Met z’n allen achter het grote zwarte paard

Het enige wat tegenvalt aan de prijswinnende roman Wil van Jeroen Olyslaegers is de allerlaatste bladzijde. Nadat we een heel boek gelezen hebben over Wilfried Wils die zijn levensverhaal vertelt aan zijn achterkleinzoon wordt op bladzijde 333 alles in een postmoderne kluts gegooid.

Want als gij, mijn toehoorder, niet bestaat…
Wie zegt dat iemand zoals ik besta?
Wie zegt dat wij bestaan?
Gij niet.

Daarmee wordt het hele boek weer eens gereduceerd tot een spel van waarneming en verbeelding en die explicitering daarvan lijkt me een beetje passé. Ja, wij lezers weten ook wel dat jullie schrijvers weten dat literatuur een spel met woorden is en dat de romanwerkelijkheid een gefingeerde werkelijkheid is.

Misschien raakt die laatste bladzijde me als een natte dweil in het gezicht, omdat het Olyslaegers lukt om die stem van Wilfried Wils erg authentiek te laten klinken in de rest van het boek. Wils stokoud, alleen nog geholpen door zijn verzorgster Nicole en voor de rest overgelaten aan zijn herinneringen lijkt nog één keer zijn kant van de geschiedenis te willen vertellen. Het is geen fraaie historie, omdat hij als agent een dubbelpositie inneemt tijdens de Tweede Wereldoorlog in Antwerpen. Aan de ene kant helpt hij de joodse man Chaim Lizke onderduiken, al moet er wel bij gezegd worden dat er andere motieven meespelen. De vader van zijn vriendin en latere vrouw, een slager, heeft de onderduikplaats geregeld, al is het dan voornamelijk uit financieel gewin. De broer van zijn vriendin, Lode, zit bij het verzet en helpt ook de onderduiker in leven te houden. Om de boel een beetje gecompliceerder te maken heeft Lode een geheime liefde voor Wilfried.

Maar Wilfried hoort ook bij het systeem: als er joden opgepakt moeten worden, dan is hij een van de politieagenten die gewoon meewerkt. De scènes die Olyslaegers daarbij beschrijft zijn hard en meedogenloos. Van Wilfrieds eigen opvattingen merk je niet zoveel. Alleen als hij dronken is, lijkt zijn ware aard boven te komen, maar dat is in een oorlog waar je op je woorden moet letten niet een toestand waar je vaak in moet verkeren.

En er is ook nog de uitweg van de literatuur. Wilfried heeft ook ambities als dichter, hij spiegelt zich aan Paul van Ostaijen, maar zijn talent zal na de oorlog, als dichtende agent, niet voldoende zijn om zich geheel aan de muze te wijden. De eerste stappen binnen de literatuur zet hij aan de hand van een collaborerende man, Nijdig Baardje genoemd, die hem in contact brengt met dichters als Rimbaud. De letteren betekenen een bevrijding uit zijn eigen benauwde milieu, al is het een ironische speling van het lot dat de man die hem de goede boeken geeft zelf zulke slechte politieke ideeën koestert. Maar het is wel de tijd waarin Angelo, de dichtersnaam van Wilfried, als een tweede persoonlijkheid tot leven komt.

Wil is een roman waarbij iedereen sjoemelt met zijn principes. Heel komisch gebeurt dat met de bijfiguur tante Emma die in de oorlog een Duitse officier als geliefde heeft en na de oorlog opeens met een Canadese indiaan op de proppen komt. Liefde en pragmatisme gaan hand in hand. Tijdens de oorlog zorgen de collaborateurs, handelaren, politici, er al weer voor dat ze na de oorlog een excuus hebben. Je weet maar nooit hoe de geschiedenis verloopt.

Ongetwijfeld, o achterkleinzoon roken ze toen al de geur van nieuwer brood, van een normaliteit met weer andere heersers. Ik rook niks. Ik zat er middenin. Ik overweeg eens het een, dan weer het ander. Wat de een tegen me zei liet ik botsen met wat een ander me had toevertrouwd. Angelo in mij zag geen normaliteit, het waren eerder allemaal opportuniteiten om het leven een draai te geven, zo’n grote draai dat alles uit zijn hengsels vloog, dat de paarden van de paardenmolen met schuim op hun bek de straten in draafden, met z’n allen achter het grote zwarte paard waarop ik mezelf zag gezeten, met mijn waarheid achter een grijnzend masker.

Dit lange citaat toont ook aan hoe Olyslaegers schrijft: mooi geconstrueerde zinnen vol beeldspraak en met een woordkeus die je bij Nederlandse auteurs nauwelijks meer tegenkomt.

Het lijkt of elke generatie Vlaamse schrijvers een roman over de houding van hun landgenoten tijdens de bezetting weet te schrijven: Gerard Walschap met Zwart en wit, Hugo Claus natuurlijk met Het verdriet van België en nu is er opnieuw een uitstekend boek bij gekomen: Wil van Jeroen Olyslaegers.

Coen Peppelenbos

Jeroen Olyslaegers – Wil. De Bezige Bij, Amsterdam / Antwerpen. 336 blz. € 19,99.