Afleiding is het sleutelwoord

Met Boy 7 schreef Mirjam Mous zich enkele jaren geleden in de kijker. De intrigerende jeugdthriller stelt pertinente vragen naar identiteit en behandelt op kritische wijze de uitwassen van moderne informatietechnologie. Boy 7 werd herwerkt tot theaterstuk en verscheen in 2015 op het witte doek. In sneltempo volgden nog meer titels, zoals Password (2012), Test (2013), Virus (2015) en 2C (2016), maar deze jeugdthrillers konden het hoge niveau van Boy 7 in het geheel niet evenaren.

In Mous’ nieuwste boek vormt het verdachte overlijden van Herman Van Romondt de katalysator. Terwijl de ordediensten zijn dood als ongeluk catalogiseren, vermoeden Hermans nichtje Jools, Mink en zijn beste vriend Sebas kwaad opzet, temeer omdat de journalist aan een belangrijk artikel werkte dat zou ‘inslaan als een bom’. Aangezien de volwassenen nauwelijks geloof hechten aan dergelijke complottheorieën, besluiten Mink en co zelfbewust de waarheid aan het licht te brengen. Een clichégegeven, dat veelal de geloofwaardigheid aantast. Ook Het Eos-project is daarvan niet vrij: het drietal bevindt zich al snel in een netwerk van nepotisme, corruptie en chantage waarbij de notabelen van het dorp betrokken zijn. Het persoonlijk onderzoek van de jongeren dreigt – nogal voorspelbaar – geheel uit de hand te lopen wanneer de misdadigers lucht krijgen van hun inmenging.

De plot mag dan niet bijster origineel zijn; Mous weet de spanningsboog behoorlijk goed op te bouwen. Het Eos-project begint niet toevallig in medias res met een opgejaagde Mink verdacht van de aanval op z’n vriendin Jools. Ieder vorm van aanknopingspunt of context ontbreekt, zodat Minks beklemming en onzekerheid haast voelbaar worden. Binnen een vrij strakke structuur integreert Mous een veelvoud aan tijdsprongen en cliffhangers, die het verhaal in een ruimer kader plaatsen. De personele vertelinstantie focust op meerdere personages; namen en datums prijken boven ieder hoofdstuk, zodat de focalisatie steeds duidelijk blijft. Hoewel je als lezer meerdere verhaallijnen volgt en een bredere kijk hebt dan de personages, blijkt lang niet alle informatie betrouwbaar of zelfs van belang. Om het met een cliché te zeggen: het verhaal construeren is als een puzzel oplossen, een vergelijking die in de tekst evenmin ontbreekt: ‘Het was alsof hij een puzzel probeerde te maken van stukjes die niet in elkaar pasten.’

Wanneer de verschillende verhaallijnen samenkomen, doorziet Mink als eerste het complot. Daarmee zijn z’n persoonlijke problemen nog niet opgelost; voor de buitenwereld blijft hij een verdachte. Telkens wanneer het privéonderzoek van het drietal lijkt vast te lopen, voorzien enkele deus-ex-machina figuren en loslippige volwassenen het geheel van nieuwe feiten. Een cliché als een ander in dit genre, dat de geloofwaardigheid van de plot echter wel aantast. Wie benieuwd is naar de afwikkeling van de misdaad, is eraan voor de moeite. Het einde wordt snel afgeraffeld; zoals wel vaker in dit soort literatuur wordt volstaan met een beknopte samenvatting van de afloop, gepresenteerd als losse scène waarin de personages terugdenken aan het gebeuren. En dat is teleurstellend, ja.

Nog zo’n heikel punt in thrillers voor jongeren – en bij benadering ook voor volwassenen – blijft de karakterisering. Bordkartonnen personages spelen veelal een strak omlijnd rolletje in een vastgelegd script. Met een minimum aan uitdieping ontstaan slechts ééndimensionale typetjes. Dat gold eerder ook voor Mous’ jeugdthrillers. In Het Eos-project brengt de auteur het er beter vanaf. Van geslaagde round characters kan nog geen sprake zijn, maar met Mink creëert Mous een geloofwaardig personage.

Stilistisch blijven Mous’ verhalen sterk aan de oppervlakte, en dat is hier niet anders. Vergelijkingen en beelden zijn niet aan de auteur besteed en verworden al snel tot clichés:

De duisternis voelde als een veilige jas.
De stilte bouwde een muurtje tussen hen in.
Zijn woorden waren als warme chocoladesaus.

Een enkele vergelijking is vergezocht en schampt daardoor volledig af:

‘Herman had een baard van twee dagen en flinke wallen – alsof hij een poffertje doormidden had gesneden en onder elk oog een helft had geplakt.’

Het Eos-project kent een overtuigend verhaalbegin in medias res met een sterk vormgegeven spanningsboog via tijdsprongen, een complex netwerk van insinuaties, wisselende focalisators en goed geplaatste cliffhangers. Bij de uitwerking van de plot valt Mous te makkelijk terug op bestaande scripts, zoals jongeren die de functie van ordediensten makkelijk overnemen, deus-ex-machinafiguren en een resem toevallige ontmoetingen. Het zijn doorzichtige kunstgrepen, die in combinatie met het snel afgehaspelde einde de geloofwaardigheid serieus aantasten, waardoor Mirjam Mous met Het Eos-project haar ambities niet geheel kan waarmaken.

Jürgen Peeters

Mirjam Mous – Het Eos-project. Van Holkema & Warendorf, Houten. 304 blz. € 18.99.