Welke puzzel leggen we eigenlijk?

Gerbrand Bakker mopperde laatst in een interview dat zijn vorig jaar verschenen roman Juni door de kritiek volledig was afgebrand. Daarmee doet hij zichzelf te kort, zoals blijkt uit de recensies waaruit hij op zijn website fragmenten publiceert. Hooguit kan hij zeggen dat de ontvangst gemengd was. Zelf noemde ik het boek op deze plek voor zeventig procent geslaagd. Ik wees op de losse eindjes en de vele details die telkens vanuit een ander perspectief opduiken, daarmee de vaart uit het verhaal halend. Niettemin bewaar ik er prettige herinneringen aan.

Betrekkelijk kort na Juni is nu De omweg verschenen, een roman die zich afspeelt in de maanden november en december en niet op het Noord-Hollandse platteland maar in de countryside van Noord-Wales. Ook in andere opzichten is de opzet van dit boek anders, maar het is goed om eerst te kijken naar de overeenkomsten.

Zowel in Juni als in De omweg is de verteller alwetend. Hij betrekt de lezer ook nu in zijn complot door hem informatie aan te reiken die hij zijn personages onthoudt. Hij doet dat beetje bij beetje, goed gedoseerd, zodat je als lezer voortdurend op het puntje van je stoel zit. Wat is hier aan de hand? Waarom is deze vrouw in een verlaten boerderij in een verlaten uithoek van Wales getrokken? Wie is zij, waar komt zij vandaan? Uit Nederland, kennelijk, want op bladzijde 15 is sprake van een fotolijstje van de Blokker. Enkele bladzijden later wordt deze veronderstelling bevestigd.

Zo komen er steeds meer puzzelstukjes op tafel, maar welke puzzel leggen we eigenlijk? De personages heten simpelweg ‘de vrouw’, ‘de man’, ‘de schoonvader’, ‘de huisarts’, ‘de agent’ enzovoort. De vrouw is onmiskenbaar de hoofdpersoon. Aan haar doen en laten zijn de meeste van de 61 hoofdstukken gewijd. Allengs blijkt dat zij aan een universiteit verbonden was waar zij aan haar promotieonderzoek over de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werkte. Er was iets met een student, een schandaal dat haar haar baan kostte.

Wat er precies aan de hand is geweest, laat Gerbrand Bakker raden. Hij beschrijft haar als een sensuele vrouw, iemand die zich zeer bewust is van haar lichaam.

In het begin van de roman legt ze zich naakt op een door de zon verwarmde steen waar een das nieuwsgierig tussen haar benen kruipt. Ze schrikt, het beest schrikt, het bijt in haar voet. Het door haar gezochte isolement moet ze opgeven voor een bezoek aan de dokter als pijn bezit neemt van haar lichaam.
Enkele keren onderbreekt de schrijver het verhaal van de vrouw om haar man en haar ouders te laten gissen naar het waarom van haar verdwijning. Tot een privé-detective haar heeft opgespoord, hebben ze zelfs geen idee waar zij zit. Uiteindelijk blijkt dat de vrouw niet zozeer is gevlucht vanwege het akkefietje met de student, maar omdat ze ongeneeslijk ziek is. Als een doodzieke kat trekt ze zich doelgericht terug om in eenzaamheid te sterven, haar laatste taak. Pas als haar man bij het landhuis is aangekomen en we kunnen vermoeden dat ze dood is, krijgt ze een naam. Agnes heette ze.

Tegen de plaatselijke boerenadonis die in haar laatste weken voor haar zorgde, soms tegen haar wil, en die op haar aandringen in de laatste nacht die zij in het huis zou doorbrengen de liefde met haar bedreef, als de ultieme bevestiging van haar lichamelijkheid, had ze gezegd dat ze Emilie heette. Ze wist dat hij wist dat ze loog.

De roman is geschreven in zachte herfsttonen zoals die worden aangeleverd door het Welshe landschap. Overal is verval, het leven hangt van toevalligheden aan elkaar en dan ga je dood. Een somber boek dus? Welnee! Weemoedig, ja, maar Gerbrand Bakker maakt het onontkoombare draaglijk met zijn mildironische pen.

Frank van Dijl

Gerbrand Bakker – De omweg. Cossee.

Deze recensie verscheen eerder in HP/De Tijd van 13 november 2010.