?

Cirkel in het gras is een vol boek. Het staat vol met verhalen en bijverhalen, met ideeën, met toespelingen, met citaten en verwijzingen. Ik heb het net uit, en alles in me jankt. Het is een van die zeldzame boeken waarover nog jarenlang gesproken zal worden.

Frank van Dijl

Oek de Jong – Cirkel in het gras. Meulenhoff.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk van 1 juni 1985.