Grunberg laat lezer geen ruimte om naar adem te happen

Zo overzichtelijk zit de wereld niet in elkaar dat je kunt spreken van een strakke scheidslijn tussen bedriegers en bedrogenen – en al helemaal niet de wereld van Arnon Grunberg. Bedrogenen bedriegen, bedriegers worden bedrogen. ‘(-) de mensen [willen] niets liever dan bedrogen worden, (-) de wil om te leven [is] feitelijk niets anders dan de wil om bedrogen te worden’, probeert Roland Oberstein in Grunbergs nieuwe, achtste roman Huid en haar uit te leggen aan zijn zoontje.

Het is een verbluffend boek. In het geval van Arnon Grunberg moet je zeggen: wéér een verbluffend boek. Met achteloos gemak laat de schrijver zijn personae dramatis naar zijn pijpen dansen, beschrijft hij academische milieus in de Verenigde Staten en in Leiden alsof hij er zelf dagelijks in verkeert en maakt hij van seks een economisch goed, vooral in overspelige situaties.

Grunberg gunt de lezer ruim vijfhonderd bladzijden lang nauwelijks tijd en ruimte om naar adem te happen. Ondubbelzinnig en meedogenloos is de conclusie dat ondanks alle beschaving en geleerdheid het kwaad zal overwinnen. Dat is misschien cynisch en zeker verontrustend, maar wie verwacht van Grunberg een verhaal over koetjes en kalfjes? Door de ongelooflijke vaart die hij erin houdt en zijn humor is de roman nergens zwaar. Wel ernstig. Als het er zo met de mensheid voorstaat, is de mensheid verloren.

Oberstein is econoom, hij is al tien jaar bezig met onderzoek ‘de geschiedenis van de bubbel’: schaarste creëert vraag, vraag creëert hysterie en dan spat de zeepbel uiteen. Alles moet wijken voor zijn onderzoek, ook zijn gezinsleven. Als hij docent kan worden aan een universiteit in Amerika, laat hij zoon en vrouw achter in Amsterdam. Zijn schuldgevoel koopt hij af.

Zijn liefhebberij is de economische oorsprong van dictatuur en volkerenmoord. Uit dien hoofde ontmoet hij de Amerikaanse Lea Ranzenhofer die zich heeft gespecialiseerd in de man die de gaskamer perfectioneerde. Ze delen het bed, terwijl hij er na zijn scheiding een vriendin op nahoudt (die hem bedriegt) en zij is getrouwd met een een plaatselijke machthebber die zijn functie misbruikt om een pakjesbezorger aan zijn wil te onderwerpen.

Andere rollen zijn weggelegd voor de ex van Oberstein, een tandarts, en hun zoontje, de vriendin van Oberstein, een studente van Oberstein; alles bij elkaar een bonte verzameling.

De monomane Oberstein is binnen het web dat Grunberg in Huid en haar heeft gesponnen onmiskenbaar de hoofdfiguur, maar zoals op de laatste bladzijde zal blijken niet de spin in het web. Er gaat niets boven politieke macht. Wie politieke macht heeft en goed wil doen, kan veel voor elkaar krijgen. Wie politieke macht heeft en kwaad wil, krijgt meer. Zelfs Oberstein heeft uiteindelijk de werkelijke spin in het web nodig om te kunnen overleven: Oberstein, die de mens een overlevingsmachine noemt, moet zich overgeven. Hij is dan allang de beschaafde wetenschapper niet meer die hij dacht te zijn.

Bedriegers, bedrogenen – het zijn niet per se bevolkingsgroepen die door schrijvers tot nog toe onopgemerkt zijn gebleven. In het werk van Willem Frederik Hermans wemelt het ervan, bedrog is de motor van zíjn universum. Net als enkele van Hermans’ romans speelt Huid en haar zich af in academisch kringen van specialisten, kenners en ingewijden die conferenties over de hele wereld bezoeken en elkaar ten diepste haten.

Toch is de beroepsmatige rivaliteit tussen wetenschappers niet het belangrijkste thema van deze roman; het gaat eerder om alles wat wetenschappers afleidt van het najagen van hun ambitie. ‘Ambitie is energie die vrijkomt bij het overwinnen van angst,’ luidt een van de als ready-mades vermomde aforismen waarmee Arnon Grunberg deze roman heeft doorspekt. ‘Seks is een variatie op beleefdheid,’ is een andere en: ‘Eigenlijk is al het bedrog een schreeuw om aandacht’ is er nog zo een.

Een proeve van groot schrijverschap.

Frank van Dijl

Arnon Grunberg – Huid en haar. Nijgh & van Ditmar.

Deze recensie verscheen eerder in HP/De Tijd van 30 oktober 2010.